Lezingen:
De lezingen die we straks gaan horen lijken een totaal andere
sfeer te ademen dan wat we de afgelopen twee zondagen hier gehoord
hebben. Alsof er iets ingeperkt wordt wat eerst alle ruimte kreeg.
In de overweging wil ik dan ook bij beide kanten stil staan: bij
de overwegingen van Alet en Diana en bij de lezingen van vandaag.
Hoe verhouden die zich tot elkaar en wat geeft dat ons nu te denken?
Vandaag is het ook Vluchtelingenzondag. Misschien heeft u deze
week de posters van deze campagne van de Stichting Vluchteling
op de stations zien hangen. Of heeft u er ergens anders iets van
gehoord of gezien. Deze week wil de Stichting Vluchteling, waarin
o.a. vele kerken en de UNHCR samenwerken, vooral aandacht vragen
voor de 35 miljoen vergeten vluchtelingen en ontheemden. De slachtoffers
van conflicten die uit ons nieuws verdwenen zijn of er zelfs nooit
in tevoorschijn zijn gekomen. In Bhutan of Birma, Soedan, Georgië
of Azerbeidzjan.
Achterin het boekje vindt u uitvoeriger informatie over de Stichting
Vluchteling. Deze dienst zal niet helemaal in het teken staan
van Vluchtelingenzondag. Wel is er gebruik gemaakt van de liturgiesuggesties
die uitgegeven zijn.
Je kunt het eigenlijk niet hebben over de lezingen van vandaag
zonder stil te staan bij de diensten van de afgelopen twee zondagen.
Wat er toen gezegd is, lijkt ergens te botsen met de boodschap
die uitgedragen wordt door de lezingen die we zojuist hoorden.
Alet sprak twee weken geleden over het huis van God. Vooral over
hoe de gemeenschap het huis van God vormt, en niet het gebouw.
Twee citaten om dit te illustreren:
"Niet de uiterlijke pracht en praal zijn maatgevend bij God,
maar de hartstocht waarmee je echt van mensen houdt, is bepalend."
Ook zegt ze dat het goed is met de gemeenschap in restauratie
te gaan. "Het tot een solide godshuis te maken, niet door
allerlei regels en wetten maar door te versterken wat ons tot
gemeenschap maakt en dat is omzien naar elkaar en zorgen dat er
niemand verloren gaat. We bouwen met levende stenen waarbij God
de enige architect is die kan aangeven hoe op zijn goede fundamenten
een nieuw huis gebouwd kan worden."
Diana benadrukte vorige week dat het er niet om gaat om verkrampt
of uit eigenbelang het goede voor een ander te willen doen. Het
gaat erom vanuit God, die je van binnen roept, vanuit liefde,
de sprong te wagen, door te gaan, te doen. Dit alles stond onder
een citaat van Simone Weil: "Geen stap verzetten, zelfs niet
naar het goede, over de grens heen, waartoe men onweerstaanbaar
gedreven wordt door God." Of in Diana's eigen woorden: "Het
gaat er niet om goede voorbeelden te geven, goede daden te stellen.
Het gaat er niet om je best te doen. Wees maar echt. Kijk maar
om je heen, kijk echt, vergeet je grieven en je zelfbehoud, je
zult wel gelijk hebben dat de ander fout zit, maar het is niet
van belang. Wil je gelijk hebben of wil je gelukkig zijn?
Kijk en zie de pijn van een ander. Er is lijden, er is stommigheid
en mislukking, je bent er deel van. Misschien is er geen oplossing,
maar de liefde bloeit."
Beiden benadrukken volgens mij hoezeer God de enige bron is waaruit
het goede kan ontspringen. Al het geploeter waarbij we onszelf
voortdurend doelen stellen, dingen moeten doen omwille van ons
geloof, loopt op niets uit.
Ik werd diep geraakt door deze overwegingen: er werd een ruimte
geschapen waarin we ons door God mochten laten meenemen naar haar
Koninkrijk, een ruimte waarin we gedragen worden door God onder
onze vleugels.
En zo mocht ik me gaan zetten aan de lezingen voor deze zondag.
Kunt u zich een beetje voorstellen hoe vreemd dat voor me was?
Want daar staan opeens heel concrete en directe woorden over wat
we allemaal moeten doen en laten in de omgang met elkaar. De vrije
vlucht lijkt in een strak schema gepast te worden. Als bij een
vliegtuig in het overvolle luchtruim boven Schiphol.
Maar laten we eerst even naar de lezingen van vandaag zelf kijken.
Daarna kunnen we dan zien of onze vlucht echt beteugeld wordt.
In Ezechiël spreekt God door zijn profeet ferme taal;
er wordt een scherpe grens getrokken. Ieder heeft zijn eigen verantwoordelijkheid.
De schuld voor wat fout gegaan is kan niet op God geschoven worden
of op een andere hogere macht, noch op het noodlot. De verantwoordelijkheid
ligt bij de mensen. En dan niet zomaar bij de mensen in zijn algemeenheid.
Bij de profeet Ezechiël verandert er iets in het denken van
Israël: ieder mens is persoonlijk verantwoordelijk. Ook als
hij zwijgt tegen de boosdoener, terwijl hij, net als de profeet,
het gevaar heeft zien aankomen. Omdat hij ervan weet, kan, mág
hij er niet meer omheen.
Toch is hardheid niet het hart van Ezechiëls boodschap. Als
je iets verder leest dan we vandaag gedaan hebben, staat er: "Zeg
tegen hen: 'Zowaar ik leef - godsspraak van de Heer God - ik wil
de dood van de zondaar niet, maar ik wens dat hij zich betert
en in leven blijft. Bekeer u, bekeer u en beter uw leven. Waarom
zou u sterven, volk van Israël?'" Het gaat erom dat
de ander leven vindt. Het gaat erom de ander lief te hebben als
jezelf, zoals door het volk Israël dagelijks gebeden wordt.
De Eerste brief aan de Tessalonicenzen is één van
de oudste stukken van het Nieuwe Testament. Paulus schrijft aan
een gemeente die leeft in de verwachting dat de eindtijd nabij
is en die tegelijkertijd soms zware beproevingen en vervolgingen
te verduren heeft. Toch houdt ze stand. Tegen die achtergrond
geeft Paulus aan het eind van zijn brief nog allerlei raadgevingen
om de moed erin te houden. Heel directe aanwijzingen.
De wenken die Jezus in het evangelie volgens Matteüs geeft
zijn zo mogelijk nog duidelijker. Het lijkt wel een routebeschrijving
voor de juiste weg. Wat er staat is eigenlijk niks nieuws. Het
blijft helemaal in lijn met de Wet zoals die gegeven is in de
boeken Leviticus en Deuteronomium. En bij al haar precisie moeten
we niet over het hoofd zien dat ze ingegeven is door zorg voor
die ene mens en zorg voor de gemeenschap, eigenlijk net als bij
Ezechiël. Dit spreekt vooral uit het slot: de bron van dit
alles ligt in Jezus' naam, als die in gezamenlijkheid beleden
wordt. Zijn naam: Jezus. Dat betekent: God redt. Het gaat er volgens
Matteüs dus om dat we Gods redding waar maken. Het kennen,
noemen, belijden van zijn naam geeft kracht, maar schept ook verplichtingen
en verantwoordelijkheid. Net zoals bij Ezechiël.
Er worden tot drie keer toe dus heel directe, concrete, soms harde
woorden gesproken. Woorden die bedoeld zijn om leven en redding
te brengen. Woorden die bedoeld zijn om de enkeling en de gemeenschap
op te bouwen. Woorden ook die een duidelijke verantwoordelijkheid
neerleggen bij iedereen om dit waar te maken. De verantwoordelijkheid
voor het leven van ieder.
Daar staan ze dan. Enerzijds de vrije vlucht vanuit God, die
zich geen zorgen maakt over het precieze wat en hoe, maar zich
gedragen weet door de liefde en gáát. Anderzijds
het spoorboekje van verantwoordelijkheid en verplichting, zodra
je van God en de mensen weet hebt. Moet je nu je grieven en je
zelfbehoud maar vergeten of moet je, als je broeder je iets misdaan
heeft, hem dat onder vier ogen gaan zeggen?
De vrije vlucht en het spoorboekje. Eigenlijk zijn het twee houdingen
waarvan volgens mij ieder van u wel iets in zichzelf kan herkennen.
Enerzijds de ervaringen van Gods aanwezigheid die je kracht geven,
die je als het ware optillen en je over allerlei moeilijkheden
en bezwaren heen tillen en helpen het goede te doen, liefde waar
te maken. Of ervaringen van Gods aanwezigheid die je alleen nog
maar vervullen en verwarren tegelijk, zonder dat er iets direct
uit voortkomt.
Anderzijds het gevoel dat je het een moet doen en het ander moet
laten als je zegt in God te geloven. Duidelijke keuzes maken in
je dagelijks leven, bij de boodschappen die je doet, de politieke
partij die je kiest, de acties die je voert met de gemeenschap,
de mensen die je meent te moéten bezoeken of schrijven.
Misschien herkent u zich helemaal in de vrije vogel, misschien
helemaal in het spoorboekje. Voor velen zal het wel een mengeling
zijn. Voor mij in ieder geval wel. Ik denk dat de een niet zonder
de ander kan, dat ze zelfs ten nauwste met elkaar verbonden zijn.
Het zijn twee wegen tussen God en mensen die elkaar nodig hebben
en ontmoeten, telkens weer.
Denk niet dat je ermee bent als je alleen maar "zoekt naar
God", als je alleen maar "geen stap verzet", zoals
Simone Weil dat noemt. Dat is luchtfietserij, dreigt het contact
met de werkelijkheid te verliezen. Dat is de profeet, dat is íedere
mens die wel hoort van de vluchtelingen in de wereld, maar zijn
stem niet verheft, noch daden durft te stellen. Ik geloof vast
dat het zo is dat God je overkomen kan, als een vuur, een stortvloed,
of hoe je dat ook ervaren hebt. Er is dan echter altijd ook méér.
Simone Weil heeft dat schitterend verwoordt, als ze in één
zin door zegt dat men onweerstaanbaar gedreven wordt door God.
Dat is die unieke ervaring, dietegelijkertijd voortdurend ergens
gebeurt, die mensen op vleugels doet gaan. Die ze zonder omwegen
hun verantwoordelijkheid laat opnemen en het goede laat doen.
Maar dat gaat niet altijd zonder omwegen. Soms schrikken mensen
terug voor wat ze horen of zien. En dan is zo'n spoorboekje misschien
toch wel handig, als steun in de rug, vertrouwen gevende wegwijzer,
een lichtje in de mist van twijfels.
Maar wie alleen op het spoorboekje denkt te kunnen gaan, is op
een doodlopende weg. De mens die de misstanden erkent en wat doet,
maar die vergeet wat Gods naam hierachter te betekenen heeft,
loopt het risico te verstarren, het zicht op de bestemming te
verliezen. Al die aanwijzingen en "harde actie" betekenen
niets als ze niet ervoor zorgen dat mensen gered worden, leven
vinden. Alleen dan helpen ze om iets van Gods naam waar te maken.
Alleen dan wordt ook, zoals Alet zei, de gemeenschap opgebouwd.
Zonder iets van Gods wind onder je vleugels, kom je geen slag
vooruit. En als je dan iets van Gods wind onder je vleugels toelaat,
zou je wel eens kunnen voelen dat zowel die wind als je vleugelslag
steeds sterker worden, tot het voelt alsof ook jij opgenomen wordt
en onweerstaanbaar, als vanzelf gaat.
Ik wens ons allen toe dat we niet ophouden God te zoeken.
Dat we onze oren en ogen open houden voor de tekenen van zijn
aanwezigheid.
Dat we zonder angst onze stem kunnen verheffen als het door God
gegeven leven verduisterd wordt.
Dat ieder op zijn eigen manier en telkens samen in zijn naam Gods
weg kan blijven gaan.