Lezingen:
Want het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een Heer des
huizes, die 's morgens vroeg arbeiders voor zijn wijngaard huurt.
Het evangelie van vandaag is denk ik overbekend.
De uitdrukking, de eersten zullen de laatste zijn en de laatste
zullen de eersten zijn, komt van dit verhaal. Om deze gelijkenis
te kunnen begrijpen moet men zeer gelukkig of zeer ongelukkig
zijn.
De geschiedenis richt zich tegen het misverstand dat Jezus de
orde, het recht, de gerechtigheid en de grenzen van de vroomheid
niet in acht neemt.
En niet alleen verstoort, maar zelfs tenietdoet.
Jezus houdt zich niet aan de gangbare wijze om over God te spreken,
God te dienen en met mensen om te gaan.
Het lijkt zelfs wel, dat Jezus alles door de vingers ziet en dat
verwijt men hem. Vooral als mensen honger hebben, als zij in nood
verkeren.
Jezus lijkt zich meer te bekommeren om hen die verloren zijn voor
God, ziek zijn, arm van geest, dan die om de 99 vromen die geen
bekering nodig hebben.
Het is typerend voor Jezus' vertelkunst, dat Hij zijn gelijkenissen
niet bedenkt, maar direct ontleent aan de werkelijkheid van het
leen in Galilea.
Het is oogsttijd. Een landbouwer zoekt arbeidskrachten. Waar hij
ze maar kan vinden. Dat kost niet al te veel moeite, werkelozen
waren er in die tijd in Galilea voldoende. Voor de rijke grondbezitters
is het voordelig dagloners in dienst te nemen. Zowel 's morgens
als 's middags en 's avonds halen zij werkkrachten. Wanneer zij
ze nodig hebben en wanneer het hun uitkomt.
Kunnen ze geen gebruik meer maken van hun diensten dan sturen
zij ze weer weg. Niets 'sociale' gedachten.
De sociale gedachte hierachter vormt het uitgangspunt van dit
merkwaardige verhaal over een man die handelt als alle andere
landbouwers.
De druiven moeten geoogst worden, bij voorkeur snel. Het loon,
dat niet overeenkomt voor een dag arbeid, klopt. Het verschild
verhoudingsgewijs niet veel van wat nog vandaag de dag betaald
wordt in wat wij ontwikkelingslanden noemen.
Een hele dag werken voor ongeveer een gulden. In Jezus' tijd één
dinarie.
Daar moet alles van gekocht worden. Voor die werkman, voor zijn
vrouw en kinderen. Dat lukt enigszins. Een paar platte broden
en wat olijven.
Tot die avond is het toereikend en de volgende dag, als hij tenminste
opnieuw werk vindt en krijgt.
De wet van Mozes schrijft voor, dat een dagloner aan het eind
van zijn werkdag, zijn loon uitbetaald moet krijgen. Zo niet,
dan hebben ze een lege maag.
Men leefde letterlijk van de hand in de tand. Wij moeten dit beseffen
als wij het Onze Vader bidden: Geef ons heden ons dagelijks brood.
De landeigenaar uit dit verhaal houdt zich aan die regel en hij
laat zijn betaalmeester 's avonds de arbeiders in volgorde uitbetalen.
Er zou niets aan de hand zijn als het volgens de regels zou gaan.
Bijv. 12 uur werk, één dinarie. Eén uur werk,
eentwaalfde dinarie, omgerekend nog geen dubbeltje.
Alleen, daar kan geen mens van leven. Daarom verandert de landbouwer
op eigen initiatief het tarief.
Hij beslist dat die avond allen werklui hetzelfde zullen ontvangen.
Ze krijgen dus wat ze nodig hebben, niet wat ze verdienen. Nodig
om van te leven. Einde verhaal. Jezus bedoelde hiermee, God handelt
zo ten opzichte van ons. Zou Hij rekening houden met wat wij echt
verdienen, dan zou het er niet zo best voor ons uitzien.
Zou God zich houden aan de maatstaven van de gerechtigheid, dan
zouden we daar misschien niet aan kunnen beantwoorden. Als we
dit kunnen begrijpen dan zullen wij daar van schrikken en blij
van worden.
God kijkt naar onze nood en niet naar onze verdiensten. Hij let
op de motieven van ons handelen en niet zozeer op onze daden.
Hij kijkt naar ons streven, niet naar ons succes.
Hij slaat acht op wat ons in ons hart beweegt, in plaats van op
wat onze handen doen.
Dat is wat ons laat leven.
Jezus is van mening dat het geoorloofd is dat ook Hij zo handelt.
Het zou eigenlijk het uitgangspunt moeten zijn voor onze omgang
met elkaar.
Niet op de eerste plaats kijken naar wat wij verdienen, want wij
werken zo hard, maar te kijken naar die ander. Heeft hij voldoende
gekregen om te leven, om in leven te blijven.
Vandaag de dag zijn er mensen met 'n minimum inkomen. Die kunnen
maar net rondkomen. Ze hebben recht op die uitkering. En het is
niet aan die ander om daar over te mopperen.
De lezing van vandaag is eigenlijk de basis van onze sociale wetgeving
waarin iedereen recht op inkomen heeft.
Er wordt zo snel geoordeeld. Kijk die doet niets, maar houdt wel
zijn hand op! En ik werk me suf. Het blijft in strijd van verdienen
en krijgen.
Toch kunnen wij niet in ieders hart kijken.
Wij kunnen proberen de ander niet als nietsnut te zien, maar hem/haar
de uitkeringsloon te gunnen.
Kijk niet altijd naar uiterlijkheden.
Dat is wat Jezus ons voor wilt houden. Ieder levend wezen is in
Gods ogen waardevol. Op wat voor manier ook. Elk levend wezen
is uniek. En ook al is dat in onze ogen niet volmaakt, wij kunnen
nou eenmaal niet als God oordelen over de ander.
Laat ons proberen te leven en ieder het zijne te gunnen.