Frank's bijdragen, dienst 7-11-1999

Daniël, de droom van Nebukadnessar

Lezingen:

Welkom en inleiding

We beginnen vandaag aan een nieuwe serie diensten met de kinderen, "voor grote en kleine mensen". In overleg met de mensen van de kindernevendienst is gekozen voor vier diensten over de verhalen in het boek Daniël. Vaak spannende verhalen die elk ook hun eigen boodschap hebben, voor groten en kleinen.
Ancel zal straks het verhaal navertellen zoals dat staat in Daniël 2, over de droom van koning Nebukadnessar. De volledige tekst van dit verhaal zoals het in de bijbel staat, staat in uw boekje. Met de kinderen zal ik napraten over het verhaal. Daarna gaan zij achterin de kerk aan de slag. De overweging voor de volwassenen zal ik houden aan de hand van de oorspronkelijke bijbeltekst. Bij het delen van brood en wijn voegen de kinderen zich weer bij ons. Dat kan ook moeilijk anders, bij zo'n teken van gemeenschap.

Inleiding voor de kinderen op het verhaal

Vorige keer over de dromen die Jozef uitlegde.
Tekeningen gemaakt over dromen.
Nu ook over een droom: de droom van koning Nebukadnessar.
Nebukadnessar was een heel gemene koning. Hij wilde over iedereen de baas zijn.
Zo had hij met zijn leger al heel veel landen veroverd.
Ook het land van Daniël en zijn vrienden.
Omdat zij belangrijke mensen waren in hun land, moesten ze van de koning naar zijn paleis gebracht worden. Daar kregen ze van hem een andere naam en moesten met alles meedoen wat de koning wilde. Ook als ze daar eigenlijk geen zin in hadden. Daniël en zijn vrienden proberen telkens een manier te vinden om toch niet mee te hoeven doen.
Op een dag krijgt de koning een droom.
Ancel zal jullie daarover een verhaal vertellen.

Gesprek met de kinderen

De koning is heel bang geworden van zijn droom.
Ik had dat vroeger ook wel eens: ik droomde dan van een reus die me achterna zat.
Worden jullie ook wel eens bang van een droom?

Hier helpt Daniël de koning om zijn droom te begrijpen.
Wie helpt jullie als je een enge droom hebt; hoe?

Het grote, enge beeld wordt kapot gegooid door een klein steentje.
Hebben jullie een plek buiten waar je altijd heel graag speelt?
Gebeurt het wel eens dat er grote kinderen komen die zeggen dat je daar weg moet gaan? Of letten ze helemaal niet op je en gaan ze gewoon zelf daar wat doen, zodat jij er niet meer terecht kan?
Hoe los je dat dan op?
Hoe zou je samen kunnen zorgen dat die groten je daar rustig laten spelen en je niet wegjagen?
(Eigen verhaal: speelplaats van de school en de groten die er wilden voetballen.)

Overweging

Het is belangrijk om aan het begin van deze overweging vast te stellen dat het boek Daniël geen waar gebeurde geschiedenis vertelt en wil vertellen. Er zijn veel aanwijzingen dat het boek geschreven is in de tijd van de Makkabeeën, de tweede eeuw voor Christus. Onder de heerschappij van koning Antiochus IV Epiphanes was de godsdienstvrijheid opgeschort en de tempel van Jeruzalem ontwijd. Het leek bijna onmogelijk de eigen identiteit als Jood te bewaren. Met verhalen over ene Daniël en zijn vrienden in de tijd van de Babylonische ballingschap wil de schrijver laten zien dat dat ondanks de verdrukking toch mogelijk is.

In hoofdstuk 1 is verteld hoe Daniël en zijn vrienden Chananja, Misaël en Azarja aan het hof van de tirannieke koning Nebukadnessar terecht komen. Zijn tirannie blijkt al uit de naamsverandering die ze allevier ondergaan. Daniël (God is rechter) wordt Beltesassar (de god Bel bescherme de koning); Chananja (de Heer is genadig) wordt Sadrak (hij die zijn best doet - voor de koning natuurlijk -); Misaël (wie is als God) wordt Mesak (ik ben gering); en Azarja (de Heer is een helper) wordt Abednego (dienaar van de glans - van de koning -). Met Gods hulp weten ze te bereiken dat ze hun eigen eetgewoonten mogen bewaren, ondanks de dreiging van de strenge koning op de achtergrond. In het verhaal van vandaag laat Nebukadnessar zich duidelijk van zijn tirannieke kant zien: men moet niet alleen de droom kunnen uitleggen, maar moet ook kunnen vertellen wat de droom precies inhoudt. Anders wacht een verschrikkelijke dood en zal de familie geen dak meer boven haar hoofd hebben.
Aan de hand van de droom maakt Daniël duidelijk dat dergelijke tirannieke methoden op den duur geen stand zullen houden. Het rijk verzwakt steeds verder en in het verdeelde rijk van Antiochus IV zal het einde komen. De God van de hemel, van wie fijntjes wordt opgemerkt dat Nebukadnessar zijn koningschap, macht, kracht en eer alleen aan hem te danken heeft - deze God van de hemel weet als een onzichtbare hand met één klein steentje het hele rijk te ontwrichten. En aan dat rijk van de God van de hemel komt geen einde.

Twee weken geleden liep ik door de stad en kwam over het Weteringcircuit. In het voorbijgaan las ik de tekst van Van Randwijk op het monument daar: "Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht..." Onmiddellijk wist ik: daarover gaat het in Daniël: Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht. Als we de tirannen van onze tijd hun gang laten gaan, zal het einde zeker komen. Hoevelen worden in onze wereld niet door die gedachte bezield en gesterkt? Misschien wel in dezelfde streek als waar ooit Babylon lag, in het huidige Irak: shiieten en Koerden die onder Saddam Hussein trachten hun eigenheid te bewaren. Het volk van Oost-Timor, dat 25 jaar vol moest houden onder een ongewenst regime. De vele indianenvolken in de Amerika's, die zelfs al eeuwen pogen hun eigenheid te bewaren, en die nu mondjesmaat erkenning krijgen. De Aboriginals in Australië, van wie nog niet zo lang geleden de kinderen in blanke gezinnen werden geplaatst om ze zich te laten aanpassen aan de overheersende blanke cultuur. Zo kan je voorbeelden blijven bedenken van mensen en volken die pogen het licht van hun door God gegeven waardigheid brandende te houden, terwijl tirannen proberen dat licht te doven. Die proberen de tirannie te verdrijven die hun het hart doorwondt.

Het was een opluchting voor me die ontdekking te doen. Want tot dan toe wist ik niet goed wat ik met het verhaal van Daniël aan moest. Je kan toch moeilijk zeggen dat wij ons kunnen spiegelen aan Daniëls poging zijn eigenheid en zijn God te bewaren?! Zijn wij, als deel van de Nederlandse maatschappij, niet veeleer in de positie van Nebukadnessar en het beeld uit zijn droom? Zijn wij niet juist deel van een maatschappij die onze wereld mee beheerst? Die in haar heerschappij anderen van Gods licht beroofd heeft en nog berooft. Wat kan dit verhaal over Daniël en Nebukadnessars droom dan nog anders zijn dan een stevige vermaning aan ons adres om te onderzoeken of en waar wij deel uitmaken van een maatschappij die anderen Gods licht probeert te ontnemen? Die probeert zichzelf en haar eigen behoeften en macht centraal te stellen.
Het monument aan het Weteringcircuit maakte het mogelijk me niet alleen ongemakkelijk te voelen, maar om ook de werkelijkheid van het verhaal van Daniël te zien.
Toch blijft het er op lijken dat er voor ons niet veel van een blijde boodschap in dit verhaal zit. En om die Blijde Boodschap, dat Evangelie komen we toch samen? Is ons niet verkondigd dat het Rijk van God al werkelijkheid geworden is in onze wereld?

Misschien heeft de persoon van Daniël toch wel een boodschap in zich voor ons. Voor ons als christenen, voor ons als christelijke gemeente.
Hij kan een oproep voor ons zijn om onze eigenwaarde als gelovigen hoog te houden, om ons licht niet onder de korenmaat te zetten. In al zijn ingewikkeldheid zijn we allemaal deel van een maatschappij die inderdaad funest uitpakt voor veel andere mensen in onze wereld. Mensen die nauwelijks of niet kunnen leven, mensen wier huis een puinhoop is of die geen huis meer hebben. Door oneerlijke handel, door ongelijk verdeeld bezit, door oorlogen en vluchtelingenstromen die door die oneerlijkheid ontstaan, door conflicten die hun wortels vinden in een vroegere verdeel- en heerspolitiek. Maar toch heeft ieder van ons van de Schepper de mogelijkheid gekregen om die andere keuze te maken op de tweesprong van goed en kwaad. Het is niet altijd makkelijk en het zal voor de meesten van ons een weg zijn van telkens kleine stappen, maar we kunnen een teken zijn van Gods Rijk. Door wat we wel of niet kopen, door waar we wel of niet in beleggen, door de keus die we bij verkiezingen maken, door acties waar we ons bij aansluiten, door hoe we onze naasten behandelen.
Ook als gemeenschap kunnen we die stappen zetten. Ze zijn al vaker gezet door onderdak te bieden aan acties voor recht en waardigheid van anderen, door te proberen een open gemeenschap te zijn waar ieder deel van moet kunnen uitmaken. We kunnen bijvoorbeeld proberen de Rechten van het Kind hier waar te maken. We kunnen steun geven aan die ballingen in ons land, die, net als de balling Daniël, graag de kans krijgen van hun God in het openbaar te getuigen. Kunnen we ook niet een stap op die weg zetten door meer naar buiten te treden met het goede dat we binnenskamers verkondigen? Deze kerk kan daar al een teken van zijn, met haar open ramen, die laten zien dat er een wereld buiten is waar ons geloof in thuis hoort. Maar ook de kerk aan de Prinsengracht kan daar een teken van zijn. Zij ligt immers niet verscholen achter een dijk en bomen, zoals deze kerk, maar midden in de stad, waar zo vaak zomaar mensen naar binnen gelopen zijn. Zo dagen beide plekken ons uit om net als Daniël te bekijken hoe we in een met God strijdige omgeving toch kunnen laten zien dat er maar één God van de hemel is, een God die het leven voor allen wil.
Natuurlijk is dat soms doodeng. Je moet risico's durven nemen, keuzes durven maken, de tirannen tegemoet durven treden. Laat daarin dan dit verhaal, net als in de tijd van de Makkabeeën, een oproep en een bemoediging voor ons zijn.

| Archief/Bijdragen | Frank's "Hoofdpagina" |

AM 18-1-2000 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl