Alet's bijdragen, dienst 19-12-1999

't Kwam op de aarde en 't had er geen huis

Lezingen:

Inleiding:

Welkom U allen die de moeite heeft genomen om hier op deze vierde advent naar toe te komen.
Welkom aan U die hier regelmatig komt en welkom aan u die hier af en toe binnen stapt.
Op deze vierde advent steken we de vierde kaars aan

Vier lichtjes zijn
om ons te zeggen, Jezus is dichtbij
wilt U, goede God
onze harten en onze huizen openen
om Hem te ontvangen

Inleiding:

 

 

'God wil een tempel bouwen om ons nabij te zijn
en boven alle vrouwen zal zij gezegend zijn
die Hij zich heeft verkoren: Maria is haar naam,
een roos die zonder doornen in bloei zal komen staan.

Zijn warmte zal verlichten de armen van het land
op aarde vrede stichten : kom reik elkaar de hand.
God zal zijn tempel bouwen : een wereldwijd tehuis;
mensen die Hem vertrouwen worden er kind aan huis.'

Aldus een lied van Jongerius, aansluitend op het thema van vandaag

We lezen vandaag over Maria, een engel komt haar vertellen dat zij een zoon zal baren. De zoon zal de tempel of het huis van God vormen waarin wij ons geborgen mogen voelen. Zoals beschreven is in 2 Samuel. Dat lezen we ook vandaag. David wil voor God een tempel bouwen maar God houdt hem tegen en zegt voor hém een huis te zullen bouwen.

Een huis, geen paleis, geen kasteel, een gewoon huis. Opgebouwd door gewone mensen - een herdersjongen, een jong meisje en de zoon van een timmerman. En wij gewone mensen moeten het in stand houden, onderhouden en van tijd tot tijd restaureren. Niet door er machtige kathedralen van te maken en er dan eerzuchtig een bordje met je naam op te hangen. Niet voor roem en glorie en veel vertoon. Maar door te zijn zoals een herdersjongen, een jong meisje en de zoon van een timmerman. Er eenvoudigweg zijn voor je naaste zodat we straks niet hoeven zingen : 't Kwam op de aarde en had er geen huis.'
Laten we daar samen voor bidden:

Overweging:

Maria is de eerste ontvanger van de Adventsboodschap.
Eigenlijk vreemd dat we dat pas op de vierde adventszondag gedenken. Het zou in maart al kunnen. Over Maria weten we niet veel. En alleen Lucas vertelt ons uitgebreid over het wel en wee rond de geboorte van Jezus. In Marcus staat er niets over en Matteüs memoreert alleen aan het conflict waarin Josef verkeerde toen hij ontdekte dat zijn verloofde zwanger was. Het zijn vooral de apocriefe boeken, met name het Jacobus evangelie, die een beeld schetsen over Maria.
De passages, ons bekend, zijn waarschijnlijk ontstaan in een groep rond Johannes in Efeze, bij wie Maria volgens een overlevering na de Hemelvaart heeft gewoond.
De nadruk lijkt er in verschoven van de goddelijkheid van de volwassen Christus naar het wonder van zijn komst op aarde. En daarin verdient Maria een oscar voor de beste vrouwelijke bijrol. Ze maken van Maria veel meer dan dat eenvoudige meisje beschreven bij Lucas en doen het kind bijna vergeten.

Maar het accent in de profetie valt op het symbool dat het kind is, niet op de maagdelijkheid van de moeder. Het overschaduwen door de Heilige Geest duidt eerder op een metafoor voor de bijzondere relatie van Maria en Jezus met God. Op andere plaatsen in de Bijbel, bijvoorbeeld bij de gedaanteverandering op de berg Tabor (Mar 9:7) of in Exodus (40:34-35) en openbaring (7:15) wijst overschaduwing op Gods beschermende aanwezigheid. God zorgt voor deze twee mensen.

Zoals Hij omziet naar David. Hij haalde hem bij de schapen vandaan en maakte hem koning, hielp zijn vijanden verslaan, heeft zijn naam groot gemaakt. Daarom wilde David voor God een echte tempel bouwen. De wereld wil hij tonen hoe goed God voor hem zorgt. Maar zijn plan, eerst goedgekeurd, wordt later afgekeurd. Laat God, die met ons meetrekt, maar wonen in een tent, en zet Hem niet vast in een tempel van steen. Betekent Gods antwoord een totale verwerping van het plan, dan moeten de verzen 13 tot 15 later zijn ingelast, om de tempelbouw door Salomo te rechtvaardigen. Hij zal een huis bouwen ter ere van Mijn naam staat er in vers 13. De afkeuring van Davids plan is echter tegelijk een belofte die met de dubbele betekenis van het woordje 'huis' speelt.
God zegt: Jij zult voor mij geen tempel bouwen, maar ik zal voor jouw een huis bouwen. Niet in een tempel, moskee of kathedraal wil Ik wonen, maar in jouw nageslacht. Hij wil wonen in mensen, in alle mensen.

De opbouw van dat huis begon met de geboorte van het kind: 't kwam op de aarde en had er geen huis, zingen we. Dat Jezus een afstammeling van David zou zijn is discutabel als we in het wonder van zijn geboorte geloven, want niet Maria maar Josef is een nazaat uit het huis van David.

Het heil komt van God, blijkt ook hier weer. Dat is het grote verschil tussen de twee lezingen en wordt geprezen in de tussenlezing. David wil zelf het huis van God bouwen en Maria laat het God doen. Zij aanvaardt en verwacht het wonder gelaten. Wij willen vaak wonderen afdwingen door vooral voor jezelf een veilige wereld op te bouwen. We denken God te kunnen vangen door een mooi Godshuis, een tempel, neer te zetten. Maar we gunnen God weinig tijd om een echt huis te bouwen.

Wat doen we met de kerst, wat doen we met moeder? Waar viert de vluchteling straks kerst? Waar de dakloze, de eenzame, de zieke, de gevangene? Zal er straks weer een wapenstilstand zijn van slechts twee dagen?
De wereld wacht nog steeds en ook in Maart zal het nog advent zijn. Toch gloort er hier en daar ook licht. En dat zijn niet de David's maar de Maria's. De dienstmaagden van de Heer die zeggen: als ik iets doen mag, heel graag. Zegt u het maar. Lijnrecht tegenover David. Bescheiden, dankbaar, dienstbaar. Het is opvallend dat deze tekst vaak is misbruikt om vrouwelijke dienstbaarheid in de zin van slaafse onderdanigheid als deugd aan te prijzen. Waar Lucas het woord dienstmaagd gebruikt, is dat niet in de zin van passieve onderdanigheid, als vrouwendeugd, maar doelt hij waarschijnlijk op de joodse eretitel 'dienstknecht des Heren'. Dat zijn zij die niet zoeken naar prestigieuze projecten maar aangrijpen wat er op hun pad komt. Niet op de eerste plaats in de grote en bewonderenswaardige koningen en kathedralenbouwers, maar in kleine wankele mensen wil hij wonen.

En voor ons moet gelden dat niet De Duif, niet de Buiksloterkerk ons moet binden, maar elkaar. Niet alleen in dat uurtje op zondagmorgen maar ook de rest van de week in goede en slechte dagen. Ook wij moeten meehelpen dat huis van God gestalte te geven, op de fundering die God in de vorm van Zijn Zoon Jezus Christus voor ons gelegd heeft.

Hoe het huis er uit gaat zien is minder van belang dan de sfeer die het heeft en de warmte die het uitstraalt. En dat maakt het gebouw niet uit maar de bewoners er van. Dat houdt ons bij elkaar, dat laat ons deel uitmaken van elkaar, rondom Hem, Wiens komst wij verwachten. Amen

In de stilte die nu volgt kunt u uw eigen lijntje naar boven leggen of uw naaste gedenken, uw gedachten bij Hem neerleggen of om Zijn bescherming vragen. En ik wil u voorbidden het gebed van Advent:

Moge de dauw van de Hemel over ons neerdalen;
dat de wolken gerechtigheid doen regenen over het land;
moge de aarde opengaan opdat ze gelukkig wordt,
en het zaad van de gerechtigheid de kans krijgt om te ontkiemen.
Amen.

Zegenbede

God, onze verlosser en bevrijder
U trekt uw handen niet van ons af
altijd blijft U ons nabij
wij danken U daarvoor en bidden:
geef ons een opmerkzaam hart
en leer ons er naar te handelen
houd ons alert en waakzaam
voor de tekenen van de tijd
- dichtbij en veraf -
Sterk ons steeds weer
met Uw woorden en tekenen

wij vragen uw zegen met de aloude woorden
uit Numeri
De Here zegene en behoede u;
De Here doe Zijn aangezicht over U lichten
en zij u genadig;
de Here verheffe Zijn aangezicht over u
en geve u vrede

In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest
Amen.

| Archief/Bijdragen | Alet's "Hoofdpagina" |

AM 13-1-2000 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl