Alet's bijdragen, dienst 23-1-2000

Ik weet wat ik niet wil weten.

Lezingen:

Inleiding

Vandaag drie lezingen:
Een gedeelte uit Jona, een geschiedenis met een moraal, een mengvorm van een parabel en een sprookje en we lezen over de eerste vier leerlingen van Jezus, een verhaal uit Marcus. Duidelijke begrijpelijke lezingen. De tweede echter, uit de brief van Jakobus, roept veel vragen op. De oorspronkelijke perikoop uit het leesrooster is korter dan die in uw boekje vermeld staat. Maar deze kwam erg bot over. Een aanklacht, maar waarom? De toevoeging maakt het hoop ik een stuk duidelijker, en laat zien dat deze lezing het thema van de andere twee mooi volgt. Toch wil ik in het kort iets vertellen over de brief.

Goede werken gaan boven het geloof, dat is de onmiskenbare strekking van Jakobus. Hij schrijft: 'geloof op zichzelf genomen, zonder zich in daden te uiten, is dood'. Deze passage uit het tweede hoofdstuk, die voor Luther aanleiding was de brief van Jakobus uit elke Bijbel te scheuren, wordt vaak gezien als een rechtstreekse aanval op Paulus volgens welke de mens wordt gered omwille van zijn geloof en niet om zijn werken. Bij Jakobus zijn 'werken' daden van naastenliefde en niet zozeer strikte naleving van de letter van de wet. De brief is een uitvoerige morele vermaning tegen armoede en onderdrukking en tegen de, zoals hij het noemt, valse wijsheid.
Voor Jakobus uit de ware wijsheid zich in een deugdzaam leven en zachtaardig optreden. Hij onderscheidt valse en ware wijsheid: de eerste is aards, de tweede komt van boven en is zuiver, vreedzaam, welwillend, redelijk, vol mededogen, onpartijdig en oprecht. De eerste is menselijk spreken, de tweede is het juiste handelen dat niet kan liegen. Zo is de mens de enige oorzaak van zijn zonden en van God komt alleen het goede. God heeft niets met het kwade van doen, hij beproeft niemand. De beproeving komt voort uit de begeerte die een mens verleidt en bedriegt.

Dat sluit aan bij het thema van vandaag. cryptisch omschreven voor op uw boekje: Ik wéét wat ik niet wil weten. Je weet wat je te doen staat, wij zijn allen geroepen, maar het komt zo vaak niet uit of het valt ons zwaar. We lopen er voor weg zoals Jona. Wordt zoals die vier vissers die Jezus niet antwoordden met maar hoe... maar met waarom niet en mee gaan.

Overweging

Bij Marcus, even als bij Mattheüs, is de roeping van zijn leerlingen Jezus' eerste daad na het begin van zijn prediking. Lopend langs het meer spreekt Jezus twee paar vissers aan die hun bezigheden in de steek laten om hem te volgen. Stel: er komt iemand langs op je werk, hij vraagt je mee te gaan en je laat de boel de boel en gaat mee; daar moet je een heel goede reden voor hebben.
Bij Lucas vindt de episode later plaats, na Jezus' prediking in de synagogen van Nazareth en Kafarnaüm en na de wonderbaarlijke visvangst. Dan hebben zij met eigen ogen Jezus' macht gezien en besluiten hem te volgen. Dat is al een betere reden om achter iemand aan te gaat. Maar ook in Marcus wordt de reden genoemd: 'De tijd is rijp en het koninkrijk van God is ophanden. Bekeer u!'

Bekeren is veranderen, omkeren.
In de eerste drie evangeliën belooft Jezus de vissers dat ze voortaan mensen zullen vangen in plaats van vissen.
Het lijkt een soort woordspelletje, vissers worden vissers van mensen, Herders, zoals David en Mozes, worden hoeders van hun volk en Elisa, de landsman, werd geroepen door Elia om voortaan als profeet de akker van Israël te bewerken en zo zijn er meer voorbeelden in de bijbel. Alleen Jona is profeet tegen wil en dank. Wat zijn oorspronkelijke beroep was vertelt het verhaal niet, maar zijn naam betekent in het Hebreeuws Duif en hij moet vrede brengen.

Hij wordt naar Nineve gestuurd. Nineve werd in het jaar 701 voor het begin van onze jaartelling de hoofdstad van het Nieuw-Assyrisch Rijk. De machthebber ervan was een zeer groot despoot. Hij onderwerpt in 701 Juda, belegert Jeruzalem en verwoest Babylon. Maar in 612 word Nineve verwoest en de bewoners uitgeroeid. De geschiedenis klopt dus niet met het verhaal.
Maar als de schrijver van het boek Jona in 400 voor Christus zijn verhaal opschrijft kiest hij voor Nineve. En pleegt eigenlijk geschiedvervalsing, tenzij hij wil beschrijven hoe het ook had kunnen gaan. Nineve staat er in symbool voor het buitenland, voor de vreemde wereld van de heidenen, waar men God niet kent. Een grote stad, zoals uit de geschiedenis blijkt, met een 25 meter hoge dubbele muur en 15 poorten. Een stad die gered had kunnen worden. Als men zoals Jona met de bevolking in gesprek was gegaan. Is het hier de schrijver die de zaak eens omkeert? Die wil aantonen dat je een vijandige stad niet hoeft te verwoesten maar door onderhandelen, door je goede wil te tonen ook vrede kan scheppen.
Je kunt je afzetten tegen vijanden, tegen anders denkenden, tegen vreemdelingen en tegen buitengeslotenen uit de maatschappij. We lopen er, zoals Jona, maar al te graag met een boog omheen. Maar God wil dat we juist in gesprek komen met hen. Een kans creëren, ze uit het slijk naar boven trekken als vissers van mensen. Díe mensen redden bij wie het water tot aan de lippen staat en ons niet van hen afkeren.

Als we het verhaal van de vier vissers lezen denk je al gauw dat omkeren, bekeren betekent dat je alles achter je moet laten en een andere, betere weg in moet slaan. Je werk opzeggen, het huis verkopen en lief en leed achter je laten. Maar wat is er mis met visser zijn of herder of landbouwer? Waarom haalde Jezus juist deze hard werkende vissers weg van hun broodwinning. Waarom moet je je familie in de steek laten, en vader Zebedeüs zonder oudedagsvoorziening achterlaten. Ook in dit verhaal zit dus een diepere laag. Je kunt wel honderd keer veranderen van baan of omgeving maar als het niets wezenlijks met jezelf doet zal het weinig impact hebben.

De vissers blijven vissers, de herder blijft hoeden, de landbouwer blijft zaaien. Waarom zou je je gekregen talenten afzweren? Zonder alles achter je te verbranden kun je ook een andere richting aan je leven geven. Door het geloof in je daden te leggen. Door de automatische piloot eens uit te zetten en los te laten waarin je bent vastgeroest; elke morgen om de zelfde tijd opstaan, file in, werken, stress, lunchen, op de klok kijken en weer naar huis in die zelfde file maar nu de andere kant op. Hoeveel mensen werken op de tijd, voor verbetering van positie en inkomen.
Aardse zaken, valse wijsheid zegt Jakobus. En op den duur zul je je zelf tegen komen. Hoeveel mensen zetten dingen opzij, laten zaken gaan, waarvan ze in hun hart aanvoelen dat ze niet goed gaan.

Maar er is moed voor nodig om een stuk zekerheid te durven loslaten en communicatie opgang te brengen in een omgeving waarin vaak iedereen bezig is met zichzelf. Zoveel moed als Jona had om in een vijandige stad vrede te preken. Er is durf voor nodig zoals de vissers die achter een vreemde man aan gaan. En op een onbekende visgrond hun netten uitwerpen. En er is volgens Jakobus, ware wijsheid voor nodig. Die stem die diep van binnen komt. Je weet wat je te doen staat, wij zijn allen geroepen, maar het komt zo vaak niet uit of het valt ons zwaar.
Totdat er een dag komt waarop je niet anders meer kunt. Dan trek je de stoute schoenen aan en doe je als Jona wat nodig is. En zeg je als Samuel van vorige week: 'Hier ben ik. Wat valt er te doen?'. Amen.

| Archief/Bijdragen | Alet's "Hoofdpagina" |

AM 9-2-2000 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl