Corstiaan's bijdragen, dienst 13-2-2000

-

Lezingen:

Overweging:

Beste mensen,
Iedere keer opnieuw als ik over het Leidseplein loop , zie ik daar een dansende Surinaamse man die zegt dat hij Jezus in zijn hart heeft gesloten en dat wij dat ook moeten doen want dan zal onze ziekte genezen en zullen onze zonden vergeven worden. Nou ben ik al sinds mijn kinderjaren gelovig en zou ik dus Jezus in mijn hartje gesloten moeten hebben, maar mijn ziekte is niet genezen en of mijn zonden vergeven zijn, nou daar hoop ik dan maar op.
Om op onze teksten te komen, de schoonmoeder van Petrus was ernstig ziek en ook Job had zwaar te lijden. Over het getob van Job hoef ik niet lang uit te weiden. Hoeveel mensen zijn er niet, die zo kunnen zuchten en kreunen? Iedere dag is een kwelling op zich 's avonds denk je: Was het maar morgen. En 's morgens: Was het maar weer vast avond. En voordat je het weet ben je full time Job.

Job's woorden zijn een jammerklacht uit het stikke donker, flarden van het dagboek van een mens in diepe ellende. We horen wanhoopskreten als, mijn leven heeft geen zin meer, er is een ziekmakende onrust, de uren
kruipen voorbij. Diepe wanhoop en vertwijfeling horen we. Job is aan het eind van z'n Latijn. Ik denk dat velen van ons zich in deze situatie herkennen.
Laten we vaststellen dat vanaf het begin het duidelijk is dat het boek van Job zegt dat God niet de oorzaak van het lijden der mensheid is. We zullen nooit meer mogen zeggen dat het Gods wil is, als iemand krom ligt van de rheuma of het uitschreeuwt van de pijn. Helemaal verschrikkelijk is het om te suggereren dat God daarmee ons geloof wil beproeven. We zullen ook niet mogen vragen: Waarom moet mij dat nu overkomen of Waaraan heb ik dit verdiend. Wie zijn lijden ziet als straf beledigt God. Dan geloven we in een boeman maar niet in de God van de bijbel.
Ook hoor ik wel eens dat lijden zin zou hebben en dat loutering ons sterk maakt. Bij de zin van het lijden kan ik persoonlijk niets invullen. Ik kan me niet voorstellen dat de goede God dit voor zijn kinderen in petto heeft. Hij is immers een God van liefde. Ik weiger pertinent te geloven dat Hij dit wil om ons te louteren.

In de avond, zegt het Evangelie, brachten de mensen hen die aan kwalen leden bij Jezus. In de duisternis van ons leven hebben we het vaak nodig dat anderen ons overeind helpen en daar hoeft de duisternis beslist niet gekoppeld te zijn aan een ernstige ziekte. En dat is prima, als er dan mensen zijn die je de weg wijzen, die je aanraken met goedheid en liefde en je overeind helpen. Jezus ging zo, samen met Johannes en Jacobus naar de zieke. Vrienden kwamen mee. Natuurlijk moet je eerst vrij van koorts zijn, voordat je je gasten kunt bedienen. Met de schoonmoeder van Petrus was het behoorlijk ernstig, want iedereen had het erover; en iedereen klampte Jezus aan, die had intussen een reputatie opgebouwd als genezer. Intussen is er niet zoveel veranderd. Je kunt behoorlijk ziek zijn. Zo beroerd dat je het gevoel hebt, dat je nergens meer aan toe komt. Alle taken uit je gewone leven blijven liggen. En naarmate het erger wordt zoek je naar een uitweg. Ieder gerucht over mogelijke genezing is welkom. Ieder gerucht in praktijk brengen kan ook beklemmend zijn. Geloven we in het gerucht? Staan we er zelf achter? Durven we ons leven in de waagschaal te stellen van mensen die menen dat ze je beter kunnen maken? Eigenlijk wil je je wel aan alles vastklampen. En laten we maar eerlijk zijn: juist in onze ziekte zoeken we troost. Nood leert bidden... ja toch?! Als we in de nacht van ons leven zitten verlangen we meer dan ooit naar de dag, licht. Jijzelf en alle omstanders staan verbaasd. Hij deed haar opstaan. We merken in het verhaal hoe dat werkt. Heel het dorp wil Jezus bij wijze van spreken wel aan de ketting leggen. Als een soort heilige reserve. Voor al onze kwalen. Een reserve voor slechte tijden.

Tot zover kan ik het allemaal volgen. Het is zo menselijk. Als je ziek bent, of als je weet dat ziekte steeds kan toeslaan, dan tref je voorzorgsmaatregelen. En iemand die met een eenvoudig handgebaar de koorts kan weren - in die dagen een ernstige ziekte - of ons het licht in de ogen weer kan geven en suikerziekte, aids of kanker kan wegnemen...wel dat is onze man.

Stel je ervoor open als iemand je aanspreekt, laat het toe dat je gezien wordt, dat je erbij hoort Dat je er mag zijn zoals je bent op dit moment. Over pastoraat gesproken: dit hebben wij als Duifgemeenschap toch in huis. Als iemand van ons met ziekte of grote narigheid rondloopt nemen wij elkaar bij de hand om mee op te lopen, mee te gaan de diepe duisternis in. Meegaan in het ziekenhuis, aanwezig zijn als de geest het wint van de uren durende narcose. Mee te gaan in de strijd die daarop volgt, het leven - met alle beperkingen tegemoet.

Dit verhaal van Marcus laat ons als het ware een dag uit het leven van een gelovige zien; eigenlijk een etmaal. In de loop van klaarlichte dag valt de genezing, en de vrouw is meteen zelf actief. En diezelfde avond - de tijd van duisternis en ellende, de tijd dat depressies het ergst kunnen toeslaan - wordt duidelijk hoeveel mensen nog wachten op beterschap. Ze zijn aan opstaan nog niet toe. In diepe duisternis trekt Jezus zich terug en bidt. Jezus had die ruimte nodig om kracht op te doen en tegen de duisternis op te kunnen. En vroeg in de morgen, op het moment waarop de duisternis wijkt voor het licht na Zijn gebed, stelt Hij voor verder te gaan naar andere plaatsen. En de zieken in Kaufernaum zullen zijn teleurgesteld of boos zijn dat hun wonderdokter weg is! Of moeten we zeggen dat het anders is, dat zij in het vervolg zijn overgelaten aan allen die beter zijn geworden van Jezus. Dat die mensen opgestaan zijn, om meteen, op hun beurt, te bedienen. Misschien is dat de weg die ons gewezen wordt: Elkaar bedienen van het beste dat Hij ons leerde: Zelf elkaar doen opstaan en vrijmaken van de koorts die telkens weer vat krijgt op ons leven, op ons lichaam. Je zou het allen die - hoe dan ook te lijden hebben - zo van harte gunnen. Jezus trekt zich terug om te bidden. Wat is de zin van het bidden en waar bid je om en waarvoor. En de grootste vraag: verandert er iets door mijn bidden? We zijn maar al te vaak geneigd om te zeggen: Er verandert niets en de dingen blijven zoals ze zijn. In mijn leven, in de kerk, in de grote wereld . Waarom bidden als er zoveel onverhoorde gebeden zijn. En ik heb er nog zo om gebeden hoor je zo vaak zeggen. Is de eigenlijke vraag misschien: Tot wie bidden we, met wie spreek ik. Mag ik Hem vragen de loop der dingen naar mijn hand te zetten? Laten we toch vooral niet proberen te begrijpen wat goed voor ons is. Of verhoort Hij ons gebed in het feit dat Hij ons staande houdt, ook als ons leven zwaar is, dat hij niemand laat vallen, dat Hij vergeeft, kortom dat Hij er is. Er zijn mensen die ervaring hebben met dat staande blijven, ook als het leven zich tegen hen lijkt te keren. De woorden uit het boek Job die wij hoorden in de eerste lezing, over nachtenlang getob, en overdag ziek makende onrust zijn letterlijk van toepassing in die situatie. Gebeden kunnen ook woordeloos zijn en soms is er ook alleen maar een gebaar. Ik denk eraan dat hier, in onze Duif of aan de Prinsengracht vroeger kaarsen brandden, een gebaar van mensen die voorbijgingen en een teken achter lieten als hun stil gebed, een roep om Gods aanwezigheid, een gebaar van warmte aan elkaar en een teken voor God: ik was hier in mijn nood of blijdschap.

Omdat onze Duif doordeweeks niet open is om te bidden, om een kaars te branden, of zomaar stil te zijn mag ik graag naar de Begijnhofkapel gaan om zomaar wat te bidden voor mijn dierbaren, of voor mezelf om mijn angsten weg te bidden, om mijn hart tot rust te brengen. Bidden om Gods aanwezigheid, bidden om het diepe besef dat hij je vriend en bondgenoot is. Iemand schreef mij in zijn kerstwens dat de Geest het lichaam stuurt. Dat de Geest bepaalt hoe je leven verder verloopt. Jezus beloofde dat wij altijd om die Geest mogen bidden. In deze zekerheid wil ik leven.

Amen.

| Archief/Bijdragen | Corstiaan's "Hoofdpagina" |

AM 4-4-2000 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl