|
Inleiding
Welkom beste mensen, volwassenen en kinderen, zo midden in de zomer gekomen
naar de Duif. Na weken warm weer, sommigen op vakantie, sommigen van vakantie
terug, zijn wij hier om de dienst van woord en schrift met elkaar te vieren.
Geen koor, geen pianiste zelfs, want de aankondiging dat Sabine zou spelen
blijkt op een misverstand te berusten.
Daarom, om meteen maar praktisch te worden, zullen we slechts twee liederen
zingen van de vier die zijn aangekondigd, en dan nog: op hoop van zegen.
Het lied op pagina 6 dat wij zouden zingen bij het tafelgebed zullen we
nu uitspreken, wilt u het refrein steeds herhalen?
Nu de inhoud van de dienst. You ain't got nothing but your soul, zingt
Tracy Chapman. Dat heb ik voor op het boekje gezet. Je denkt misschien
van alles te bezitten, maar nee, het enige dat echt bij je blijft is je
ziel. De ziel, die niet ons verstand is, niet onze persoonlijkheid of
ons ik, maar die wel ons geluk uitmaakt. Daar gaat het over en over nog
veel meer.
Ook al is het zomer, er is een kindernevendienst. Fred zal jullie uitnodigen.
|
|
|
Overweging
Beste mensen, er is geen woord Spaans aan de boodschap van de twee bijbel-teksten.
Ook al heeft een mens nog zoveel, zijn leven bezit hij niet. Al het werken
en zorgen en tobben om jezelf zeker te stellen is onbegonnen werk.
Nu waren in de tijd van Prediker en de tijd van Jezus de omstandigheden
een stuk onzekerder dan wij nu kennen, en dat geldt voor derde wereldlanden
nog steeds trouwens: twee keer een slechte oogst en er heerst hongersnood.
Een ziekte, kinder-loosheid, het overlijden van je man of een overstroming
zorgen voor menselijke tragedies. Wij kennen meer buffers: wij hebben
verzekeringen, uitkeringen, reservepotjes. Dan lijkt het dat we ons leven
kunnen bestieren maar in de grond van de zaak staan we nog net zo machteloos
tegenover het noodlot als in andere tijden of andere omstandigheden.
Prediker zal concluderen dat je maar beter kunt genieten van het goede
dat je treft. Het heeft geen nut te proberen het lijden te voorkomen,
dat zal je heus wel overkomen. We kennen deze waarheid. Het zijn de kleine
dingen die je echt blij maken, de mensen om je heen zijn het, aan wie
je je geluk ontleent. Saamhorigheid met de jouwen is belangrijker dan
veel bezittingen. En saamhorigheid is ook veel moeilijker te bereiken,
omdat je zelf in het geding bent. Het is een veel kwetsbaarder bezit.
Jezus legt de vinger op de zere plek. Hij begint met te zeggen dat hij
geen rechter is in een geschil. Hij waarschuwt voor hebzucht. Ook hij
is niet zo bloemrijk over waar het dan wél om gaat in het bestaan. De
joodse traditie heeft wetten tot stand gebracht en een basale rechtvaardigheid
in het bestaan. Jezus borduurt daarop verder en legt vervolgens de nadruk
op kwetsbaarheid en barmhartigheid, op liefde en gelijkheid en openheid.
Hij spreekt zelf over vervulling van de wet. De wetten moeten worden uitgevoerd
omwille van de rechtvaardigheid, maar in de liefde vinden de wetten pas
hun vervulling.
Gods naam betekent letterlijk: Ik ben die is, en ook: Ik zal er zijn.
Gods naam is onuitspreekbaar omdat er niet één naam is die alles van God
laat zien. Daarom is het ook zo rampzalig om God met Heer aan te spreken,
en zeker om de basisnaam van God met Heer te vertalen.
Niet alleen Gods náám is veelvuldig, God zelf ook. Wij mensen hebben God
in de loop van de geschiedenis onder verschillende gezichten leren kennen.
De God van het Oude Testament was de God die rechtvaardigheid afdwong.
Die van het Nieuwe Testament was daarbovenop de vaderlijke kracht die
liefdevol ingrijpt in de geschiedenis. Nu, tweeduizend jaar later zie
je het godsbeeld ook weer veranderd zijn. Gods kracht wordt steeds meer
ervaren als een dragende grond van ons persoonlijk bestaan, als het mysterie
dat spreekt in alle wetten en wonderen van wat wij meemaken.
Natuurlijk was in het Oude Testament ook een god van liefde te vinden
en in beide testamenten een dragende grond, maar zoals Jezus vooral de
nabije liefde en de barmhartigheid van God heeft geopenbaard openbaart
onze tijd God als de dragende grond in ieder van ons.
Wij kunnen God nooit helemaal kennen. Zij is zoveel rijker dan ons verbeeldingsvermogen.
Niet voor niets spreken andere godsdiensten tot onze verbeelding. Andere
volkeren hebben God op andere manieren leren kennen en andere culturen
laten God op andere manieren spreken, op andere manieren zien.
De afgelopen week is er op De Tiltenberg, waar ik werk, een conferentie
geweest van een internationale vrouwenorganisatie. Ik hoorde daar citaten
uit de Hindoeistische traditie die ik zeer inspirerend vond. Een ervan
vond ik als gebed zo dicht bij het Onze Vader liggen, dat ik het op die
plek in de dienst heb gezet. Het voedt ons, dit nieuwe gezicht van God.
De dragende grond van ons bestaan, onze voedingsbodem, is geen vaste grond
onder onze voeten. Ze is de levenskracht die door ons en het hele universum
heen gaat. Ik zie die dragende grond als heel praktisch, ik ervaar haar
dagelijks, en ervaar ook dagelijks haar gemis. We zijn moe, we zien iets
prachtigs dat ons plotseling vervult en dan zijn we absoluut niet moe
meer. Of ook: ik kan haar niet ervaren als ik te veel mezelf heb voorbij
gerend.
De verstarring die we zo vaak voelen, het ijs, smelt als we in contact
komen met iets echts, moois of liefs. De stroom van het leven breekt door
als onze liefde en ons rechtvaardigheidsgevoel wordt aangesproken. En
die dragende grond, die stroom: je kunt haar niet bezitten, niet erover
beschikken zoals je over je bezittingen beschikt. Je kunt het contact
met haar zoeken. Eigenlijk kun je haar stromen niet zozeer in je opzoeken
als wel alles dat haar stroom verkilt en verstart wegnemen. Dan stroomt
zij vanzelf.
You ain't got nothing but your soul, zingt Tracy Chapman. Niets bezit
je, toch overkomt je van alles dat je rijk maakt of arm, gezond of ziek,
dat je kwetst of vervult. Je denkt misschien van alles te kunnen vergaren
en bezitten, maar nee, het enige dat echt altijd bij je is, is je ziel.
Je ziel geeft toegang tot de dragende grond van het bestaan. Je ziel is
de poort. Een poort kan rijk zijn van versiering, stevig gebouwd, met
zware deuren, ze kan sierlijk zijn of vervallen. Het belangrijkste van
de poort is niet zozeer het gebouw maar de doorgang. Het omhulsel van
de poort is gebouwd uit je dagelijks leven, je reacties. Je verdedigingsmechanismen,
je hardheid, je cynisme zorgen voor een hele zware poort met maar een
kleine opening en zware gesloten deuren. Je kwetsbaarheid, je hartelijkheid,
je nieuwsgierigheid maken de poort licht en vrolijk. Ze openen je voor
je Kracht die geest is en leven, licht en waarheid en grenzeloze ruimte.
De Kracht die alles omvat aan activiteit en verlangen, aan geuren en smaken.
De Kracht die het hele universum ontvouwt en lief heeft. Dit is de Kracht
die ik ons allen toewens in ons hart.
|
|