Diana's bijdrage, viering 5 augustus 2001
 
  Voorgangers: Diana Vernooij en Hans Gildemacher (lector)  
         
         
 

Lezingen

  • Prediker 1; 2 en 2; 21-23
  • Lucas 12; 13-21
  • Citaat uit de Upanishads gebed uit Rig Veda Vll.86
         
         
 

Inleiding

Welkom beste mensen, volwassenen en kinderen, zo midden in de zomer gekomen naar de Duif. Na weken warm weer, sommigen op vakantie, sommigen van vakantie terug, zijn wij hier om de dienst van woord en schrift met elkaar te vieren. Geen koor, geen pianiste zelfs, want de aankondiging dat Sabine zou spelen blijkt op een misverstand te berusten.

Daarom, om meteen maar praktisch te worden, zullen we slechts twee liederen zingen van de vier die zijn aangekondigd, en dan nog: op hoop van zegen.
Het lied op pagina 6 dat wij zouden zingen bij het tafelgebed zullen we nu uitspreken, wilt u het refrein steeds herhalen?

Nu de inhoud van de dienst. You ain't got nothing but your soul, zingt Tracy Chapman. Dat heb ik voor op het boekje gezet. Je denkt misschien van alles te bezitten, maar nee, het enige dat echt bij je blijft is je ziel. De ziel, die niet ons verstand is, niet onze persoonlijkheid of ons ik, maar die wel ons geluk uitmaakt. Daar gaat het over en over nog veel meer.

Ook al is het zomer, er is een kindernevendienst. Fred zal jullie uitnodigen.
 

 
       
 

Overweging

Beste mensen, er is geen woord Spaans aan de boodschap van de twee bijbel-teksten. Ook al heeft een mens nog zoveel, zijn leven bezit hij niet. Al het werken en zorgen en tobben om jezelf zeker te stellen is onbegonnen werk.
Nu waren in de tijd van Prediker en de tijd van Jezus de omstandigheden een stuk onzekerder dan wij nu kennen, en dat geldt voor derde wereldlanden nog steeds trouwens: twee keer een slechte oogst en er heerst hongersnood. Een ziekte, kinder-loosheid, het overlijden van je man of een overstroming zorgen voor menselijke tragedies. Wij kennen meer buffers: wij hebben verzekeringen, uitkeringen, reservepotjes. Dan lijkt het dat we ons leven kunnen bestieren maar in de grond van de zaak staan we nog net zo machteloos tegenover het noodlot als in andere tijden of andere omstandigheden.

Prediker zal concluderen dat je maar beter kunt genieten van het goede dat je treft. Het heeft geen nut te proberen het lijden te voorkomen, dat zal je heus wel overkomen. We kennen deze waarheid. Het zijn de kleine dingen die je echt blij maken, de mensen om je heen zijn het, aan wie je je geluk ontleent. Saamhorigheid met de jouwen is belangrijker dan veel bezittingen. En saamhorigheid is ook veel moeilijker te bereiken, omdat je zelf in het geding bent. Het is een veel kwetsbaarder bezit.
Jezus legt de vinger op de zere plek. Hij begint met te zeggen dat hij geen rechter is in een geschil. Hij waarschuwt voor hebzucht. Ook hij is niet zo bloemrijk over waar het dan wél om gaat in het bestaan. De joodse traditie heeft wetten tot stand gebracht en een basale rechtvaardigheid in het bestaan. Jezus borduurt daarop verder en legt vervolgens de nadruk op kwetsbaarheid en barmhartigheid, op liefde en gelijkheid en openheid. Hij spreekt zelf over vervulling van de wet. De wetten moeten worden uitgevoerd omwille van de rechtvaardigheid, maar in de liefde vinden de wetten pas hun vervulling.

Gods naam betekent letterlijk: Ik ben die is, en ook: Ik zal er zijn. Gods naam is onuitspreekbaar omdat er niet één naam is die alles van God laat zien. Daarom is het ook zo rampzalig om God met Heer aan te spreken, en zeker om de basisnaam van God met Heer te vertalen.
Niet alleen Gods náám is veelvuldig, God zelf ook. Wij mensen hebben God in de loop van de geschiedenis onder verschillende gezichten leren kennen. De God van het Oude Testament was de God die rechtvaardigheid afdwong. Die van het Nieuwe Testament was daarbovenop de vaderlijke kracht die liefdevol ingrijpt in de geschiedenis. Nu, tweeduizend jaar later zie je het godsbeeld ook weer veranderd zijn. Gods kracht wordt steeds meer ervaren als een dragende grond van ons persoonlijk bestaan, als het mysterie dat spreekt in alle wetten en wonderen van wat wij meemaken.

Natuurlijk was in het Oude Testament ook een god van liefde te vinden en in beide testamenten een dragende grond, maar zoals Jezus vooral de nabije liefde en de barmhartigheid van God heeft geopenbaard openbaart onze tijd God als de dragende grond in ieder van ons.
Wij kunnen God nooit helemaal kennen. Zij is zoveel rijker dan ons verbeeldingsvermogen. Niet voor niets spreken andere godsdiensten tot onze verbeelding. Andere volkeren hebben God op andere manieren leren kennen en andere culturen laten God op andere manieren spreken, op andere manieren zien.
De afgelopen week is er op De Tiltenberg, waar ik werk, een conferentie geweest van een internationale vrouwenorganisatie. Ik hoorde daar citaten uit de Hindoeistische traditie die ik zeer inspirerend vond. Een ervan vond ik als gebed zo dicht bij het Onze Vader liggen, dat ik het op die plek in de dienst heb gezet. Het voedt ons, dit nieuwe gezicht van God.

De dragende grond van ons bestaan, onze voedingsbodem, is geen vaste grond onder onze voeten. Ze is de levenskracht die door ons en het hele universum heen gaat. Ik zie die dragende grond als heel praktisch, ik ervaar haar dagelijks, en ervaar ook dagelijks haar gemis. We zijn moe, we zien iets prachtigs dat ons plotseling vervult en dan zijn we absoluut niet moe meer. Of ook: ik kan haar niet ervaren als ik te veel mezelf heb voorbij gerend.
De verstarring die we zo vaak voelen, het ijs, smelt als we in contact komen met iets echts, moois of liefs. De stroom van het leven breekt door als onze liefde en ons rechtvaardigheidsgevoel wordt aangesproken. En die dragende grond, die stroom: je kunt haar niet bezitten, niet erover beschikken zoals je over je bezittingen beschikt. Je kunt het contact met haar zoeken. Eigenlijk kun je haar stromen niet zozeer in je opzoeken als wel alles dat haar stroom verkilt en verstart wegnemen. Dan stroomt zij vanzelf.

You ain't got nothing but your soul, zingt Tracy Chapman. Niets bezit je, toch overkomt je van alles dat je rijk maakt of arm, gezond of ziek, dat je kwetst of vervult. Je denkt misschien van alles te kunnen vergaren en bezitten, maar nee, het enige dat echt altijd bij je is, is je ziel. Je ziel geeft toegang tot de dragende grond van het bestaan. Je ziel is de poort. Een poort kan rijk zijn van versiering, stevig gebouwd, met zware deuren, ze kan sierlijk zijn of vervallen. Het belangrijkste van de poort is niet zozeer het gebouw maar de doorgang. Het omhulsel van de poort is gebouwd uit je dagelijks leven, je reacties. Je verdedigingsmechanismen, je hardheid, je cynisme zorgen voor een hele zware poort met maar een kleine opening en zware gesloten deuren. Je kwetsbaarheid, je hartelijkheid, je nieuwsgierigheid maken de poort licht en vrolijk. Ze openen je voor je Kracht die geest is en leven, licht en waarheid en grenzeloze ruimte. De Kracht die alles omvat aan activiteit en verlangen, aan geuren en smaken. De Kracht die het hele universum ontvouwt en lief heeft. Dit is de Kracht die ik ons allen toewens in ons hart.


 

       
 

Nodiging

Wij allen zijn genodigd
om dit oude gebaar van breken en delen ook vandaag weer gestalte te geven.
Door brood en wijn te delen bevestigen wij elkaar:
ook vandaag is rechtvaardig leven mogelijk.

Komt dan allen, want alles is gereed en ieder is genodigd.
 

       
 

Zegenbede

Krachtige en Tedere,
jij die van jezelf zegt: 'Ik zal er zijn', wees er voor ons.
Wees er met de volheid van je troost en je overvloed aan levenskracht.
Opdat wij kunnen leven met open ogen en open armen.

Amen.

       
       
 

| Archief/Bijdragen | Diana's "Hoofdpagina" | Gastvoorgangers |
 
 

FV 2001-08-06 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl