|
||||
Diana's bijdrage,
viering 24 maart 2001
|
||||
Voorganger: Diana Vernooij, lector: Thea van Deijl | ||||
Lezingen
|
||||
Inleiding Goede morgen lieve mensen, hartelijk welkom in een zonnig en besneeuwd Amsterdam-Noord. Ik zou met Andrea Merle samen voorgaan maar die belde me op dat ze griep heeft. Nu is bereid geweest voor haar in te springen. Dus samen met het koor en Irina achter de piano zullen we samen een mooie dienst proberen te maken. We zijn op weg naar Pasen, het is de 2e zondag in de 40 dagen tijd. We bereiden ons voor op het besef wie Jezus is, wat zijn impact is op de wereld. Waar komt het op aan in geloven, waar gaat het allemaal om? In de lezingen van vandaag stuiten we op Petrus. Petrus werd door Jezus de rots genoemd waarop hij zijn kerk zal bouwen. Diezelfde Petrus is door Jezus satan genoemd. Het is dus bepaald geen doetje en niet iemand die foutloos door het leven gaat. Wel iemand met lef, die zich de volle honderd procent aan zijn roeping wijdt. Laten we deze ochtend luisteren, nieuwe schatten van bevrijding delven
uit de oude verhalen, laten we bidden, in onszelf een vuur aanwakkeren
die ons kracht en tederheid geeft. |
||||
Overweging We lazen net het prachtige verhaal van Jezus' extatische ontmoeting met Moses en Elia en misschien is uw eerste gedachte dezelfde als de mijne: hoe letterlijk moet je dat allemaal nemen. Maar daar gaan we het niet over hebben. We gaan het verhaal via een omweg benaderen. Ik ben de verhalen in Matteus om deze lezing heen gaan lezen en besefte dat het verhaal in een lijn staat en dat die lijn om Petrus gaat en om de vraag waar het op aankomt in geloven.Ik zal het in volgorde vertellen: In het hoofdstuk dat voorafgaat aan wat we lazen vraagt Jezus de leerlingen of zij weten wie hij is. Petrus staat op en hij zegt hardop dat Jezus de Christus is, de zoon van de levende God is. Dat is niet mis. Als eerste van de leerlingen spreekt Petrus van zijn diep geloof in Jezus als de Christus, de Messias. Voor Jezus is Petrus een man die de daad bij het woord voegt, hij zal handen en voeten geven aan het geloof. Jezus noemt Petrus de steenrots waarop zijn kerk zal worden gebouwd. Maar direct daarop gebeurt er iets heftigs tussen Petrus en Jezus. Deze bouwer, deze Petrus krijgt te horen dat Jezus zal worden overgeleverd en ten dood wordt gebracht. Hij wil er niets van horen. Hij wil de strijd aangaan met Jezus' belagers, hij wil Jezus redden. En die opstelling wijst Jezus af. Jezus noemt hem zelfs Satan. Jezus maakt het Petrus duidelijk: wie zijn leven wil winnen zal het verliezen, wie zijn leven verliest om Gods wil zal het winnen. En concreet betekent dat hier: machtsstrijd gaat niet samen met het geloof in de messias. De messias bescherm je niet met geweld, hij is geen koning of krijgsheer als alle anderen. Dat is er allemaal gebeurd met Petrus voordat Jezus hem en twee andere leerlingen mee naar een hoge berg neemt om hem te laten zien waar het om gaat. Wat ziet Petrus daar op die berg? Jezus' gelaat begint te stralen, zijn
kleren lichten op. Jezus raakt in vervoering. Ongetwijfeld bidt hij tot
God, ongetwijfeld beseft Jezus tijdens zijn gebed de eenzaamheid van zijn
weg en het lijden dat hem wacht. Hij geeft zich over aan zijn God, en
dan weet zich in het gezelschap van de vele mannen en vrouwen die Gods
boodschapper waren. Hij weet Mozes en Elia zeer nabij. Mozes was de man
die de Joden wegvoerde uit de slavernij, en lange jaren een boos en halsstarrig
volk door de woestijn leidde. En hij kwam nooit aan in het beloofde land.
Elia was de man Gods die de afgodenpriesters aftroefde met zijn God en
die God zocht in de storm, de aardbeving en het vuur, en hij vond God
daar niet. Maar God vond hij in het suizen van een zachte bries. Vaak denken we dat religie er vooral is om ons te helpen een goed leven
te leiden. Een godsdienst geeft je leefregels en zo een houvast over wat
goed en wat kwaad is. Dat is waar maar dit is nog maar de oppervlakte
van religie. Ook niet gelovige mensen kunnen goed doen en een moreel leven
leiden. Religie sleurt je veel verder, het vraagt je overgave. Contact
met God in je, contact met het vuur in je, tilt je boven jezelf uit, je
bent tot grootser dingen in staat dan je van jezelf ooit dacht. We hebben allemaal van die patronen en overlevingsmechanismen, manieren
waarop we reageren, steeds weer, of dat nu nog zinvol is of niet. Werd
je als kind gepest of geslagen dan was je overlevingmechanisme misschien
dat je jezelf terugtok en deed alsof je niemand nodig had. En nog steeds
trek je je terug als je je gekwetst voelt. Kreeg je nooit aandacht en
hing je daarom de grapjas uit dan is de kans groot dat je dat nog steeds
doet als je contact zoekt. Ben je als kind misbruikt dan heb je nog steeds
de neiging anderen te wantrouwen. Soms lijkt je leven saai, je partner lijkt je saai, je kinderen of je
collega's zijn saai. Misschien zit je dan in je eigen veilige en overbekend
cirkeltje gevangen. Laat je patroon dan varen en ga het eens anders doen.
Reageer zelf eens anders op je omgeving. Ga eens luisteren als je gewend
bent te praten, of praten als je gewend bent te luisteren, vraag eens
om hulp of doe dat juist eens minder. Doe alles gewoon eens heel anders.
Misschien ontdek je dan nieuwe kanten van de mensen om je heen. Dat voelt
waarschijnlijk eng, onwennig en kwetsbaar maar wel is het leven ineens
weer spannend. Paulus schreef aan Timoteus in die moeilijke jaren van het vroege christendom:
"Vergeet dus niet het vuur aan te wakkeren van Gods genade die in
u is. God heeft ons niet een geest geschonken van vreesachtigheid, maar
een geest van kracht, liefde en bezonnen-heid." |
||||
Nodiging |
||||
Zegenbede |
||||
| Archief/Bijdragen | Archief 2002 | Diana's "Hoofdpagina" | Gastvoorgangers | |
||||
|
||||
|
||||