Bijdrage Bram Grandia, viering 14 april 2002
 
  Voorganger: Bram Grandia

 
         
         
 

Inleiding

Vanmorgen op de tweede zondag na Pasen blijven we nog even op die wonderlijke Paasdag. We volgen twee reizigers die gaan vanuit Jeruzalem naar Emmaus, een uur gaans. Terwijl ik het verhaal over de Emmaüsgangers las, dacht ik: dit is het grondpatroon van liturgie. Mensen verslagen over wat rondom hen en in hen gebeurt zijn een uur onderweg. Onderweg spreekt iemand mee en geeft haar, geeft zijn visie op de actualiteit vanuit Mozes en profeten. Een ander licht valt op de werkelijkheid. Aan het einde van de weg is er herkenning, wordt er gevierd. Dat is wat we hier iedere week doen, onderweg naar herkenning, op zoek naar een teken van vrede bij het breken van het brood.

 
     
  Overweging

Gemeente van Jezus hier in de Duif

Altijd zijn er twee mannen van gemaakt, maar evengoed zijn het een man en een vrouw, twee van de leerlingen, op weg naar huis, naar Emmaus, een kilometer of zes van Jeruzalem. Ze kijken terug op het Paasfeest en evalueren de gebeurtenissen. Tijdens het gesprek komt er een mens voorbij, die meetrekt en luistert en om uitleg vraagt: "Waar hebben jullie het over?" "Weet u niet wat er gebeurd is, ben je de enige vreemdeling in Jeruzalem? Zoiets ontgaat je toch niet?

"Wat dan?" Dan vertellen deze twee wie Jezus de Nazarener is: hij is profeet, machtig in woord en werk, in theorie en praktijk. Ze vertellen hoe deze profeet het slachtoffer is geworden van een religieuze en politieke moord. Dat is hem aangedaan. Ach, zo ging het met profeten voor hem en na hem. Wij hoopten zo dat hij Israël zou bevrijden, de Romeinen zou verjagen, een einde zou maken aan alle corruptie, aan alle belastingdruk, we waren ervan overtuigd dat hij de lang verwachte Messias was. Maar ach, het is al de derde dag, alle leven in en rondom hen is geweken. Ze vertellen de vreemdeling over de vrouwen en over het lege graf. "Maar ach, hem, Jezus hebben ze niet gezien. Dus gaan we maar naar huis." Twee mensen waarvan de hoop op vrede in Jeruzalem de bodem is ingeslagen.

Catechese van de passant|
De man die mee optrekt hoort als het ware hun reconstructie van de gebeurtenissen en reageert direct. "onverstandigen en tragen van hart". Beter onwetenden.
Deze passant legt uit wat in de joodse schrift op de Messias slaat, te beginnen bij Mozes en de profeten. Hij geeft catechese, leerhuis onderweg. Gaandeweg legt hij uit dat de weg van de Messias de weg van het lijden inhoudt. Je zou het vandaag willen horen uit zijn eigen mond. Wat zei hij? Misschien horen we iets van de woorden van de mysterieuze schriftuitlegger in die andere lezing uit het tweede Lukasboek, Handelingen. Daar vertelt Petrus hoe God Jezus heeft laten opstaan om een einde te maken aan de weeën van de dood. Jezus heeft de dood verslagen. Hij is afgedaald tot in het rijk van de dood. Dat is een sterk motief in alle Grieks orthodoxe en Russisch orthodoxe kerken. Het motief van de strijd met de dood en de overwinning op de dood.
Je ziet zowel bij Lukas als bij Petrus dat Jezus er alles voor over heeft gehad, zijn eigen lijf, zijn eigen bloed om de mensheid te bevrijden uit het doodsgebied, om een doorbraak te creëren. De weg van de Messias is een weg de diepte in, een weg van solidariteit met verdrukte- en geslagen mensen, een weg van trouw tot in de dood. Dat klinkt misschien abstract.. maar het werd zichtbaar in mensen als Romero en al die anderen die niet wegvluchten voor hun verantwoordelijkheid, die juist omdat ze opkwamen voor het leven, zich het lijden en de dood op de hals haalden. Geen zelfmoordactie, maar een demonstratie van het geven van leven voor anderen. Jezus als donor van bloed in plaats van wreker van bloed.

Gast wordt gastheer
De uitleg is dan dat het lijden en de dood het laatste woord niet hebben. Onwetenden, het klinkt niet beschuldigend, maar meer als "dommerds, hoe kon je dat nou niet zien?"
"Nu dan ga ik maar weer eens." Je hoort het de passant zeggen". "Nee blijf bij ons meneer, want het is avond en de dag loopt ten einde. Wees onze gast." Daar aan tafel wordt de gast gastheer. Daar bij het avondmaal, bij het breken van het brood was Hij het die het brood nam, God dankte voor de vrucht van de tarwekorrel en hen het brood in handen gaf en hen vrede wenste. Daar bij dat gebaar gingen hun ogen open en ze herkenden hem. "Jezus, dat is hem."
Meteen was hij weg. Tijdens zijn uitleg was hun hart al gaan branden. Het vuur sloeg over. Hun harten gingen sneller kloppen, maar nu gaan hun ogen open. Zij stonden op zegt Lukas (anastasis = opstanding). De twee, Kleopas en partner staan op. Nu is het ook voor hen Pasen geworden.

De herkenning van deze twee geschiedt bij het breken van het brood. Misschien is brood breken wel het meest karakteristieke beeld voor de aanwezigheid van de Messias. Handen gaan open,zegenen God omwille van het brood, breken en delen, een eindeloos gebaar. Een leven lang heb je dat gebaar nodig en een leven lang heb je nodig om dat gebaar te beleven als het gebaar waarin God zelf tot ons komt.

Maarten Luther schrijft in zijn uitleg van het Onze Vader bij de bede "geef ons heden ons dagelijks brood" dat iedere vorst er goed aan doet in plaats van een leeuw een brood in zijn wapenschild te zetten. Door dat te doen, schrijft hij, herinneren zij zichzelf en hun onderdanen eraan dat het hun ambt is voor brood en vrede te zorgen.

Brood breken en delen
Het breken van het brood is het messiaanse teken. Ik denk aan een avond in de Keizersgrachtkerk. We zaten met een aantal mensen om de tafel. Een van hen was Mohammed, gevlucht uit Marokko. Hij praatte mee in een catechesekring. Ik vroeg hem: waar dacht jij de eerste keer aan toen je bij ons avondmaal vierde?" "Ik dacht aan mijn dorp, aan de maaltijden daar. Ik zag van jongs af aan hoe mensen samen het brood deelden. Als je als gast een stuk brood krijgt, ben je heilig. Dan mag niemand je iets aandoen. Als mensen samen het brood breken, is dat een teken van vrede. Dan kun je daarna elkaar de koppen niet inslaan. Daar dacht ik aan toen ik voor het eerst naar het avondmaal ging. Toen vroeg ik het aan iemand in de kerk. Die zei: bij het avondmaal denken we aan Jezus. Toen wist ik dat het om heel iets anders ging."

Ik heb hem gevraagd om de ervaring uit zijn dorp nooit te vergeten en altijd ook daaraan te denken als hij naar het avondmaal gaat. Want de herkenning van de Messias zit hem in dat gebaar van breken en uitdelen. In dat gebaar gaat een wereld van vrede, gastvrijheid en hoop open.

In dat breken en uitdelen ben je een breekbaar en kwetsbaar mens. Je opent je handen, je balt je vuisten niet, je deelt uit, je leeft vrede.
Is dat het niet waarvoor deze Jezus zijn leven heeft gegeven. Dat mensen aan tafel zitten, joden en mensen uit de volkeren, vrouwen en mannen, homo's en hetero's, Israëli's' en Palestijnen, mensen zo verschilend, die samen eten van dat ene brood en juist omdat we samen eten van dat ene brood voor elkaar heilig zijn, kwetsbaar en breekbare mensen die er niet op uit zijn de ander te kwetsen en te breken?

Is dat het geheim dat dwars door het geweld van handen die slaan en doden, de handen weer zichtbaar worden van hem die zegent, breekt en deelt totdat allen genoeg hebben?

Meer dan ooit besef ik bij het lezen van dit verhaal dat Lukas ons wil zeggen dat de opgestane fysiek kan verdwijnen uit het zicht op het moment dat zijn gebaar van breken en delen herkend wordt. Waar dat gebeurt, is Christus toch werkelijk aanwezig. Misschien denkt u wat is dat voor vreemde uitspraak uit de mond van een protestantse pastor.

Feest van herkenning
Maar vindt in dit verhaal niet zoiets als transsubstantiatie plaats -dat oude woord om de verandering van brood en wijn in lichaam en bloed van Christus aan te geven?- Maar dan zo: twee onwetende mensen, verblind door het gebeuren worden opstandingsmensen dank zij het zien van het gebaar van breken en delen van die vreemdeling die zomaar hun bestaan binnenkomt.
Ze worden andere mensen. Voor mij is dat het wonder van transsubstantiatie, niet dat er iets wonderlijks met brood en wijn gebeurt, maar dat er iets wonderlijks gebeurt met mensen die brood en wijn ontvangen uit de hand van die vreemde gastheer.
Ze worden tot andere mensen, tot lichaam van Christus, tot mensen van hoop en vrede.
Ze ervaren dat het opgewekte leven van Jezus van Nazareth blijvend onder ons is in het breken van het brood. Goddank dat dat hier in de Duif week in week uit gebeurt. Daar kunnen protestantse kerken nog iets van leren, want niet bij het luisteren naar zijn woorden herkenden ze hem, maar bij het zien van zijn handen en bij het horen van de zegen. Daarom breken en delen we week in week uit, opdat we dit feest van de herkenning nooit vergeten.

Hier in de Duif, kijkend naar alle hier aanwezige Duiven, denk ik aan een gedicht van
Jaap Zijlstra. Het heet "Avondmaal" :

Bij het zien
van al die brokjes
denk ik
het is vogelbrood.

Kom maar
schuwe hippe vogel.
kom maar
oude tamme kraai,
kom maar postduif moegevlogen,
kom maar mussen uit de goot.

Bij het zien
van al die brokjes
weet ik
het is vogelbrood

(uit Lichtgeraakt, Kampen 1985 p.25).

 
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2002 | Gastvoorgangers |

 
 

FV 2002-05-14 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl