|
Overweging
Gemeenschap van Jesus Christus, lieve mensen!
Als ik U vertel dat ik onlangs met een hamer mijn horloge aan barrels
heb geslagen en het vervolgens, vergezeld van enige smeekbeden en rituelen,
in de dichtstbijzijnde gracht heb gegooid, omdat ik denk dat ik om het
een of ander een offer aan God moet brengen, zult U wellicht denken dat
ik niet meer bij mijn volle verstand ben. Nu kan ik U geruststellen: ik
heb het niet gedaan.
Ik probeer U slechts duidelijk te maken dat een dergelijk offer totaal
geen zin of betekenis heeft. Ik word er niet beter van, God, aan wie ik
het offer opdraag, wordt er niet beter van en het horloge wordt er al
helemaal niet beter van.
Erger wordt het nog als ik op een dergelijke manier met onschuldige weerloze
dieren aan de slag ga.
In de eerste boeken van het Oude Testament, de Tora, wordt in de wetgeving
heel nauwkeurig omschreven hoe een dierenoffer moet worden gebracht. Het
offerdier moet vooral jong en zonder enig gebrek en bovendien van het
mannelijk geslacht zijn. Het dier moet de halsslagader worden doorgesneden,
het bloed ervan moet worden gesprenkeld rond de plek, het brandaltaar,
waar het dier wordt verbrand.
Gruwelijk. Gelukkig zijn er nog maar weinig religies waarbinnen dergelijke
dierenoffers gebruikelijk zijn. Het idee dat het offeren van iets moois
en nuttigs iets positiefs kan uitrichten is volslagen absurd. En dan steeds
dat gedoe met bloed dat moet vloeien en waarmee geknoeid en gesprenkeld
moet worden!
Bloed is enkel nuttig binnen een levend organisme. Het vervoert bijvoorbeeld
zuurstof en voedingsstoffen naar alle cellen. Buiten het organisme bederft
het en gaat het stinken.
Het dierenoffer is net zo absurd als het "offer" met het horloge
en bovenal hardvochtig en wreed.
Nu staat het verhaal uit het Matteüs-Evangelie niet op zichzelf.
Jezus haalt in de schriften vaker uit naar de schriftgeleerden en Farizeeën
die hij in dit geval óók aanspreekt op hun gedragingen.
Ze offeren naar oud gebruik dieren die hun door de gelovigen worden gebracht,
maar onderdrukken onderwijl dezelfde gelovigen en knijpen hun af.
Elders in de schrift haalt Jezus uit naar de schriftgeleerden wanneer
hij constateert dat zij met veel omhaal en poespas de voorgeschreven dagelijkse
gebeden opzeggen, terwijl ze niet omzien naar de weduwen uit hun gemeenschap,
hetgeen ze volgens dezelfde Joodse wetgeving tevens zouden moeten doen.
Het gaat Jezus dan ook niet alleen om de zinloosheid en de wreedheid rond
allerlei rituele handelingen, maar meer om de onverschilligheid, de hypocrisie
en het eigenbelang van de Farizeeën en om hun hoogmoedige gedrag.
Zij spreken Jezus erop aan dat Hij zich inlaat met tollenaars en zondaars,
terwijl ze eigenlijk de hand in eigen boezem zouden moeten steken. Jezus
wil ons tonen hoe we in het leven dienen te staan. Hij wil ons laten zien
dat we niet gebaat zijn bij magische bezweringsformules, dierenoffers,
kapsones en uiterijk vertoon. Hij wil ons leren dat we Gods vrederijk
op aarde enkel kunnen vestigen als we bereid zijn op basis van gelijkwaardigheid
met elkaar te lezen en dat vraagt niet om zelfzucht en uiterlijk vertoon,
maar om ingetogenheid, naastenliefde en de slagvaardigheid en daadkracht
die daarbij horen.
Als we willen leren ontdekken wat de Eeuwige van ons mensen verlangt,
zullen we moeite moeten doen om Hem te leren kennen, schrijft Hosea.
Die moeite zullen we ons echt moeten getroosten, want de kennis van God
komt ons niet aanwaaien, maar we moeten het ook willen leren, soms met
vallen en opstaan. Jezus wil ons dit met de verhalen die hij ons middels
de schriften heeft nagelaten makkelijker en duidelijker maken. De wat
raadselachtige trant van de gelijkenissen waarin hij steeds spreekt is
niet bedoeld om ingewikkeld en gewichtig te doen, maar om het ons ook
weer niet te gemakkelijk te maken. We moeten zelf leren ontdekken wat
de Eeuwige van ons vraagt.
Zo leren we waar het in het leven werkelijk om gaat: naastenliefde en
gelijkwaardigheid, gerechtigheid en barmhartigheid zonder enige vorm van
omhaal en zonder poespas, zonder dat we ons erop laten voorstaan hoe goed
we wel voor onze naasten zijn, zonder enige vorm van eigendunk, zonder
kapsones.
Als we samen bidden en samen vieren, samen breken en delen en samen ons
geloof belijden, doen we dat ons te laten raken door de Eeuwige en door
elkaar, vieren we dat we samen gemeenschap van Christus zijn, verdiepen
we ons in de schriften, laten ons voeden en zoeken naar de zin van het
leven.
Laat het ons gegeven zijn dat we ons niet verliezen in uiterlijkheden
en schone schijn. Opdat we waarschtig met elkaar leven zoals de Eeuwige
dit van ons verlangt: oprecht, barmharig en ingetogen, liefdevol en aandachtig,
betrokken en integer, daadkrachtig en slagvaardig, binnen en buiten de
muren van dit gebouw.
Moge het aldus geschieden.
|
|
|
Nodiging
Als teken van zijn liefdevolle aanwezigheid in ons midden zijn wij genodigd
aan de tafel van de Eeuwige. Wij allen, zonder enige uitzondering, zijn
genodigd mee te breken en te delen, wie of wat je ook bent, als je je
geraakt voelt door de Geest van Christus ben je genodigd aan deze tafel.
Komt dan, want alles is gereed.
|
|