Bijdrage Reinier, viering 9 juni 2002
 
 

Voorganger: Reinier ter Hart

 
         
         
 

Lezingen

Hos. 6; 3-6

Hebr. 10; 4-7, 10

Matt. 9; 9-13
         
       
 

Welkom en Inleiding

Hartelijk welkom allemaal. Bijzonder hartelijk welkom wil ik U heten als U vandaag voor het eerst deze viering bij ons bijwoont. Ik hoop dat U zich een beetje bij ons thuisvoelt en dat U nog eens terugkomt. Wij als Duifgemeenschap zijn altijd heel verheugd als er mensen zijn die zich bij ons willen aansluiten. En, zoals U ziet, hebben we alle ruimte om flink aan te groeien.

 

Over de lezingen

De thematiek van de lezingen van vandaag laat niets aan duidelijkheid te wensen over. In alle drie de lezingen gaat het om de nutteloosheid van het brengen van offers.

 

Hosea, de schrijver van de Hebreeënbrief en Matteüs willen ons laten zien dat de Eeuwige barmhartigheid van ons verlangt en geen offers. In de overweging die ik straks voor U mag houden wil ik hier dieper op ingaan door met name de Evangelielezing in de bredere context te plaatsen waarbinnen die hoort. Jezus' rede tegen de Farizeeën staat niet op zichzelf, maar kan worden geplaatst in een reeks van “aanvaringen” en twistgesprekken die Jezus met hen heeft gehad met steeds weer de bijbehorende vermaningen die Jezus hun geeft.


       
 

Overweging

Gemeenschap van Jezus Christus, lieve mensen!

Als ik U vertel dat ik onlangs met een hamer mijn horloge aan barrels heb geslagen en het

vervolgens, vergezeld van enige smeekbeden en rituelen, in de dichtstbijzijnde gracht heb

gegooid, omdat ik denk dat ik om het een of ander een offer aan God moet brengen, zult U wellicht denken dat ik niet meer bij mijn volle verstand ben. Nu kan ik U geruststellen: ik heb het niet gedaan. Ik probeer U slechts duidelijk te maken dat een dergelijk offer totaal geen zin of betekenis heeft. Ik word er niet beter van, God, aan wie ik het offer opdraag, wordt er niet beter van en het horloge wordt er al helemaal niet beter van. Erger wordt het nog als ik op een dergelijke manier met onschuldige weerloze dieren aan de slag ga.

 

In de eerste boeken van het Oude Testament, de Tora, wordt in de wetgeving heel nauwkeurig omschreven hoe een dierenoffer moet worden gebracht. Het offerdier moet vooral jong en zonder enig gebrek en bovendien van het mannelijk geslacht zijn. Het dier moet de halsslagader worden doorgesneden, het bloed ervan moet worden gesprenkeld rond de plek, het brandaltaar, waar het dier wordt verbrand.

 

Gruwelijk. Gelukkig zijn er nog maar weinig religies waarbinnen dergelijke dierenoffers gebruikelijk zijn. Het idee dat het offeren van iets moois en nuttigs iets positiefs kan uitrichten is volslagen absurd. En dan steeds dat gedoe met bloed dat moet vloeien en waarmee geknoeid en gesprenkeld moet worden! Bloed is enkel nuttig binnen een levend organisme. Het vervoert bijvoorbeeld zuurstof en voedingsstoffen naar alle cellen. Buiten het organisme bederft het en gaat het stinken. Het dierenoffer is net zo absurd als het “offer” met het horloge en bovenal hardvochtig en wreed.

 

Nu staat het verhaal uit het Matteüs-Evangelie niet op zichzelf. Jezus haalt in de schriften vaker uit naar de schriftgeleerden en Farizeeën die hij in dit geval óók aanspreekt op hun gedragingen. Ze offeren naar oud gebruik dieren die hun door de gelovigen worden gebracht, maar onderdrukken onderwijl dezelfde gelovigen en knijpen hun af. Elders in de schrift haalt Jezus uit naar de schriftgeleerden wanneer hij constateert dat zij met veel omhaal en poespas de voorgeschreven dagelijkse gebeden opzeggen, terwijl ze niet omzien naar de weduwen uit hun gemeenschap, hetgeen ze volgens dezelfde Joodse wetgeving tevens zouden moeten doen. Het gaat Jezus dan ook niet alleen om de zinloosheid en de wreedheid rond allerlei rituele handelingen, maar meer om de onverschilligheid, de hypocrisie en het eigenbelang van de Farizeeën en om hun hoogmoedige gedrag. Zij spreken Jezus erop aan dat Hij zich inlaat met tollenaars en zondaars, terwijl ze eigenlijk de hand in eigen boezem zouden moeten steken. Jezus wil ons tonen hoe we in het leven dienen te staan. Hij wil ons laten zien dat we niet gebaat zijn bij magische bezweringsformules, dierenoffers, kapsones en uiterlijk vertoon. Hij wil ons leren dat we Gods vrederijk op aarde enkel kunnen vestigen als we bereid zijn op basis van gelijkwaardigheid met elkaar te lezen en dat vraagt niet om zelfzucht en uiterlijk vertoon, maar om ingetogenheid, naastenliefde en de slagvaardigheid en daadkracht die daarbij horen.

 

Als we willen leren ontdekken wat de Eeuwige van ons mensen verlangt, zullen we moeite

moeten doen om Hem te leren kennen, schrijft Hosea. Die moeite zullen we ons echt moeten getroosten, want de kennis van God komt ons niet aanwaaien, maar we moeten het ook willen leren, soms met vallen en opstaan. Jezus wil ons dit met de verhalen die hij ons middels de schriften heeft nagelaten makkelijker en duidelijker maken. De wat raadselachtige trant van de gelijkenissen waarin hij steeds spreekt is niet bedoeld om ingewikkeld en gewichtig te doen, maar om het ons ook weer niet te gemakkelijk te maken. We moeten zelf leren ontdekken wat de Eeuwige van ons vraagt.

 

Zo leren we waar het in het leven werkelijk om gaat: naastenliefde en gelijkwaardigheid,

gerechtigheid en barmhartigheid zonder enige vorm van omhaal en zonder poespas, zonder dat we ons erop laten voorstaan hoe goed we wel voor onze naasten zijn, zonder enige vorm van eigendunk, zonder kapsones. Als we samen bidden en samen vieren, samen breken en delen en samen ons geloof belijden, doen we dat ons te laten raken door de Eeuwige en door elkaar, vieren we dat we samen gemeenschap van Christus zijn, verdiepen we ons in de schriften, laten ons voeden en zoeken naar de zin van het leven. Laat het ons gegeven zijn dat we ons niet verliezen in uiterlijkheden en schone schijn. Opdat we waarachtig met elkaar leven zoals de Eeuwige dit van ons verlangt: oprecht, barmhartig en ingetogen, liefdevol en aandachtig, betrokken en integer, daadkrachtig en slagvaardig, binnen en buiten de muren van dit gebouw.

Moge het aldus geschieden.

       
 

Nodiging

Als teken van zijn liefdevolle aanwezigheid in ons midden zijn wij genodigd aan de tafel van de Eeuwige. Wij allen, zonder enige uitzondering, zijn genodigd mee te breken en te delen, wie of wat je ook bent, als je je geraakt voelt door de Geest van Christus ben je genodigd aan deze tafel. Komt dan, want alles is gereed.

       
 

Zegenbede

Hartelijk dank voor Uw aanwezigheid en dank ook voor Uw luisterbereidheid.

 

Aan het eind van deze viering vragen we om hulp van de Eeuwige om samen met onze naasten in vrede te kunnen blijven leven.

De Eeuwige zegene en behoede ons,

de liefdevolle doe zijn aangezicht over ons lichten

en zij ons genadig.

De Barmhartige verheffe zijn aangezicht over ons en geve ons vrede.

In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.
       
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2002 | Reiniers "Hoofdpagina"Gastvoorgangers |

 
 

RG 2002-04-03| © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl