Bijdrage Frans Gerritsma, viering 19 januari 2003
 
  Voorgangers: Bart Santema, Diana Vernooij  
         
 

Lezingen

  • 1 Samuel 3:3b-10
  • Johannes 1:35-42
         
         
 

Overweging

Het kan je overkomen, dat je iemand die je vele jaren niet meer gezien hebt niet meer herkent.
Het beeld dat je had, klopt niet meer, maar vaak wanneer je dan ander hoort praten, roept dat meteen weer herkenning op en zie je bepaalde trekken weer, waardoor je de ander weer herkent.

De jonge Samuël, is als kind naar het heiligdom gebracht, omdat hij door zijn onvruchtbare ouders, van God is afgesmeekt en op deze manier aan God wordt teruggeven. Hij wordt daar door de priester Eli opgevoed, en ingevoerd in de dienst van de tempel. Het kind is jong, nog niet besmet door de schanddaden, waarmee de beide zonen van Eli behept zijn. Die zich toe-eigenen wat niet van hen is en daardoor geen eerbied hebben voor de Heer.

In al zijn ontvankelijkheid hoort Samuël een stem, en hij denk dat Eli tot hem spreekt. Weet hij veel. Hij heeft nog geen herinneringen, geen vermoeden dat God tot hem zou kunnen spreken, in hem zou kunnen spreken. Wat opvalt is dat Eli een ding zeker weet. Dat hij niets gezegd heeft en gelooft dat God hier wel eens aan het werk kan zijn. Hij zegt niet dat kan God wel zijn, of je hebt maar gedroomd. Nee. Hij stimuleert de luisterhouding bij Samuël. De wil om te luisteren. Spreek Heer, uw dienaar luistert. Open, ontvankelijk. Eli is de leermeester die stimuleert bij Samuël de bereidheid om open te staan, te luisteren. Hij stimuleert de wil tot luisteren.
Samuël is nog een kind, nog niet vol met allerlei herinneringen en beelden, waardoor hij ook open kan zijn. En hij wil ook luisteren naar die stem, ook al weet hij niet wat die stem van hem verlangt.

Luisteren naar een vreemde stem
Het is niet zo gemakkelijk om naar een vreemde stem te luisteren, althans een stem die je vreemd voorkomt, niet weet wat er achter zit, wie er achter zit. Je hebt vaak getuigenissen van anderen nodig, die je het nodige vertrouwen geven in de stem. Zo zijn er mensen die van zich doen spreken, alleen al door hun gedrag. En daardoor iets vertellen van de kracht van waaruit ze leven, die dat op een of ander manier spiegelen. Doorschijnend zijn, open, oprecht, zonder bij bedoelingen, die leven vanuit hetgeen hun geraakt heeft, wat hun leven zin geeft. De grote leermeesters hebben allemaal zoiets.
Jezus had zoiets, een openheid een doorzichtigheid, waardoor op zijn minst een aantal mensen geraakt zijn. En we horen hun vragen, waar houdt je verblijf. Zo van; we willen wel in je buurt blijven. We zien bij die leerlingen een ontvankelijkheid voor wie Jezus is. Dat willen ze. Die man volgen. Ze willen het echt. Omdat ze er ontvankelijk voor zijn.
Niet dat ze dan zelf van die geweldige en transparante mensen zullen zijn. Dat zullen we nog meemaken. Dezelfde Simon die hier rots genoemd wordt, zal niet altijd een rots in de branding blijken te zijn. Als het er op aankomt, laat hij zijn goede wil in de steek, is hij bang voor zijn eigen hachje. Wil hij niets met Jezus te maken hebben.
Ontvankelijkheid, dat is een open staan naar buiten, naar wat er op je af komt, maar ook een open staan naar binnen, naar wat je hart, de leermeester, die diep in jou schuilt en daar een warm plaatsje heeft, te zeggen heeft. Wat het evangelie op verschillende manieren verwoordt; licht, brandde ons hart niet, mosterdzaadje, kind van God, ziel.

Groeien in ontvankelijkheid
Groeien in ontvankelijkheid.
Gaat het daar bij gelovige mensen niet om.
Je moet het willen. Zonder wil, lukt het niet. En het is niet zo eenvoudig. Je moet namelijk allerlei beelden, herinneringen, weg durven te doen. Maar te luisteren naar de stem, die steeds weer oproept.
Maar we willen graag houvast. We hebben allerlei beelden die ons houvast bieden. En zolang ze ons houvast bieden is dat een goede zaak. Maar dagelijks wordt ik geconfronteerd met mensen wier beelden, herinneringen, dromen in duigen vallen en overblijven met een grote vraag.

Waarom?
Waarom moet dit mij overkomen, waarom doen mensen elkaar zulke vreselijke dingen aan. Waarom moet ik ziek zijn, waarom ga ik zo jong dood. Vragen over de onzin van het leven. En God geeft geen antwoord. Waarom luistert hij niet. Ik hoor niets. Ik herken niets meer van de God, die me zoveel troost bracht in mijn jeugd.
Ik heb er ook geen antwoord op. En ik weet dat ik het met mijn verstand het niet kan begrijpen. Dat het ook mij kwaad en opstandig maakt.
Misschien moet ik op een andere manier misschien leren luisteren. Zoals die ene man, die zei, als ik de vraag; “waarom ik” zou moeten stellen, dan moet ik ook de vraag; “waarom ik niet”. Hij probeerde op een ander manier naar zijn leven en wat het leven hem nog te bieden had te luisteren.

“Spreek Heer, uw dienaar luistert”
Willen luisteren, groeien in ontvankelijkheid.
Dat vraagt om het weg doen van allerlei vooroordelen,
of ideeën of dogma’s die alles zo goed weten.
Dat vraagt om de weg van niet-weten, hopen en verlangen.
Is dat niet een vertrouwde stem die in ons is,
die we herkennen
in mensen als Jezus
die leven geven, aan wat verdord lijkt, aan wat nauwelijks groeikracht heeft.
Waar we warm van kunnen worden.
Die ons in beweging kan zetten
met alles wat er ook in ons onaf is.

Frans Gerritsma.

       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2003 | Diana's "Hoofdpagina" | Gastvoorgangers |

 
 

FV 2003-03-02 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl