Bijdrage Cor Ofman, viering 27 april 2003
 
 

Voorganger: Alet Aalders en

gastvoorganger: Cor Ofman.

(Cor Ofman is als pastor verbonden aan de Open Deur te Amsterdam )

 
     
         
 

Lezingen

Lezingen:

Hand.4; 32-35

1 Joh. 5; 1-6

Joh. 20; 19-31

         
         
 

Inleiding

 

Na elke oorlog

moet iemand opruimen.

Min of meer netjes

wordt het tenslotte niet vanzelf

 

Iemand moet het puin

aan de kant schuiven

zodat de vrachtwagens met lijken

door kunnen rijden.

 

Iemand moet waden

door het slijk en de as,

de veren van de canapés,

de splinters van glas

en de bloederige vodden.

 

Iemand moet een balk aanslepen

om de muur te stutten,

iemand het glas in het raam zetten,

de deur in de hengsels tillen.

 

Fotogeniek is het niet

en het kost jaren.

Alle camera's zijn al

naar een andere oorlog.

 

De bruggen moeten terug

en de stations opnieuw.

Van het opstropen

gaan mouwen aan flarden.

 

Met een bezem in de hand

vertelt iemand nog hoe het was.

Iemand luistert en knikt

met een nog niet afgekletst hoofd.

 

Maar om hen heen

duiken al gauw lieden op

die het begint te vervelen.

 

Soms zal iemand nog

onder een struik

doorgeroeste argumenten opgraven

en naar de vuilnishoop brengen.

 

Zij die wisten

waarom het hier ging,

moeten wijken voor hen

die weinig weten.

En minder dan weinig.

En tenslotte zo goed als niets.

 

(…)

 

Wislawa Szymborska, Poolse dichteres, winnares van de Nobelprijs, bijna 80 jaar oud nu, schrijft telkens trefzeker over macht die zich aandient, corrumpeert, en over de gevolgen, de burgerslachtoffers. Het ten hemelschreiende. Soms droomt zij een visioen, Messiaans bijna:

 

De vrees zou stad en land verlaten,

en eerder dan de leugen zou de waarheid

haar bestemming bereiken.

 

Bepaalde rampen zouden

nooit meer plaatsvinden,

oorlog bijvoorbeeld,

en honger, enzovoort.

 

De weerloosheid der weerlozen,

het goede vertrouwen en dergelijke

zouden worden gerespecteerd

 

(…)

 

God zou eindelijk gaan geloven in een mens

die goed en sterk is,

maar goed en sterk

zijn nog altijd twee mensen.

 

Hoe moet ik leven – las ik in een brief van iemand

aan wie ik van plan was

hetzelfde te vragen.

 

(…)

 

Leg deze gedichten eens aan tegen het evangelie van deze zondag:

bange mensen, bijeen in een huis, de deur op slot,

ze hebben alleen elkaar nog, die volgelingen van Jezus van Nazareth.

Ontgoocheld, alleen gelaten.

Het is de eerste dag van de week. Ze zoeken elkaar op.

Net zoals wij vandaag.

 

 

 

Overweging

bij Handelingen 4, 32-35 en Johannes 20, 19-31

 

De Pax Romana had het laatste woord, scheen het, het hoogste gezag had het laatste oordeel geveld, de rabbi gekruisigd, en hij was, zoals dat gaat, gestorven en begraven, –

Wel hadden twee van zijn leerlingen geconstateerd dat, op de derde dag, het graf leeg was - maar waren ze naar huis terug gekeerd. Er zat geen goed nieuws boodschap in, leek het.

Eén van de vrouwen die hem altijd was gevolgd, Maria Magdalena, had verteld over engelen bij het graf. De ontmoeting met één die zij aanzag voor tuinman, maar qua stem en verschijningsvorm de meester moest zijn, maar anders.

Kon een vrouw een ware getuige zijn?

 

In het evangelieverhaal is het één en al angsthazerij en ongeloof dat de klok slaat. De leerlingen van Jezus zijn bij elkaar gekropen in een huis, met de deur in het nachtslot.

Zoals er dag in dag uit overal op aarde mensen achter vergrendelde deuren zich schuilhouden voor alles wat hun beangstigt. Overgeleverd aan zichzelf. Waar is God? Kan Christus bij ons binnenkomen, ook als we alle deuren van ons bestaan hebben vergrendeld? Hij komt zelfs daar doorhéén, zegt het evangelie. Zijn zegenwens doet gesloten harten opengaan. ‘Vrede voor jou en jou.'

Hij laat zich zien zoals Hij is, met de onmiskenbare littekens van het lijden, de gebrokenheid van het bestaan niet weggepoetst.

 

Elk litteken vertelt een verhaal van pijn én van herstel. Wie een litteken heeft, is door lijden heengegaan en er uit tevoorschijn gekomen: altijd gehavend. Soms vernieuwd.

In feite is dat de kern van ons geloof: als we het brood breken, zeggen we daarbij: dit is het lichaam van Christus, voor ons gebroken. Vrede van Christus. Pax Christi.

 

Het moeilijke is dat we allemaal wel getuige zijn van lijden en dood (daar is ons leven vol van; dat zien we elke dag om ons heen) maar dat we zo moeilijk kunnen geloven in de overwinning op lijden en dood. Is de vestiging van de ‘Pax Americana' in Irak de ultieme overwinning van de democratie op de dictatuur, of gaat het om oliebelangen en economische hegemonie?

 

Er zijn genoeg momenten in ons leven dat wij twijfelen. Omdat het tegenzit. En we ons afvragen (als de hel losbreekt) of het heil wel doorbreekt. Dat zeggen we als we het Spaans benauwd hebben, als we leven met de dood voor ogen: Is het wel waar? Is God wel te vertrouwen?Kijkt de Eeuwige niet de andere kant op?

‘Staat God met zijn rug naar mij toe?', vroeg afgelopen week een jongen aan me.

 

Ik hoor de vluchteling die bij mij thuis de was in de wasmachine stopt, een oud lied fluiten:

‘Er komen stromen van zegen,

dat heeft Gods woord ons beloofd'.

Dat verrast me. Ik weet van het grote gemis van zijn omgekomen ouders; hij heeft me verteld over zijn nachtelijke dromen over het geweld. ‘Stromen van zegen' , fluit hij. Wat is dat voor een gelovige blijdschap? Hoop tegen beter weten in? Loopt zijn geloof straks toch nog op de klippen, of is het geloven tegen de klippen op?

Ergens weet hij dat hij door de dood is héén gehaald. Maar waarom hij wél en zijn vrienden niet? Als we kijken naar de televisiebeelden vol oorlogsgeweld, hoor ik hem soms zeggen: waarom laat God dit gebeuren?

Ontredderd kun je erdoor raken. Door elkaar geschud. Verdoofd. En God lijkt dood. In ieder geval doof. Of zijn wij het?

 

Het lijkt wel alsof we de wonden, die het leven sloeg, telkens weer open krabben en roepen: het doet zo'n pijn. Pas waar je erin slaagt je eigen leed te verwerken tot nieuwe levensmoed, worden wonden genezen en blijft het litteken. Als herinnering .

 

Hoe gaat dat in zijn werk? Het evangelie vertelt dat zoiets gebeurt waar je elkaar opzoekt .

Het boek van de Handelingen zal dat verder uitleggen in:

trouw blijven aan elkaar,

samen bidden en het brood breken,

bijdragen naar vermogen en verdelen naar behoefte:

waar dat gebeurt, is Christus helend in ons midden.

 

Zo'n verhaal trekt niet op voorhand iedereen over de streep, vertelt het evangelie in alle eerlijkheid.

Thomas was er die zondag niet bij. ‘Ik geloof alleen in een lijdende, één die zichtbaar getekend is door pijn, niet één bij wie het lijden weggepoetst is – nee, tastbaar', - zegt Thomas

(als was hij de woordvoerder van de twijfelende geloofsgemeenschap), niet één, twee, drie over de streep te trekken – ‘eerst zien, dan geloven'.

 

Een gelovige twijfelaar, die tóch de kleine basisgemeente opzoekt, die verlangt naar ‘vrede voor jou hierheen gekomen', naar heilige geestdrift, naar woorden van vergeving en verzoening, maar dan zo dat de scherpe kanten van het bestaan, de littekens van de wonden niet worden weggepoetst.

 

Zeven dagen later is hij er wel. En dan wordt ook deze twijfelaar over de streep getrokken.

Thomas leert zienderogen geloven in een ge-litteken-de Heer die mét kwetsuren en al aan het licht komt.

 

Wij hebben geen ongebroken licht, geen God die onkwetsbaar is, zoals de goden uit de Griekse mythologie. Maar Eén die zichtbaar wordt in het kwetsbare. In de hoop van een twijg in de winter.

Wij zijn gezegend met die ontegenzeggelijke kracht van de hoop. Iedere keer dat wij bij elkaar komen, geven wij elkaar verhalen van hoop door, spelen wij het hoge spel van het gebroken brood, zegenen wij elkaar met de vrede van Christus.

Dat maakt een bezopen wereld niet van de ene dag op de andere van een hel tot een hemel, van onheilsplaats tot bewoonbare aarde. Maar het werpt een dam op tegen elke andere vrede die zich met ijzeren vuist aandient. Maakt een kleine gemeenschap tot een vindplaats van heil.

 

… soms even

wordt lijden opgeschort

of dragen mensen het samen.

Zo zouden wij moeten leven.

 

Er had, zegt Johannes de evangelist, nog veel meer neergeschreven kunnen zijn als bewijs van de levende Messias, maar dit is voldoende om te geloven:

Weet dat je gezegend bent om tot zegen te zijn.
       
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2003 | Gastvoorgangers |

 
 

RG 2003-10-06 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl