Bijdrage Harris Brautigam, viering 25 mei 2003  
 

Voorganger: Rob Gijbels

gastvoorganger: Harris Brautigam - overweging

 
     
         
 

Lezingen

Hand. 10; 25-48

1 Joh. 4; 7-10

Joh. 15; 9-17
         
         
 

Overweging

In mijn studietijd op het seminarie, als wij met onze bijbelprof ons bogen over de geschriften van de apostel Johannes was veel van ons enthousiasme soms ver te zoeken. We hadden moeite met zijn taal, met de wijze waarop hij schreef. Het was allemaal zo vaag, zo zweverig, zo ontzettend ver weg. Het vurig pleidooi van onze prof dat Johannes een mystiek schrijver was sloeg maar matig aan. Johannes moest niet zo zeuren, vonden wij erg oneerbiedig.

Bij de voorbereiding voor mijn overweging van vandaag kwam toch weer iets van dat gevoel boven drijven. Het is allemaal waar wat er staat. en hij zegt het zo mooi. God en liefde horen bij elkaar. En andersom ook. Ik geloof dat echt! Maar dan? Hoe verder? De enige zin die duidelijk blijft hangen, luidt: Dit draag ik jullie op: dat je elkander lief hebt. We zijn daar in die geest ook bij blijven hangen bij onze voorbespreking: liefde is een werkwoord, het vraagt actie dus, het vraagt energie. Je bent er nooit klaar mee. Op de achtergrond leeft het besef of de intuïtie die aangeeft dat de wijze waarop mensen gestalte aan de liefde tussen mensen geven, deel kan uitmaken van de godsopenbaring. Anders gezegd: God wordt zichtbaar gemaakt door de liefde die mensen onder elkaar beleven. Ook dat is waar. Nou, dat weten we dan ook weer, denk je dan een beetje cynisch. Maar hoe moet dat dan? In feite voel je je steeds weer met lege handen staan. Zeker in een wereld. die alleen het recht van de sterkste lijkt te erkennen

De ruim 2 weken geleden overleden Duitse theologe Dorothee Sölle heeft met datzelfde vraagstuk intens geworsteld. Zij beleefde de schandelijke erfenis van de Duitse nazi-massamoord op Joden, zigeuners en homo's als een moeras van ongerechtigheid waar niet meer uit op te staan was. Zij zei: ""Hoe kunnen wij na Auschwitz de God nog loven, die alles zo heerlijk bestiert"?

De misdaad van de massavernietiging was voor haar de genadeloze ontmaskering van een almachtige God. Niet de dood van miljoenen was God zelf ook dood. God kon na zo'n catastrofe niet meer bestaan, leek het wel. Ze liet het hierbij echter niet zitten. Dat God echt dood zou zijn, er niet zou zijn, was voor haar onacceptabel. En vanuit dat geloof kon zij zeggen: "We weten nu dat God machteloos is en hulp behoeft. Hij zette zichzelf op het spel, hij maakte zich afhankelijk van ons"- en even verder zegt zij in dat verband: ""Nu is het de tijd iets te doen voor God"!

Heel haar leven heeft Dorothee Sölle zich vanuit deze gedachte laten inspireren en opgesteld. Die machteloosheid van God serieus nemend riep ze mensen op hun plaats in de wereld als een opdracht te aanvaarden. Een van de bekendste oefeningen die zij in dat verband uitwerkte was het zogenaamde "politieke avondgebed", waarin zij op de concrete maatschappelijke situaties in ging en misstanden aanklaagde en neerlegde als een opdracht voor mensen. Zij maakte daarmee zich toen ook geen vriendin van de officiële kerken, omdat zij die aanklaagde als een instituut voor blanken met een ""godsdienst zonder leed".

 

En om dit met een voorbeeld te onderstrepen waarin ik haar veroordeling volledig onderstreep, roep ik in herinnering dat beeld van deze huidige paus, die indertijd met de Chileense dictator en oorlogsmisdadiger Pinochet samen, staande op het balkon een parade afnam: hoe hij bisschop Oscar Romero van El Salvador, die het daadwerkelijk voor de armen opnam en dat met de dood moest bekopen, m.a.w. daarvoor als martelaar stierf, bij zijn talloze heiligverklaringen links liet liggen; hoe hij voor het oog van de hele televisiekijkende wereld een priester als een klein kind kapittelde met opgeheven vinger, omdat die zich openlijk had aangesloten bij de opstandige Sandinisten die de dictator Somoza bestreden! Ik vergeef het die paus nooit omdat hij voor misdadige machthebbers koos en zich daarmee compromitteerde en tegelijk daarmee Gods machteloosheid om in deze wereld accentueerde en er niets aan deed!

 

Vorige week hoorde ik uit de mond van een kunstenaar dat hij geloofde dat mensen meerdere levens krijgen. Het is een serieuze theorie over het voortbestaan na de dood. En bij die theorie hoort ook het vermoeden dat ieder mens in een volgend leven de kans krijgt om de onvolmaaktheden van een vorig leven te herstellen, waardoor hij steeds blijft groeien naar een grotere volmaaktheid totdat hij uiteindelijk het ideale eindpunt heeft bereikt. En dan pas wordt hij in de goddelijke volheid opgenomen. Het is een theorie die niet in het Christendom leeft, maar daardoor nou niet zomaar verworpen kan worden vind ik. Anders gezegd ik neem deze theorie echt serieus. Hierover sprekend zei die kunstenaar o.a.: dat hij geloofde dat mensen net zo lang in nieuwe levens terugkomen '"totdat zij in staat zijn om volledig te begrijpen wat liefde is". En toen op dat moment viel voor mij het kwartje. Prima wat Johannes schrijft over God en de liefde. Maar hij kon dat omdat hij aan het einde van de rit was en daarom nu begreep wat liefde was. Prima, dat hij het zo beschrijft, maar ik moet beseffen dat er voor ons nog heel wat voorwerk te verrichten valt, waar misschien wel meerdere levens voor nodig zijn. En dat voorwerk dus begint in het kleine, alsmaar weer opnieuw in het kleine. Dat is voor ons de oproep en opdracht van Jezus van Nazareth. Dat is voor ons de uitdaging van alle dag.

 

Ik wil graag met een dierbare herinnering uit mijn kapelaanstijd in de Duif dit illustreren. Ik ben van 1965 tot 1968 kapelaan geweest in deze Duifparochie. Sommigen van de aanwezigen hebben het meegemaakt en zelfs overleefd. Zijn zelfs hun geloof niet verloren, naar het zich laat aanzien. Maar daar wilde ik het niet speciaal over hebben. Ik heb mijn herinneringen. en daar zijn vele dierbare herinneringen bij. Maar over een herinnering wil ik het nu hebben. Het staat in mijn geheugen gegrift. Al jaren zie ik het regelmatig weer voor me: een oudere vrouw, die met haar beetje sombere man op de Nieuwe Prinsengracht woonde. Ze hadden samen niet veel geld te makken. Maar het was er altijd netjes en fris. Ik bracht hen elke week de communie, omdat het voor hem moeilijk was om de deur uit te gaan. Ze waardeerden dat enorm. En op een keer -tijdens ons napraatje- vertelde ze terloops dat zij om de andere dag bij een oud vrouwtje daar in de buurt een pannetje soep bracht. “'t Mens heb zo weinig” had ze toen gezegd. En inderdaad. Het was op een koude winteravond dat ik haar toevallig zag lopen: pannetje in de hand, een beetje voorovergebogen: zo'n zwart silhouet figuur als die welbekende illustraties uit een oud vertelboek.

Ik sta er zelf nou steeds van te kijken dat dit beeld me zo helder op het netvlies is gegrift. Ik denk, omdat het niet het spectaculaire van de grote politiek is, maar het kwetsbare gebaar van een mens die oog heeft voor de ander. In de ware zin van het woord toch een politiek gebaar, omdat het ingegeven werd vanuit een levenshouding van zorgvuldigheid voor het welzijn van de ander.

 

Dit is eigenlijk de liefde waar Johannes het over heeft: het hangt niet in het luchtledige van

vroom godsgezwam, maar krijgt gestalte te beginnen bij het broze gebaar van een

soeppannetje. Het is in al zijn eenvoud voor mij onvergetelijk inspirerend geweest. Daar begint het. bij het gewonde of kwetsbare en hulpeloze gezicht. Bij die fijngevoeligheid dat er iets moet gebeuren. En het hoeft niet spectaculair te zijn; het hoeft niet op te vallen; het kan zelfs onopgemerkt blijven.

 

Ik besef dat het voorbeeld bijna te onbenullig voor woorden is tegen de achtergrond van de massale en georganiseerde liefdeloosheid van oorlog en uitbuiting, van schandelijke zelfverrijking en botte onwil om rechtvaardig te delen. Toch geloof ik heilig in de onmisbaarheid van het kleine gebaar want dat inspireert en helpt je inzien dat heil daar begint waar mensen elkaar echt zien staan. Dat gebaar is als het kleinste zaad dat op de akker van alledag wordt uitgestrooid om tot volle wasdom te komen.

 

Dit is wellicht de rode draad door de woorden van de Apostel Johannes die we vandaag hebben gelezen. Normen en waarden beginnen hier, bij elkaar, daar waar ieder bereid is om met zijn talent de ander waar nodig te helpen. Het kan bevrijden van eigen kleinheid door zo als een bevrijd mens in de Geest van Jezus te leven. Het kan groeien en mensen bij elkaar brengen in groeperingen en politieke verbanden of partijen. En we zien er ondanks alles al vele voorbeelden van.

Zo'n gebaar is het kostbare begin, elke keer weer opnieuw, voor de uitbouw van het eeuwige visioen van de bijbelse gerechtigheid waartoe we geroepen en uitgedaagd worden. Het kan alleen maar als we iets proberen te begrijpen van Gods liefde voor ons en als wij in die liefde verder willen leven. Als we ons steeds voorhouden dat we door Hem geroepen zijn om de schepping tot een goed einde te brengen. Ook al is het maar daar, op dat stukje Nieuwe Prinsengracht!

Denkt niet: hoe zal het morgen zijn? Het blijft beginnen en herbeginnen, net zolang tot we voorgoed geboren zijn!

In één ding heeft die kunstenaar gelijk: we hebben nog een boel levens te gaan voor het visioen van liefde volkomen is!

 
       
 

Zegenbede

De Eeuwige zegene ons en behoede ons,

De Barmhartige doe haar aangezicht over ons lichten,

De Liefdevolle verheffe zijn aangezicht over ons en geve ons vrede

Amen


       
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2003 | Gastvoorgangers |

 
 

RG 2003-10-06 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl