Reiniers bijdragen, viering 22 juni 2003
 
 

Voorganger: Reinier ter Hart

Lector: Bert van der Meer

 
         
         
 

Lezingen

Job 38; 1, 8-11

1 Kor. 8; 4-7a

Marcus 4; 35-41
         
       
 

Welkom en Inleiding

Genade zij U en vrede van God de Vader en van onze Heer Jezus Christus.

 

Hartelijk welkom allemaal in deze dienst, waarin Bert van der Meer en ik U mogen voorgaan.

Bijzonder hartelijk welkom wil ik U heten als U vandaag voor het eerst naar de Duif gekomen bent om deze viering bij te wonen.

Ik wens ons allen een goed uur toe.

 

Over de lezingen

 

De lezingen van deze zondag zijn als volgt: uit het boek Job, uit de tweede brief van Paulus aan de Korintiërs en uit het evangelie van Marcus. Bij het schrijven van de overweging heb ik me er voornamelijk op toegelegd om op mijn manier een bespiegeling en een uitleg van het boek Job te geven. Hierbij heb ik dankbaar gebruikgemaakt van een hoofdstuk uit een boek van de Amerikaanse rabbijn Harold S. Kushner, waarin deze zijn uitleg en visie geeft op dit boek. Voorts heb ik geprobeerd zijn bijna dieptepsychologische en analytische manier van beschouwen en uitleggen te gebruiken bij het verwerken van de overige twee lezingen.
       
 

Overweging

Een alom bekend spreekwoord luidt: Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in. Soms zijn wij mensen er echter ook ware meesters in om kuilen voor onszelf te graven en om daar vervolgens zelf in te vallen of zelfs doelbewust in te springen. Het klinkt idioot, maar ik probeer hiermee een opstap te maken naar waar ik het verder in mijn overweging over wil gaan hebben. Een van het soort valkuilen dat de mens zo graag voor zichzelf graaft is de valkuil van het godsbeeld. We maken ons een voorstelling van God om ons er vervolgens aan te bezeren. We creëren ons een wraaklustige, tirannieke, moralistische of bestraffende God en voordat je het weet, gaat er iets helemaal fout. Stel dat je een aanhanger bent van die bestraffende God. Stel je hebt iets gedaan wat niet met je geweten overeenkomt, vervolgens word je heel erg ziek, of je wordt ontslagen, je partner loopt weg, vul maar in, dan is dat de straf die je voor de afdwaling hebt verdiend en die straf komt van God. Je valt in je eigen valkuil. Boem, au!

 

In het boek Job krijgen we te maken met een Godsbeeld dat in eerste instantie lijkt op dat van een “valkuilgod”. Het is een zeer lang en ingewikkeld verhaal. Het Hebreeuws waarin het boek geschreven is, is zo lastig te vertalen geweest voor de bijbelvertalers dat sommige gedeelten uit verschillende vertalingen in de verste verte niet meer op elkaar lijken. Het wordt daardoor ook lastig om te begrijpen wat het verhaal ons feitelijk te zeggen heeft en wat voor rol de Eeuwige speelt in het verhaal. Heel kort even iets over de inhoud. Job is een vroom, godvrezend en zeer vermogend man. De Satan ziet dit en stelt voor aan de Eeuwige om Job op de proef te stellen door hem al zijn rijkdom en zegeningen te ontnemen en de eeuwige stemt hierin toe. Als Job letterlijk aan de grond zit, stelt zijn vrouw hem voor om zijn vrome levenswijze maar overboord te zetten, zelfs als dit hem het leven zou kosten. Nog even een trap na, Job mag van haar “de pijp uit”, als er tenminste nog maar iets voor haar overblijft om te erven. Drie van Jobs vrienden komen hem troosten, maar stellen Job ook voor om van zijn vrome levenswandel af te zien. Het heeft volgens hen toch geen nut als dit het resultaat is. Uiteindelijk lopen de troostende woorden van Jobs vrienden uit in enkel verwijten. Dan komt het bij Job tot een uitbarsting. Job roept de Eeuwige ter verantwoording.Feitelijk maakt hij gebruik van een principe uit de oud-testamentische strafwetgeving. Als iemand van een misstap beschuldigd wordt zonder dat hier voldoende bewijs voor is, kan de beschuldigde de aanklager vragen om met bewijzen te komen, of zijn aanklacht in te trekken. Job daagt de Eeuwige uit. Vervolgens verschijnt de Eeuwige vanuit een vreselijke woestijnstorm om Job eens flink de oren te wassen. De eerste schriftlezing is slechts een fragment uit een godsspraak van 33 verzen, waarin de Eeuwige Job zijn grootsheid toont door middel van allerlei vergelijkingen in de vorm van heftige natuurbeelden. Dan bindt Job in. Hij herroept alles en doet boete.

De Eeuwige spreekt Jobs vrienden bestraffend toe en Job krijgt dubbel zoveel terug van alles wat hij ooit bezat. Happy end? Eind goed al goed? Ik vind het een prachtig verhaal, maar ik blijf zitten met de vraag of er nu werkelijk recht is gedaan aan Job. Kun je een God die je zomaar ineens slaat met de grootste ellende nog wel vertrouwen? Is zo'n God wel echt rechtvaardig? Hebben we hier nu te maken met een valkuil-God of zit het anders in elkaar? Ik denk het laatste. Valkuilgoden worden ons in de bijbel niet gepresenteerd,die zijn vaak het product van de op hol geslagen fantasie van een enkeling en niet van een door de eeuwen heen gegroeid godsbesef dat spreekt uit de verhalen die in de bijbel zijn opgenomen.

 

De diepere zin en betekenis achter de verhalen uit de bijbel zijn vaak moeilijk te ontdekken.Soms moet je putten uit de kennis van anderen om de verhalen uit de bijbel te doorgronden. Bij het voorbereiden van deze overweging heb ik veel steun gehad aan een boek van de Amerikaanse rabbijn Harold S. Kushner. In zijn boek getiteld “Als het kwaad goede mensen treft” wijdt hij een heel hoofdstuk aan het boek Job. Kushner schrijft: Wanneer we als Job en zijn vrienden zijn opgegroeid met het geloof in een alwijze, alwetende God, zullen we er net als zij moeite mee hebben onze manier van denken over God te veranderen, net zoals we er als kinderen moeite mee hadden dat een stuk speelgoed weggegooid moest worden omdat onze ouders het niet konden repareren. Kushner gaat er vanuit dat de macht van de Eeuwige beperkt is, maar tevens schrijft hij ook: Vanuit die invalshoek bekeken zouden we ons opgelucht moeten voelen dat het uiteindelijk God niet is die ons dit aandoet. Als god een God is van gerechtigheid en niet van macht, dan kan hij nog steeds aan onze kant staan als ons iets kwaads overkomt. Ik vind het een eye-opener en zou er zelf niet op gekomen zijn. Als de macht van de Eeuwige beperkt is, dan zouden volgens mij de verhalen waarin de Eeuwige zich laat zien als een oppermachtige, allesbestierende en alleswetende krachtpatser nog wel eens een heel andere bedoeling kunnen hebben dan ze zo op het eerste gezicht doen vermoeden. Zeker als we in ogenschouw nemen dat de oude Joodse manier van schrijven veel vuriger en heftiger is dan die van ons West-Europese eenentwintigste-eeuwers, kunnen we wellicht concluderen dat ze slechts een illustratie willen zijn van Gods grootsheid en niet van zijn onverbiddelijke en onbegrijpelijke almacht.

 

Laten we nu eens gaan kijken wat er gebeurt als we Kushners manier van denken toepassen op de twee overige schriftlezingen. Hoewel Kushner een Joods schriftgeleerde is, durf ik, wetende dat het nieuwe testament in een absoluut verlengde ligt van het oude testament, die gok wel te wagen. In het Marcusevangelie krijgen we weer te maken met natuurverschijnselen, nu is het echter niet de Eeuwige die zich hierin openbaart, maar gaat het over Jezus die de storm en de goden bezweert. Jezus als heer en meester over de natuur en als toevlucht voor zijn discipelen. De schriftlezing wil ons leren vertrouwen te hebben in Jezus, ook als het er in ons leven stormachtig aan toe gaat. De lezing wil ook onze nieuwsgierigheid wekken. De laatste zin: “Wie is dat toch, dat zelfs de wind en het water naar Hem luisteren?” is door de evangelist ingevoegd om ons aan te sporen verder te lezen in de schrift om te onderzoeken en te leren wat Jezus in ons leven voor ons kan en wil betekenen. Als we als christenen willen leven in de geest van Jezus, zullen we dit moeten doen met het vertrouwen in het feit dat hij ons de juiste instrumenten in handen heeft gegeven om dit te kunnen volbrengen, en zullen we tevens de bereidheid moeten opbrengen om verder te lezen, te leren en te denken over wat de schrift ons over hem en over de Eeuwige te zeggen heeft.

 

De lezing uit Korinthen sluit prima aan bij dit idee. Het gaat erom dat we leren ontdekken waar het bij Jezus werkelijk om gaat, om door te dringen tot de essentie van zijn boodschap, die ons een mensenlevenlang geen rust laat om steeds weer opnieuw ons leven te ijken en te herijken om steeds weer opnieuw te bekijken of we op de goede weg voortgaan en om zo doende en zo levende steeds weer opnieuw schatten van hoop en bevrijding te ontdekken.

Amen.
       
 

Nodiging

Als teken van zijn liefdevolle betrokkenheid bij het leven van ons mensen van alle tijden zijn wij genodigd aan de tafel die Jezus Christus voor ons heeft aangericht.

Iedereen is uitgenodigd om mee te breken en te delen, niemand uitgezonderd.



       
 

Zegenbede

De genade van onze Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met U allen

 

       
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2003 | Reiniers "Hoofdpagina"Gastvoorgangers |

 
 

RG 2002-04-03| © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl