Bijdrage Reinier, viering 5 oktober 2003
 
 

Voorganger: Reinier ter Hart

Lector: Ireen van der Endt

 
         
         
 

Lezingen

Gen. 2; 18-24

Ef. 5; 29-33

Marcus 10; 2-16
         
       
 

Welkom en Inleiding

Genade zij U en vrede van God de Vader van onze Heer Jezus Christus.

Hartelijk welkom allemaal in deze viering voor grote en kleine mensen, waarin Ireen en ik U mogen voorgaan.

Speciaal hartelijk welkom wil ik U heten als U vandaag voor het eerst naar de Duif gekomen bent om deze viering bij te wonen.

Buiten is de herfst begonnen en wordt het kouder, maar hierbinnen zijn we bij elkaar gekomen om er een warm uur van te maken.

 

Over de lezingen

 

De lezingen van vandaag zijn achtereenvolgens uit het tweede hoofdstuk van het boek Genesis, uit het vijfde hoofdstuk van de brief van Paulus aan de Efeziërs en uit het vijftiende hoofdstuk van het Evangelie volgens Johannes.

De lezing uit het boek Genesis laat ons zien hoe de Eeuwige uit een rib van de mens de vrouw schept en hoe goed de man en de vrouw bij elkaar passen. Ik heb ervoor gekozen om binnen het kader van de viering van grote en kleine mensen een kinderversie af te laten drukken in het boekje en deze te gebruiken als eerste van de drie lezingen van deze zondag.

De lezing uit de brief aan de Efeziërs laat ons zien hoe Paulus de gemeenschap te Efeze binnen het kader van een aantal huisregels die hij aan hen geeft in deze brief, zijn visie op hoe de man/vrouw-verhouding binnen de gemeenschap zou moeten zijn heel breed uitwerkt en vergelijkt met de relatie tussen Christus en de kerk.

In de overweging die ik straks voor U mag houden zal ik proberen een verbinding aan te brengen tussen de eerste en de tweede lezing en mijn visie geven op het idee van Paulus omtrent de vergelijking tussen de man/vrouw-relatie en de relatie tussen Christus en de kerk.

De lezing uit het Johannes-evangelie wil ik in mijn overweging gebruiken om te laten zien waar het bij Jezus om gaat bij het stichten van gemeenschap onder zijn volgelingen, te weten: de onderlinge liefde.

       
 

Overweging

In het eerste hoofdstuk van het boek Genesis concludeert de Eeuwige tot vijfmaal toe dat hetgene dat hij zojuist heeft geschapen “goed”is, de laatste keer zelfs “zeer goed”. In het Hebreeuws staat er in de grondtekst voor het woordje goed letterlijk: tof. Het was af, okay.

 

Onder die omstandigheden wordt de mens geschapen. De basisomstandigheden voor het verblijf van de mens op aarde zijn reeds aanwezig: water om te drinken en vruchtdragende bomen om van te eten. De mens komt als het ware in een gespreid bedje.

 

Om het nog wat gezelliger te maken voor de mens schapt de Eeuwige er ook verschillende dieren bij. Maar o, mensen eigen, de mens is er niet tevreden mee, want er was geen enkel dier bij dat op hem geleek. Dus schiep de Eeuwige als een waar chirurg – narcose inbegrepen – uit een rib van de mens een partner voor de mens, de “mannin”, de vrouw.

 

En nog steeds is het tof. De mens en zijn vrouw lopen een beetje in hun blootje door het paradijs en geven de plantjes water. Het verhaal straalt een sfeer van rust en vrede uit. De betrekking tussen de man en de vrouw is goed en de betrekkingen tussen de man en de vrouw en de Eeuwige zijn eveneens goed, tof!

 

Het verhaal laat eigenlijk zien hoe het zou kunnen zijn als het met deze situatie niet mis was gelopen door de zondenval (Gen.3), het overbekende verhaal van de slang die Eva verleidt om van de vrucht van de boom des levens te eten, hetgeen streng verboden was door de Eeuwige. Nadat de vrouw Adam een hapje fruit had aangeboden, was de relatie tussen de mensen en de Eeuwige voorgoed verstoord en wezenlijk veranderd. Als straf wordt de mens sterfelijk en moet gaan werken voor de kost.

 

Als we verder lezen in het Genesisverhaal, worden ook de verhoudingen tussen de mensen onderling er niet beter op. Het eerst zo vredige en idyllische karakter ervan neemt ruige trekken aan. De mannen némen zich vrouwen en de mensen maken er een potje van. Het woordje liefde komt in het boek Genesis maar sporadisch voor, het begrip naastenliefde zoals wij dat nu kennen komt al helemaal niet uit de verf. Het is een voortdurend gedoe met twisten, hongersnoden, doodslag, list en bedrog. Het rustieke paradijsplaatje is helemaal zoek. Toch is het verdere verloop van het boek Genesis veel meer representatief voor het menselijk bestaan van alledag dan het rustieke paradijsverhaal uit Genesis 2, maar dat betekent niet dat deze meer realistische menselijke betrekkingen niet voor verbetering vatbaar zuden zijn. Juist hier verdiept zich de relatie tussen de mens en de Eeuwige en grijpt de Eeuwige in in de geschiedenis van de mens waar het fout dreigt te gaan, niet altijd op een even vreedzame manier. Denk maar aan het verhaal van de zondvloed of de verwoesting van Sodom en Gomorra.

 

Maar de verhalen laten wel zien dat de Eeuwige zich met zijn mensen blijft bemoeien. Waar het begon met één man en één vrouw, is er binnen een verhaal, het boek Genesis, een hele mensengeschiedenis ontstaan met weliswaar vaak ruige, maar in ieder geval zeer menselijke trekken. Het boek gaat niet enkel over de schepping van man en vrouw, de nadruk ligt veel meer op de schepping van de mens en zijn/haar wederzijdse betrekking met de Eeuwige, de Schepper. Van een georganiseerde religie is echter nog geen sprake. De relatie van de mens tot de Eeuwige speelt zich voornamelijk af op individueel niveau. Wat dit betreft staat de Genesislezing binnen het geheel van de lezingen van vandaag grotendeels op zichzelf.

 

Kijken we naar de lezing uit Paulus' brief aan de Efeziërs, die geschreven is aan een groep mensen, een christengemeenschap. De brief is geschreven in een heel ander tijdsgewricht dan het paradijsverhaal uit het boek Genesis, maar heeft inhoudelijk wel een duidelijke overeenkomst, namelijk het belang van kwaliteit binnen de relatie van mens tot mens en binnen de relatie van mensen tot de Eeuwige. In het laatste gedeelte van de brief geeft Paulus een aantal leefregels aan de gemeenschap.

 

Het stukje tekst dat wij vandaag lezen handelt op het eerste gezicht over de verhouding tussen man en vrouw en hoe deze volgens Paulus behoort te zijn, maar tegelijkertijd wordt het opgetild tot een veel breder niveau, namelijk dat van de verhouding tussen Christus en de kerk.

 

Net als in de lezing uit Genesis zien we hier dat het belang van de man/vrouw-relatie en de kwaliteit hiervan nooit op zichzelf staat, maar binnen de relatie tussen mensen en de Eeuwige deel uitmaakt van de gemeenschap. De relaties binnen die gemeenschap zouden hier volgens Paulus het karakter moeten hebben van de relatie tussen Christus en die gemeenschap, de kerk. Paulus wil de gelovigen te Efeze wijzen op het belang van de figuur van Christus als bindende factor binnen een groep Christenen van verschillende herkomst en achtergronden. Als we bedenken hoe moeizaam de huidige relaties tussen Christenen van verschillende origines verlopen, moeten we tegelijk de conclusie trekken dat er binnen de kerk van Christus niet veel veranderd is, om maar niet te spreken over de huidige wanorde en onbegrip tussen verschillende religies.

 

Christus als bindende factor binnen die zo grote en veelkleurige groep van mensen die hem aanhangen en willen volgen en naleven – die gedachte roept meteen de vraag op waar het bij Christus dan precies om gaat. Het antwoord hierop ligt besloten in wat Hij ons heeft nagelaten aan gedachtengoed, in wat mensen die hem hebben gekend en van dichtbij hebben meegemaakt over hem hebben opgeschreven.

 

De lezing uit het Evangelie volgens Johannes is hier een prima voorbeeld van. Wat Jezus hier doet is gemeenschap stichten onder zijn volgelingen in de wetenschap dat hij binnenkort niet meer bij hen zal zijn. Hij benadrukt het belang van de wederzijdse liefde om als zijn gemeenschap te kunnen overleven en groeien, ook als hij zelf niet meer lijfelijk bij hen zal zijn. Laten we ons als Duifgemeenschap raken en inspireren door wat Jezus ons voorhoudt: dat we elkaar moeten liefhebben om daadwerkelijk gemeenschap te kunnen zijn.

 

Als ik zo terugkijk op de ruim twaalf jaar dat ik deel mag uitmaken van deze gemeenschap en wat ik heb meegemaakt en weet van bijna dertig jaar Duif als basisgemeenschap en welke hobbels we in het verleden samen hebben genomen en doorstaan, zie ik nog een lange en vruchtbare toekomst vóór ons. Amen.
       
 

Nodiging

Als teken van zijn liefdevolle betrokkenheid bij de mensen die hem willen volgen en naleven zijn we genodigd aan de tafel die Jezus voor ons heeft aangericht. Als je je geraakt voelt door zijn woorden en ideeën, kom dan gerust naar voren om mee te breken en te delen, want niemand valt bij hem buiten de boot. Wie of wat je ook bent, hoe je ook in elkaar zit, kom maar want alles staat gereed.

       
 

Zegenbede

Dank voor Uw komst, dank ook voor Uw luisterbereidheid. Morgen begint voor menigeen weer de gewone werkweek, het leven van alledag.

We vragen om Gods zegen die we zo nodig hebben om ook weer de komende dagen met onze naasten in liefde en vrede te kunnen blijven leven.

De genade van onze Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met ons allen. Amen.
       
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2003 | Reiniers "Hoofdpagina"Gastvoorgangers |

 
 

RG 2003-10-05| © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl