|
||||
Bijdrage
Rob Gijbels, viering 9 november 2003
|
||||
Voorganger: Rob Gijbels, lector: Gerard van Deijl |
||||
Lezingen 1 Koningen 17; 10-16 2 Kor. 8; 12-15 en Marcus 12; 38-44 |
||||
Welkom en inleiding Goeiemorgen allemaal en hartelijk welkom. Fijn dat u deze ochtend naar De Duif bent gekomen. Een speciaal welkom als u hier misschien voor het eerst bent of hier niet zo vaak bent. Ik stel het op prijs, dat Gerard van Deijl mee voor gaat en samen met het koor hopen we op een mooi uur van bezinning en inspiratie.
We hebben vanochtend een thema dat niet zoveel voorstellingsvermogen vraagt. Vorige week hoorden we nog dat Jezus naastenliefde en liefde, toewijding tot de eeuwige, belangrijker vond dan alle offers. Deze ochtend ligt in het verlengde daarvan. De aangereikte lezingen lijken een tirade tegen rijke mensen en een pleidooi voor de armen. Maar het gaat dieper; gaat het in het leven om kwantiteit of kwaliteit? Bij de voorbereiding ging ons gesprek over de gezindheid, over hoe we met de dingen om gaan. Gaat het in het leven om kwantiteit of kwaliteit? Om kwaliteit dan dus?!
In de overweging ga ik hier verder op in, want het lijkt zo voor de hand te liggen. Een voorbeeldje vooraf: Nog maar een paar weken geleden waren wij in Rome, Italie. Het land van de pausen, keizers, Berlusconi, van oplichters en bedelaars. Naast pracht en praal, kunst en cultuur is er veel armoede. Op de Spaanse trappen lagen en stonden er links en rechts 2 oude bedelende vrouwtjes. De ene lag op de grond en de ander was ècht zo krom als de staf van Sinterklaas. Ik heb het even geobserveerd en –zeker in een land als Italië dat bol staat van theater en dramatiek – stond ik er wat in dubio. Het frappeerde me dat nagenoeg alle mensen hen even bekeken en dan in een omtrekkende beweging snel doorliepen. Ik heb het zekere voor het onzekere genomen en het rechtervrouwtje een paar euro in haar kapotte handschoen geschoven; ik kon dat toch zeker wel missen. Gracia, gracia ….
Ons focus gaat echter vanmorgen breder; we willen nadenken over hoe wij ons opstellen in armoede – zakelijk, maar ook bv. geestelijke armoede.
Jan van Opbergen schreef het op in het lied, dat we zongen: rond deze tafel komen we samen om te genezen van heersen en misverstaan; om handen die wenken en ogen die opengaan. Laten we enkele momenten stil worden om ons af te stemmen op de Eeuwige; dat we ons open stellen voor Zijn Geest en dat we zo in dit uur open ogen en een nieuw gezicht mogen ontvangen. |
||||
Overweging Het onderricht waar Marcus over schrijft volgt op een van de 5 zg. twistgesprekken. Het zijn discussies tussen Jezus en leden van het tempelbestuur, naar aanleiding van het publieke protest van Jezus door letterlijk de bezem door de tempel te halen. We weten hoe Jezus dit later zal moeten bekopen en deze discussies zijn daar voorlopers van. Schriftgeleerden probeerden Jezus op zijn woorden te vangen en hem zo gauw mogelijk daarna gevangen te nemen. Maar Jezus neemt geen blad voor de mond en neemt scherper stelling tegen sommige typen schriftgeleerden. Als we goed naar het verhaal luisteren, horen we dat over weduwen wordt gesproken tegenover rijken èn schriftgeleerden. Daaruit blijkt, dat het Jezus niet gaat om financiële rijkdom alleen. Hij noemt naast de rijken immers apart ook: de schriftgeleerden. Aan de ene kant staan de schriftgeleerden, die de huizen van de weduwen opslokken/opeten. Door hun wetskennis maakten zij nl. soms misbruik van het vertouwen dat die weduwen in hen stelden en onder hen neus maakten zij die arme oudjes van alles afhandig. Dit type mensen wordt kleurrijk neergezet. Kijk maar eens goed naar de tekst. Jezus schildert hen af met woorden als: wordt graag gegroet, in plechtige gewaden rondlopen, ereplaatsen, voornaamste, opeten, hoge status, schijn … Hij roept een beeld op van mensen die vol zijn van zichzelf of beter: die overlopen van zichzelf. Zelfgenoegzame mensen, die dik tevreden zijn met hun eigen ik.
Daartegenover staat de weduwe. Haar beeld wordt geschilderd in woorden als: arm en armoede. Zij heeft haar leven aan God aangeboden. In onze vertaling komt dat niet meer zo duidelijk over. Maar Jezus zegt letterlijk: “zij offerde van haar armoede al wat zij had, heel haar leven”. Rijken en schriftgeleerden hebben veel om hun ego mee op te poetsen; blijkbaar hebben zij dat ook nodig. Zij zijn het centrum van hun eigen leven. En dan die weduwe, die al wat zij heeft teruggeeft aan God. De rijken en schriftgeleerden gebruiken de godsdienst voor het oppoetsen van hun eigen ik; bij hen wordt godsdienst zelfdienst. En de weduwe stelt haar leven ten dienste van God; dat is wáre gods-dienst.
We maken ons er té gemakkelijk vanaf door stil te staan bij de glamour en schijn van de Quote 500 of aan dat beeld van die bedelaressen in Rome. Het gaat Jezus niet zozeer om rijkdom, om veel geld. Nergens staat dat Jezus zonder meer een hekel had aan rijke mensen, aan rijkdom op zich of aan schriftgeleerden. Maar Hij waarschuwt voor alles wat je van God weg houdt. Voor rijken was dat geld en pronkzucht. Voor de schriftgeleerden is dat de hang naar aanzien, eer, een hoge status in de samenleving.
Wat houdt ons dan van God af? Welke elementen maken, dat wij soms eerder denken vanuit ons eigenbelang, dan vanuit Godsbelang? Wij soms eerder gericht op het individu, dan op de mensen om ons heen en op hetgeen ons bìndt in plaats van ons scheidt? Macht en angst gaan samen als het gaat om geld en bezit; zij kunnen iemand in de ban houden van zijn eigen rijkdom. Is het soms onze behoefte aan zekerheid en aan veiligheid die ons van God afhoudt? Jezus wijst ons erop dat geld en bezit - status - absoluut niet relevant zijn voor de ogen van de Eeuwige. Natuurlijk spreekt Hij ons aan op rechtvaardigheid en solidariteit. Het gaat vooral óók om de gezindheid te délen wat je hebt; jawel: ook jouw rijkdommen: hoe je je talenten gebruikt, je gevoel voor spiritualiteit, je geloofsbeleving misschien, je levenswijsheid, je vertrouwen in het goede, je zorgen, je twijfel en je vreugde te delen met elkaar. Simpelweg: niet wat je hèbt, maar wat je bènt is belangrijk in de ogen van de Eeuwige. Het gaat niet om kwantiteit, maar om kwaliteit van leven.
Het boek der koningen uit het oude Israël past hier eigenlijk wel mooi bij. Een eerlijk boek over een woelige tijd van koningen, strijd om de macht, hun goddeloosheden, nederlagen en tegenslagen. Veel moois valt er over de koningen van het vroege Israël en Juda niet te melden, maar dat terzijde. De tekst over Elia die wij hier lazen is maar een fragment uit een prachtig verhaal. Stel je voor: Elia –de grote profeet- is in de kustplaats Sarefat, het huidige Sarafend bij Sidon. Elia is daar voorzegd, dat hij op God moet vertrouwen. Het is een periode van grote droogte en voedselschaarste. Daar vinden twee wonderen plaats. God belooft Elia, dat Hij de raven zal bevelen hem van eten te voorzien en zo geschiedde. 's Morgens en 's avonds brengen zij Elia brood en vlees. Later wordt aan Elia voorzegd, dat hij een weduwe opdracht heeft gegeven om hem te verzorgen. Een alleenstaande vrouw – wij zouden zeggen: een bijstandsmoeder – met een kind dat op sterven ligt. Het laatste restje voorraad – water en brood- geeft ze aan Elia. Het mooie is dat zij –in haar armoede- daarná te eten had in overvloed, voor heel de familie en het raakte niet op … Van wat je krijgt kun je oneindig veel delen; het raakt nooit op! Nòg sterker eindigt het verhaal, dat haar zoon, door Elia opnieuw tot leven wordt gewekt; omdat ze vertrouwen had in de Eeuwige en bereid was samen te delen. Om haar gezindheid: niet wat deze vrouw hàd, maar wat zij wàs, is belangrijk in de ogen van de Eeuwige.
Als je bereid bent om verder te kijken en je eigen belang opzij te zetten, zal het koninkrijk van God je toegeworpen worden. Jan van Opbergen zou zeggen: handen die wenken en ogen die open gaan!
Ik vind dit verhaal iets bijzonders uitstralen, waar we verder mee kunnen. Het draait om de gezindheid, waarmee we dingen doen en om al wat we zijn –onverdeeld- toe te vertrouwen aan God, aan elkaar en aan onszelf. Mensen met een onverdeeld hart, afgewend van schijn en leugen, onkreukbaar en met licht geladen ... Zij staan met opgeheven hoofd in zijn huis.
Zo mag het zijn. Amen. |
||||
Gebeden Eeuwige,
Wij bidden om vrede en vragen u om brood, dat mensen redt van honger en onmacht.
Wij bidden u om wijsheid en Vragen u om licht, Dat mensen elkaar de ogen opent.
Wij bidden u om goede gezindheid en Vragen u om kracht om solidair te zijn Met allen die rusteloos en onbeschermd op zoek zijn naar de waarde van het leven.
Eeuwige, draag ons op de weg, Het leven van alle-dag, Dat wij ons leven durven verliezen in u en in elkaar. Dat wij genezen van heersen en misverstaan; Bidden wij om handen die wenken en ogen die opengaan.
God, Wij bidden u voor onze Duif Dat het een vredeshuis mag zijn, Waar we elkaar leren verstaan En goede woorden meegeven. Mag uw woord ons voeden met geestkracht. Dat wij ons openstellen om de goede gaven met elkaar te delen, met respect, warmte en liefde.
Eeuwige, Voor onszelf bidden we, Doe ons de taal van het hart verstaan, Doe ons luisteren en spreken met zachtmoedigheid. Help ons te denken en te leven vanuit medeleven Mogen wij leven met een onverdeeld hart, Afgewend van schijn en leugen, en met licht geladen. Help ons waarlijk te leven.
Onze Vader ……… |
||||
Zegenbede (oudchristelijke reiszegen - 4e eeuw) Moge de Heer voor ons uitgaan om ons de juiste weg te wijzen. Moge de Heer naast ons zijn om ons in zijn armen te sluiten en ons te beschermen. Moge de Heer achter ons zijn om ons te bearen tegen de listen de lagen van boze mensen Moge de Heer onder ons zijn om ons op te vangen als we vallen en ons bevrijden uit een verborgen strik. Moge de Heer in ons zijn om ons te vertroosten als anderen ons overvallen. Moge de Heer boven ons zijn om ons te zegenen. Zo zegene ons de goede God, de Vader, Zoon en Heilige geest. Amen. |
||||
| Archief/Bijdragen | Archief 2003 | Voorgangers | |
||||
|
||||
RG 2003-11-09 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl |
||||