|
||||
Bijdrage Frans Gerritsma, viering
16 november 2003
|
||||
Voorganger: Frans Gerritsma lectrice: Ireen van der Endt |
||||
Lezingen Daniël 12, 1-3 Marcus 13,24-32. |
||||
Overweging Een kind wordt 's nachts wakker en roept om zijn vader. Deze komt. En vol angst vertelt het kind dat er achter het raam beren zitten, die naar binnen willen komen. Zijn vader pakt een stuk papier en schrijft daar samen met zijn zoontje in grote letters op: “Beren mogen hier niet naar binnen”. Dat plakken ze op het raam zodat de beren het goed kunnen lezen. Het kind valt zonder angst in slaap.
Wat een wijze vader. Hij neemt de angst van zijn zoontje serieus. Hij probeert die niet weg te praten of te doen of er geen angst hoeft te zijn. Maar hij zoekt iets dat de angst kan overwinnen. Samen doen ze iets om niet meer angstig te hoeven zijn.
De beide lezingen van vandaag spreken over een eindoordeel. Een definitieve afrekening. De dagen na de verschrikking, zullen een van oordeel zijn. Onze voorstellingen hierover zijn in de loop der eeuwen sterk beïnvloed door de schilderstukken van grote schilders zoals een Jeroen Bosch. Meer aandacht voor de hel dan voor de hemel. En die de hel afschilderen, gevuld met monsters en gedrochten. Beeld van de verdorven mensen, of het nu gewone mensen of pausen of bisschoppen zijn, mensen in ieder geval, die het in het dagelijks leven niet zo nauw hebben genomen en daarom gefolterd worden. De straf. Dit om angst en ontzag in te boezemen. Om mensen te doen inzien dat ze hun leven moeten beteren.
Ook in onze tijd ontkomen we niet aan zulke voorstellingen, het verdorvene, oorlog, martelingen, wat er allemaal aan geweld in onze straten gebeurt, het wordt ons allemaal voorgespiegeld in de hoop dat de tirannen, de boosdoeners, de boeven gestraft zullen worden. Zodat wij zonder angst verder kunnen leven. Niet overal beren hoeven te zien.
Angst verblindt, slaat bij mensen naar binnen, maakt lam en machteloos. Of roept agressie op. We roepen dan om een machtige vader, die de tirannen, de niksers, de leeghoofden, voorgoed hun lesje zal leren. Hoe vaak wordt God in de psalmen niet aangeroepen en opgeroepen om het onrecht, dat er alom gedaan wordt, te wreken. Een wrekende God, een wrekende Vader. Eindelijk recht gedaan.
Maar wanneer we denken dat zo'n wrekende God rust en vrede kan brengen, dan hebben we het mis. Want dezelfde maat, waarmee wij anderen beoordelen, met die maat zullen wij dan ook beoordeeld worden. En de geschiedenis van heel veel gelovige mensen is dan ook doortrokken geweest met angst. Angst om te leven, angst om lief te hebben, angst om te sterven. Angst voor het oordeel.
Maar dat kan toch niet de bedoeling zijn van het evangelie. Van die bevrijdende boodschap van Jezus. Die juist de kleine mens, de weduwe en de wees, de overspelige vrouw, de blinde, de melaatse in bescherming nam, troostte. Ze moed en uitzicht gaf, omdat ze, God zij dank, niet overgeleverd waren aan het oordeel van mensen. Niet langer angstig hoefden te zijn. Met grote letters met hen meeschreef: “jullie mogen de kleine niet vertrappen”.
Daarmee bezorgde hij mensen een gerust hart. Hoefden ze zich niet meer van alles in het hoofd te halen. Hoefden ze niet als maar bezig te zijn met wat hen dreigde te verscheuren. Kunnen ze zich wijden aan de werken van barmhartigheid. Zorgen dat aan zieken, armen, hongerigen recht werd gedaan. Het is de diepere bedoelingen van de lezingen van vandaag, ons anders te laten kijken. Om niet vanuit angst om je heen te kijken. Maar vanuit hoop, geloof en liefde te kijken naar wat ons, in onze tijd, troost kan bieden. Ten tijde van Daniël, doen mensen hoop op aan zijn verwachting, dat velen van hen die slapen in het stof zullen ontwaken ten leven. Dat uiteindelijk de hemel je beloont voor je goede gedrag en alle inspanningen die je gedaan hebt, is voor velen een bron van troost geweest en een krachtige manier om angst te overwinnen, omdat ze geloofden in een goed God.
Misschien spreken in onze dagen, zoals dat ook ten tijde van Daniël gebeurde, wijze mensen ons meer aan, om onze angsten te boven te komen. Om een bron van hoop te zijn. Juist omdat wijze mensen door het leven gelouterd zijn. Veel hebben meegemaakt en uiteindelijk geestelijk rijker geworden zijn door wat ze meegemaakt hebben Ze stralen iets uit van begrip en vertrouwen, ook al is niet alles even goed. “Dan zullen”, zegt Daniël, “de wijzen stralen als de glans van het uitspansel en degenen die mensen tot gerechtigheid hebben gebracht zullen schitteren als de sterren voor eeuwig en immer”.
Dit als troost, maar ook als een oproep, om wijs te worden, om gerechtigheid te doen. Tegen alles in wat mensen kan verscheuren, en in angst gevangen houdt. Dat geeft kracht, te leven vanuit zo'n visie, zo'n visioen. Dat het leven uiteindelijk de overwinnaar is. En niet hetgeen je dreigt te verscheuren.
“Richt je ogen, zegt het evangelie, ”op de vijgenboom”. Wanneer je goed kijkt, en we vertalen het nu maar even naar dit seizoen, dan is er al heel wat nieuws aan het gebeuren. Kijk maar eens in het park naar de bomen. De bladeren zijn er af of de laatste bladeren vallen af, maar de nieuwe knoppen, die nog een lange winter doormoeten, zitten er al aan. Dat kan je vertrouwen versterken, daar mag je troost aan opdoen. Dor en doods hoeft niet alleen maar angst op te roepen.
Wij hebben beelden, visie, visioenen nodig, om onze angsten te overwinnen. Voor mij is het beeld van de wijze vader, de vader die de angst van de zoon, al die beren, zo goed begreep, inspirerend. Het daagt me uit om de beren, die me angstig maken, buiten te houden en ze dat ook maar te laten weten. Want we hebben een liefdevolle Vader die met ons meeschrijft.
|
||||
| Archief/Bijdragen | Archief 2003 | Frans' "Hoofdpagina" | Gastvoorgangers | |
||||
|
||||
RG 2003-11-16 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl |
||||