|
||||
Bijdrage
Rob Gijbels, viering 16 mei 2004. |
||||
Voorganger: Rob Gijbels Lectrice: Ireen van der Endt |
||||
Lezingen: Hand. 5; 1-2 en 22-29 Openb. 21; 1-14 en 22-23 Joh. 14; 22-29
|
||||
Welkom en inleiding. Beste mensen, allemaal heel hartelijk welkom in De Duif. Welkom als u misschien voor het eerst deze mooie Duif bent binnen gelopen; toevallig of speciaal hiervoor gekozen! Ook voor de trouwe bezoekers: mede namens Ireen van der Endt, die mee voor gaat en de hele gemeenschap: welkom en fijn dat u er allemaal bent.
In de kerkelijke jaarkalender zitten we rondom hemelvaartsdag een beetje in een vacuüm. Er wordt een perspectief geschetst in het Boek Openbaringen, maar dan moet je je wel aan wetten en voorschriften houden, zeggen Paulus en Barnabas. OK, maar een doel op zich? Hoe gaan we daar mee om? Het is in elk geval niet het enige dat geldt; iedereen kan immers zien, dat ook goede mensen soms door ellende worden getroffen, terwijl notoire schurken het uitstekend naar hun zin hebben. Aan de hand van de lezingen van deze ochtend wil ik daar straks met u over nadenken.
Dit weekend is het ook Aids Memorial Day. Overal ter wereld wordt stilgestaan bij de slachtoffers en hun nabestaanden. Ik steek deze kaars aan ter nagedachtenis aan aan zovelen. Laten wij enkele momenten stil zijn en ons verbonden voelen met àlle zieken overal ter wereld ... |
||||
Een gebed naar psalm 119. (Zie boekje) |
||||
Overweging In sommige kerken heeft de zondag -waarop dit evangelie wordt gelezen- de bijnaam “wezenzondag”. Je zou kunnen zeggen: liturgische gezien staan we er even eventjes alléén voor. Aanstaande donderdag – hemelvaartsdag – is de dag dat we eraan herinnerd worden, dat de man van Nazareth niet meer tussen en midden onder de mensen leefde als man van vlees en bloed. En pas 10 dagen later vieren we dat zijn Geest blijvend in de mensen is gelegd. In die tussenperiode zijn we in het kerkelijk jaar effetjes op onszelf aangewezen, vandaar: wezenzondag.
Ik denk dat het wel goed is, dat er zo'n moment is om even bij stil te staan, want ook als God-genoot kun je je soms in je leven behoorlijk alleen voelen. Losgelaten. Door God, door de mensen, misschien zelfs wel hier door andere Duiven. Er zijn momenten dat je best mag verzuchten: waar is God toch in dit alles? Waar is God toch in die grote wereldpolitiek, waarvan je onappetijtelijke beelden via televisie zo op je bord geschoteld krijgt? Waar ontdek ik nu nog een stukje van die Geest in de mensen om mij heen? Zo kun je best eens last hebben van de verbòrgenheid van God in je leven.
Die momenten van nauwelijks of niet-ervaren van God in je leven zijn niet vreemd. Je hoèft ook niet voortdurend met je hoofd in de wolken te lopen! Ook in de bijbel lezen we al over mensen die dit ervaren. De Israëlieten komen na hun glorieuze bevrijding uit Egypte met de doortocht door de Rode Zee van de regen in de drup, sterker: hun lot bestaat uit een jarenlange barre tocht door een gortdroge, hete woestijn. Niet vreemd als zij gedacht hebben: nou, zou God ons verlaten hebben? Waar zijn we mee bezig? Of Elia, die doodmoe bij een braamstruik neervalt en verzucht: zo is het genoeg geweest! Ik kan niet meer alleen! Of een verhaal over Job, die verzucht: waarom moet al deze ellende mij overkomen? En niets menselijks is de man van Nazareth vreemd als hij uitroept: God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?
In diezelfde bijbel worden ook antwoorden gegeven hoe je daar mee om kunt gaan; zelf en met elkaar. In je alleen-leven kun je je zolang mogelijk richten op de verhalen van God, Jezus en andere profeten. Op de verhalen die vertellen, dat je inderdaad best veel kunt meemaken in je leven, maar dat God er dan toch àltijd ook omheen is blijven staan. En vanuit die basis kun je je omkeren en op de toekomst richten met al die beloften in je zak, die vertellen: keer je om en richt je op de toekomst. Hou je vast aan wat God, Jezus en de profeten door heel je leven heen wil blijven betekenen: namelijk een onuitputtelijke bron van energie, kracht en onvoorwaardelijk leven. Je zult geborgen zijn. Johannes schrijft het ons vanmorgen. In een oude vertaling staat het nog geschreven als: uw hart worde niet onberoerd of versaagd … Ik zal u niet als wezen achterlaten”.
Persoonlijk geloof ik ook, dat die woorden strekken over de grenzen van de dood heen. Je zult geborgen zijn. Toen mijn moeder enkele jaren geleden overleed heb ik een afscheidstoespraak beëindigd met de woorden: Het is goed geweest. Wordt maar gelukkig wakker aan de andere kant van dit leven, met het licht van de zon op je kussen. Ik heb er geen heel concrete voorstelling bij, maar er wel een oervertrouwen in.
Maar dat geloof en oervertrouwen kun je niet afdwingen. Met een heel scala aan gewoontes, tradities, leefregels, geboden en wetten heeft men dat wel heel vaak willen doen. De eerste christengemeenten voerden er al strijd over. Er ontstaat opschudding, een heftig dispuut en een strijdvraag of je nog wel gered kunt worden, als je niet naar de zede van Mozes besneden bent! Soms bekruipt mij wel de vraag of bij de zendings-reizen niet vooral het accent werd gelegd op wat men wel of niet mocht. Paulus en Barnabas predikten vooral: Houdt u aan der wetten. Terwijl maar één ding centraal moest staan: de liefdevolle boodschap van God en laat maar eens zien, waartoe je daarmee in staat bent. Als je dáár je vertrouwen op stelt, dan heb je geen licht van zon of maan zelfs meer nodig. Er is een hele andere vrede, dan die de wereld je ooit kan bieden.
Ik neem u in gedachten nog even mee naar de Oude Kerk hier in Amsterdam. Toen ik er een tijdje geleden weer eens rondliep, viel mijn oog op de vele inscripties in graf- en gedenkstenen. Niet zelden stond er: ter nagedachtenis aan: professor, doctor of ingenieur … die en die. Zelfs op je tocht naar de eeuwigheid wordt de titel als aanbeveling meegegeven … je weet maar nooit. Maar of het in Gods eeuwigheid veel indruk zal maken, valt te betwijfelen. Oude en minder-oude geloofsgemeen-schappen meenden in geschreven en ongeschreven wetten je plek in Gods eeuwigheid te moeten valideren. Een besnijdenis was toch wel voorwaardelijk… Ook de oude katholieke heeft boeken vol met kerkelijke wetten: je moet minstens gedoopt zijn, liefst aangevuld met de eerste communie en met het vormsel erbij begint je geloofsdiploma al voldoende te scoren. “Leven naar de Geest” is echter meer waard, dan leven naar de letter!
Johannes vat samen wat Jezus zegt: als je erbij wilt horen en leeft zoals ik het je heb voorgedaan, zul je deelgenoot zijn van mijn vrede. In beginsel is daar niemand van uitgesloten, wie of wat je bent. Welk geloofsdiploma je wel of niet kunt overleggen, aan welke leefregels en kerkelijke geboden je precies wel of niet hebt voldaan, blijkt er niet toe te doen. Uiteindelijk wèl om: wat ben je waard in de praktijk van het menselijk leven? Laat je je hart spreken? Zet maar eens wat vraagtekens bij taboes, misschien is het beter ze te doorbreken en in elk geval is het goed om de hand te reiken aan de slachtoffers ervan.
De man van Nazareth leefde naar de Thora en zette niet zo zeer wetten aan de kant, maar leerde daarbij wel de ware levenslessen. Hij liet zijn hart spreken door het voor de zwakken en zieken op te nemen, voor gehate belastingambtenaren, voor een ter dood veroordeelde vrouw. Hij zweeg niet voor degenen die dit te gek vonden, en noemde hen “wit gepleisterde graven, adderengebroed”. Zó leefde hij het ons voor, naar de Geest van zíjn gebod: “dat je elkaar lief hebt”. Een nieuw gebod om meer dan eens over je hart te strijken, je hart te laten spreken. Boven begrippen als wetten, schuld en boete, moeten we de naastenliefde zetten. We worden uitgenodigd in ons eigen leven daar royaal mee om te gaan. Zó hoor je erbij en zul je geborgen zijn in de vrede van de Eeuwige. Naastenliefde is het innerlijk gezag van een vrij mens. De heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, is geen plek op aarde waar je heen kunt reizen. Als je het koninkrijk wilt zien, moet je jezelf veranderen en het ook in jezelf zoeken. Zo moge het zijn. |
||||
Nodiging Speurend naar hoop voor de minsten, Iemand die doet wat hij zegt. Zo was Jezus onder de mensen; Hij deelde wat hij had en wat hij was.
Zo wilde hij zijn gemeenschap bijeen houden, Hier en waar ook ter wereld.
Als teken van gemeenschap en solidariteit, Delen ook wij brood en wijn, Teken van geloof, dat niets bij God niet kan.
Bij de Eeuwige is iedereen welkom. Brood en liefde, genoeg voor allen.
. |
||||
Zegenbede. De liefdevolle zij met ons Om ons te troosten als we verdriet hebben Om ons te beschermen als we dreigen te vallen.
De Barmhartige zij met ons Geeft ons kracht tot leven En maakt ons tot woorddragers van de Eeuwige.
De Liefdevolle en Barmhartige God zij met ons Zij doet ons de volheid bereiken, die van God zelf is En laat ons in vrede gaan Al de dagen van ons leven. Amen. |
||||
| Archief/Bijdragen | Archief 2003 | Voorgangers | |
||||
|
||||
RG 2004-05-16 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl |
||||