Bijdrage Frans Gerritsma, viering 13 februari 2005
 
 

Voorganger: Frans Gerritsma

 
 

foto boven: Frans Gerritsma

 

     
 

Lezingen

Deut. 8; 1-6

Matth. 4; 1-11.

         
         
 

Overweging

 

Dagelijks worden we geconfronteerd met profeten die ons vertellen dat we in een wereld vol crisis, een tijd vol crisis leven. En menigeen, ook in ons midden, is wel eens in een crisis terechtgekomen. Een crisis kan allerlei oorzaken hebben, een relatie loopt niet meer en gaat stuk. De zaak gaat failliet en je hebt geen werk meer. Ook kan iedere nieuwe levensfase in ons leven een crisis met zich meebrengen. We hebben er allerlei namen voor, zoals, puberteit, identiteitscrisis, midlifecrisis.

 

Het woordje crisis komt van het Griekse woord “krinein” dat onderscheiden betekent. Je komt in een crisis terecht, wanneer het onderscheid dat je maakte niet meer werkt. Wanneer de vertrouwde kaders wegvallen. Je ziet geen perspectief van waar het naar toe moet. De weg naar hoe het was, waardoor je zekerheid had, is geblokkeerd. Je kunt geen onderscheid meer maken. Onzekerheid alom. En laat dan niet iemand komen aanzetten, die wel even zal vertellen hoe alles in elkaar zit. Die snapt er dan in ieder geval niets van. Niets van hoe jij je voelt, hoe je denken in beslag genomen wordt door wat je bedrukt. Welke herinneringen je nu zo ongelukkig maken. Het legt je lam, de weg naar buiten is geblokkeerd, de weg naar binnen moet gegaan worden. En dat is een o zo moeilijke weg. Een weg waar we bijna geen gidsen voor hebben, omdat het zich in het verborgene afspeelt.

 

Wanneer we vandaag naar het verhaal van Jezus kijken, het verhaal dat zeer veel lijkt op het verhaal over wat het joodse volk in de woestijn heeft meegemaakt, zien we dat zijn crisis optreedt na zijn doop in de jordaan. Dat het joodse volk in crisis komt, wanneer het al bevrijd is uit Egypte. Dat Jezus in een crisis komt nadat de geweldige ervaring, de stem uit de hemel, Jezus bewust heeft gemaakt van zijn taak, van wat zijn levensvervulling moet worden. Wanneer, het joodse volk, onder machtige tekenen, de wet is gegeven, de regels ten leven. De Thora, de stok die je voor je uit gooit en je de weg wijst, daarna gaat het pas goed mis.

 

Want al heel gauw sta je, met al je dromen over beloofd land en rijk van God, voor een banale vraag. Waar haal je in de woestijn brood vandaan? Zit je wel op de goede weg. Een vraag die het angstzweet in je kan doen uitbreken. Het angstzweet dat later bij Jezus uit zal breken in de Hof van Olijven. “Laat deze kelk aan mij voorbijgaan”.

 

De vraag die de verleider, de duivel, degene die alles door elkaar gooit, veel subtieler inkleed. “Als je zoon van God bent, maak dan van deze stenen brood”. Wie is Hij? De wonderdokter, die voor elke kwaal een antwoord heeft? Als je hem aanroept, zul je van je verslaving afkomen, Jezus de nieuwe drugs. De verleiders suggereren dat hij best van zijn bijzondere gaven, gebruik kan maken. Doe wonderen en je zult zien. Dan krijg je applaus, iedereen loopt achter je aan. Een en al bewondering. Kun je leven van de bewondering van anderen, de roem de eer, gaat het daarom in ons leven in zijn leven? Als het daar om gaat heb je dan je ziel al niet aan de duivel verkocht? .

 

In deze crisis weigert Hij op de verleiding in te gaan. Nee, zelf wil hij niet als wonderdoener door het leven gaan. Het zal tot op het kruis hem nagedragen worden. Als je zoon van God bent, als je wonderen kunt doen, kom dan van het kruis af.

 

Nee, dat verzadigt niet. Je zult steeds meer applaus nodig hebben, steeds meer wonderen moeten doen. Hij weerstaat de verleiding. Hij wil luisteren naar wat God met hem voor heeft.

Niet alleen luisteren naar wat hijzelf allemaal wil, alhoewel dat een grote verleiding is. Wat hij zelf wil, wat God van hem wil, dat wordt hier uitgezuiverd. Wellicht ook een vraag aan ons, wanneer we bij onszelf naar binnen kijken. Kijk ik naar dat vonkje diep in mij of laat ik mij verleiden door wat men van mij vindt en van mij verwacht.

 

Maar daarmee zijn we er nog niet. Die weg naar binnen, naar het diepste wezen in onszelf, die kern van God, wordt nog meer bedreigd. De verleiding naar macht. Meester te zijn van Hemel en aarde. Macht te hebben over deze wereld. Deze verleiding zal Jezus opnieuw ondergaan, wanneer Hij op palmzondag op een ezel Jeruzalem binnenrijdt. Gebruik je krachten zo, dat ze je tot Koning zullen uitroepen. Wie dien ik, dat is ook de vraag in onze woestijn. Laat ik mezelf dienen door anderen, of stel ik me dienstbaar op.

 

Maar er komt nog een beproeving. Als je zegt dat je leeft van Gods Woord, als je zegt dat je God wilt dienen. Dan kies je niet voor een gemakkelijke weg. Dan gaat de weg door de woestijn, dan zul je gekweld worden door vragen. Al die vragen over onrecht, lijden , pijn en dood. In de woestijn waar we geen antwoord hebben en ook geen antwoord krijgen op die vragen. We kunnen hopen, dat ons lijden een zin heeft. Zoals Jezus ook geen antwoord kreeg toen hij daar aan het kruis hing en het uitschreeuwt “God mijn God, waarom heb je mij verlaten”. En dan toch blijven vertrouwen.

 

In plaats van het vermetele vertrouwen, de verleiding om boven op de tempel te gaan staan en daar vanaf te springen in het geloof dat de engelen je zullen opvangen. Daar zit het dus niet in, dan heb je jezelf tot God gemaakt. Een nieuwe ontdekking door de crisis heen, aan God over laten wat zijn bedoeling er mee is. Niet hoog van de toren blazen alsof wij, vrome gelovigen, het zouden weten.

 

In een crisis worden we op onszelf terug geworpen. Worstelen we met wie we zijn, wat we willen, wat we van het verleden wel en niet mee willen nemen.

 

Crisissen kunnen belangrijke groeimomenten in levens van mensen zijn. Ons dichter bij onze kern brengen. Zo zal Israël zich steeds weer moeten herinneren, dat ze ooit slaaf zijn geweest, om te voorkomen dat ze opnieuw slaaf zullen worden, afhankelijk van rijkdom en macht. Maar de herinnering aan die woestijntocht, zal hen doen beseffen dat die vrijheid in de woestijn uitgezuiverd werd. Om te voorkomen dat ze opnieuw slaaf zouden worden.

 

In de veertigdagentijd veroorzaken we zelf een soort crisis om, door allerlei gewoontes te doorbreken. Of door ons solidair te maken met mensen, die slaaf zijn van armoede, geweld of onrecht, waardoor we ons meer bewust worden van wat ons draagt en uitdaagt. Bij wie wij in wezen zijn.

 

Wie ben ik. Wie dien ik. Op wie vertrouw ik.

Ik hoop dat deze vragen me dichter bij mijn diepste wezen brengen.

       
 

| Frans' "Hoofdpagina" | Gastvoorgangers |

 
 

RG 2005-02-14 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl