Bijdrage Diana, viering 18 december 2005.
 
 

Voorganger: Diana Vernooij

Lector: Gerdie van Dijk

Thema: Een plek voor de Eeuwige

 
 

Lezingen:

Psalm 132

         
 

Inleiding.

Goede morgen allemaal, heel hartelijk welkom hier in de Duif, bij deze dienst van schrift en tafel. Het is vandaag de 4 e zondag in de advent – de laatste zondag voor Kerstmis en dus ook de laatste zondag van de Tussentijd, zoals Rob Advent vorige week zondag noemde.

 

We steken de 4e adventkaars aan.  

Vandaag lezen we psalm 132 en een tekst uit Samuel over de geschiedenis van David en de tempel in Jeruzalem. Jeruzalem is een stad die een lange geschiedenis kent van veroveringen, van vernietiging en herbouw. David trekt met zijn mannen op en verovert Jeruzalem. De onneembare vesting wordt genomen. Het is een beslissende verovering: nu kan het volk tot rust komen. David brengt de Ark van het Verbond naar Jeruzalem toe, om daarmee Jeruzalem (die ook de Sion wordt genoemd) tot centrum van de Joodse godsdienst te maken.

God zegt in psalm 132 dat hij verkiest om voor altijd in de Sion te verblijven. Het is de enige stad in de bijbel die door God ‘mijn stad' wordt genoemd. David wil er een tempel bouwen voor God, iets stevigers dan een tent. Maar de Eeuwige wil het niet. Het bouwen wordt uitgesteld. Pas Salomo, de zoon van David, zal de tempel bouwen.

 

Dat we deze psalm lezen in de advent komt door de tussentijd die David instelt – de periode van uitstel voordat God een ‘geliefkoosde woning krijgt in zijn uiteindelijk verblijfplaats'. Het uitstel zorgt ervoor dat er een tussentijd komt – en daar gaan we het over hebben vanmorgen.

Gerdie en ik wensen ons allen een goede viering toe.

 
       
   
       
 

Overweging.

David wil een tempel bouwen voor God. Met de Ark van het Verbond heeft het Joodse volk de woestijn rondgetrokken en nu eindelijk heeft het volk een vaste plek veroverd. Jeruzalem is gevallen en in bezit genomen door de Joden. En nu moet de Ark van het Verbond iets stevigers krijgen dan een tent, vindt David. Zelf woont hij inmiddels in een paleis van cederhout, en dus wil hij voor God een tempel bouwen.

 

Maar God zegt hem geen tempel te bouwen. Dat is vreemd, waarom wil God niet dat David een tempel bouwt? Wat heeft zich daar afgespeeld en hoe? Ik stel me zo voor dat iedereen verwacht van David dat hij een tempel zal bouwen, nu Jeruzalem is veroverd en de Joden overtuigd zijn van de superioriteit van hun God. Hij zelf vindt dat ook, maar iets hem houdt hem tegen. Iets, je zou het de stem van God kunnen noemen, of prozaïscher: een advies van een wijze vriend, iets dat blijft haken en zegt – tegen alle verwachting in – nee, niet doen, stel het uit. Er moet tijd overheen gaan: Tussentijd.

 

Advent is de tijd dat we deze tussentijd beseffen en ervaren; het oude is achter de rug, maar het nieuwe is nog niet aangebroken. Advent is de tijd van verwachting, van uitzien naar het goede, dat gaat komen maar er nog niet is. Het is ook een kwetsbare tijd, want de tussentijd is leeg, het oude werkt niet meer, en we weten niet zeker of het komt wat we verwachten. Het is een tijd waarin ons vertrouwen op de proef wordt gesteld.

 

Deze Adventsverwachting is niet het soort verwachting dat mensen hebben als ze heel goed weten wat ze willen. Verwachten kan iets dwingends hebben: ik verwacht wel dat met Kerst de kinderen allemaal aanwezig zijn, de kalkoen goed gebraden is en dat er sneeuw op de daken ligt. Dit soort verwachting leidt altijd tot teleurstelling. Want de kalkoen was aangebrand of het regende of er zijn mensen die niet mee willen doen – het mooie plaatje klopt nooit. Kerst is nu typisch zo'n feest dat voor veel mensen gemengde gevoelens oproept, juist om die hooggespannen verwachting.

Als wij het over de verwachting van Advent hebben gaat het niet om dit soort verwachting. Geen verwachting van hoe het moet zijn, geen eisen en teleurstelling. Ons kerkelijk Advent is een verwachten in de zin van verlangen: een verwachting zonder ideaalplaatje, een kwetsbaar verlangen naar onze God nabij, haar te zien in de ander. Het is juist een verwachten waarin we onze verwachtingen, onze beelden en eisen loslaten.

Ons verlangen is geraakt. We verlangen naar God in onze dagelijkse wereld, hier en nu, tastbaar, voelbaar aanwezig in ons bestaan. Het is een kwetsbaar verlangen want God zal zich altijd anders laten zien dan wij denken. En wij moeten de ruimte hebben om haar te herkennen – om God te zien zoals hij zich toont: dan weer zus, dan weer zo. Advent is voor ons de kans om leeg te worden, onze verwachtingen los te laten. Dan leven we vanuit het verlangen, zodat God weer een nieuw gezicht in ons leven kan krijgen.

 

Terug naar David: David heeft gevochten en het land veroverd. Dan zet hij zich neer met zijn volk. Van nomaden worden ze landbouwers. En het geloof van een volk dat overleeft en vecht voor een plek om zich te settelen, ziet er anders uit dan het geloof van een volk dat voorspoed kent. Het gaat om het verschil tussen overleven en echt leven.

Overleven doe je door de wereld naar je hand te zetten. Je moet weten te manipuleren, anderen uit te schakelen, voedsel te veroveren en te zorgen dat je niet over de rand valt.

Echt leven overstijgt overleven. Echt leven geeft ruimte aan het genieten van een mooie zons­ondergang, het aaien van de poes. Je overlevingsdrang zegt: hee zeg je moet geld verdienen, studeren, macht veroveren, niet niksen – stilstand is achteruitgang. Je moet de controle houden. Maar als je het echte leven toelaat ontdek je de verwondering. Je ontdekt zachtheid, schoonheid, mededogen met anderen, vervulling.

 

Het volk en David zullen zich eerst vrij moeten maken van het oude: vrij van het overleven, vrij van God als heerser en overwinnaar. Deze God moet achterblijven en er moet ruimte komen voor een nieuw beeld van God, een God die bij de nieuwe situatie hoort. God moet de wending maken van het oude naar het nieuwe. En nee – het is natuurlijk niet God zelf die zich moet keren, het is onze manier waarop we God zien en ervaren die een wending moet maken.

 

Dit is een kant aan Advent die niet zo bekend is:

De tussentijd van Advent is de tijd om tot rust te komen. Alles wat bezinkt krijgt een ander aangezicht. De triomfantelijke God van de veroveraars komt tot rust. Althans, zijn dienaren komen tot rust, en zullen in hun voorspoed geen heersende en wrede god meer vastzetten. Advent is het uitstellen van onze vrome wensen om te beseffen dat we God niet vast kunnen leggen. Dat geeft ruimte zodat God een ander aangezicht zal krijgen.

 

De levende ervaring van God valt altijd buiten het dogma, de leer en andere houvasten. Als de Onnoembare ons raakt, gebeurt het vanuit een dimensie die voorbij iedere grip is.

In de filosofiegeschiedenis heb je twee soorten benaderingen van God: de negatieve en de positieve. De positieve zegt: God is alles. God is vader, moeder, persoon, geest, boven­natuurlijk. God laat zich in alles zien, maar nooit volledig, nooit grijpbaar. God is nooit volledig gekend en benoemd met welke beelden dan ook.

De negatieve benadering zegt wat God niet is: God is geen ding, geen persoon, geen geest, geen vader. God is niet in woorden te vatten, niet in menselijke ervaringen te beschrijven. God gaat dat alles ver te boven.

Het gaat om twee benaderingen van de ervaarbare God en de onkenbare God. Aan de ene kant zijn er onze geliefde woorden en begrippen voor God, die we in onze traditie hebben verwoord. Aan de andere kant is er God die niet te benoemen of vast te leggen is, die de traditie te boven gaat. We zitten altijd tussen traditie en vernieuwing in. Zonder traditie is je ervaring en inzicht heel snel vervluchtigd, ongrijpbaar en vergeten. Maar God zit niet in ons geloofssysteem, in onze privé-dogma's en godsbeelden opgesloten. God leeft met ons mee en krijgt daarmee ook een gezicht die past bij onze dagelijkse strijd, onze gewoonten. Maar zodra wij God vaste vorm geven verliest God zichzelf. God wordt bevroren.

 

Met andere woorden: onze God is ervaarbaar maar onbegrijpelijk. En wat we in ons geloof kunnen leren is op te houden met God naar ons hand te zetten en de ervaring van dat onbegrijpelijke steeds meer toe te laten.

Ik denk dat God wilde dat het Joodse volk dat eerst ontdekte voordat ze een tempel bouwden. God wilde niet vast getimmerd worden in cederhout. Het verhaal van Davit en het uitstel van de bouw van de tempel vertelt ons: ‘Ik, jullie God, ik heb nu het aangezicht van de overlevingsstrijd – maar ik wil niet dat jullie mij daarin vastleggen'. God past ervoor opgezet te worden in een eeuwige gedenkplaats van strijd en overwinning. De strijd om het overleven, het doden om niet gedood te worden, moet zo snel mogelijk vergeten worden. Er moet nu gebouwd gaan worden aan een goed leven, de armen moeten te eten krijgen totdat er voorspoed zal zijn. Dan in dat nieuwe tijdsgewricht past een ander gezicht van God. Het gezicht van de heerser, die de vijanden verslaat, de Heer der Heerscharen, die zal op de achtergrond raken. Het zachtere gezicht van God de moeder die leven geeft, de barmhartige God, de rustige god van de boeren, die zaait en maait – dat zal het nieuwe gezicht van God zijn.

Besef dat God veel gezichten heeft. Dan pas – bouw dan pas je tempel.

 

Als je een beeld hebt gemaakt van God, klamp je er niet aan vast – laat dat beeld ook weer gaan. Laat wat je gevonden hebt los en zoek opnieuw naar God. Geef de onvoorspelbaarheid van God de ruimte, weet dat God ook heel anders is.

Blijf op pad, blijf kwetsbaar – en accepteer dat je het nooit helemaal kunt weten – hoe de wereld in elkaar zit, hoe God eruit ziet. Maar besef dat je in je verlangend zoeken Gods kracht en tederheid zult ervaren als de hand die je leidt.

 

Dat ons harten een ontvankelijke verblijfplaats voor God mogen zijn, open en warm.

Amen

       
 

Nodiging

Om het geschenk van de onderlinge verbondenheid van mensen tastbaar te maken, delen wij vandaag met elkaar brood en wijn. Wij leven vanuit het besef dat God steeds opnieuw zal opstaan in ons hart. Wij kijken verlangend uit naar zijn komst, altijd weer onverwacht en verrassend, in het midden van ons bestaan.

 

Graag nodigen wij u uit aan de Tafel. Iedereen is welkom, gedoopt of niet, christelijk of niet. Want iedereen –niemand uitgezonderd– kan God ontmoeten in het dagelijkse bestaan. Komt want alles is gereed.

Vrede en alle goeds

Voorbede

Krachtige en tedere,

Geef ons van je kracht opdat wij onze roeping herkennen en volbrengen,

leer ons kijken en zien in ons dagelijkse leven,

en het lef hebben de mensen om ons heen de hand te reiken.

 

Laat ons hart zijn bij de mensen die ons na staan,

en ook bij al die mensen die ons onbekend zijn, ver weg of juist om de hoek.

Moge ons hart overlopen van mededogen en warmte.

 

Bidden wij voor alle mensen die ons gebed nodig hebben:

mensen die ziek zijn, wanhopig,

die angst hebben of in tergende onzekerheid leven,

alle mensen die lijden aan het leven.

 

En voor iedereen die vrijheid zoekt,

dat zij vervuld zullen worden van een vrijmoedigheid

die alle voorstellingsvermogen te boven gaat.

 

Dat wij kracht en moed mogen putten uit jouw nabijheid en de nabijheid van elkaar.

Amen

 

Zegenbede

Moge onze geliefde God dicht bij ons zijn de komende dagen

en alle dagen in ons verdere leven.

Moge Zij onze ogen en ons hart openen,

opdat we onverschrokken en vol mededogen voort kunnen gaan.

Moge Hij ons kracht en tederheid schenken

en vrede.

Amen

Diana's "Hoofdpagina" Gastvoorgangers |

 

Kijk voor Diana ook op:  www.dianavernooij.nl

       
       
 

 
 

RG 2005-12-19 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl