Bijdrage Ton Wiemers en Rob Gijbels, viering  5 maart 2006.
 
 

Voorgangers: Ton Wiemers (overweging) en Rob Gijbels

 
 

 

 
         
 

Lezingen:

Wijsheid van Jezus Sirach 34; 9-20

Marcus 1; 12-15

lezing voor de kinderen

 
         
 

Wij herdenken deze viering het plostelinge overlijden van Rob Everard, begin januar 2006. (Ton W.)

Het is vandaag de 1 ste zondag van de Vastentijd, de jaarlijkse 6 weken ter voorbereiding van het Hoogfeest van Pasen, 6 weken van inkeer en bezinning. Op uw boekje voor de liturgie van vandaag staat tevens dat we vandaag ook Rob Everard gedenken. Daar wilde ik maar even mee beginnen.

Wij waren met velen van De Duif aanwezig bij de afscheidsviering, waarbij mooie woorden aan Rob werden besteed, o.a. dat Rob met name zeer betrokken was bij de nieuwe kapel van het OLVG en de Sint Nicolaaskerk, beide kerken waar hij graag kwam. Verder niets over De Duif. Wij, die er met veel duifmensen bij aanwezig waren, wij voelden dat er hier iets niet klopte. Wij zijn allemaal getuigen geweest dat Rob en Mithése in de dertig jaar van ons huidige bestaan zelden of nooit gemist werden bij onze vieringen en wij begrepen er niets van dat hun trouwe liefde voor dit huis met geen woord werd genoemd. Al gauw werd duidelijk dat ook mevr. Everard en haar dochters onze verbazing deelden en ons lieten weten dat het gebeurde op een misverstand berustte. Daarom deze speciale herdenking.

Rob Everard was een godsdienstig man en in zijn karakter waren trouw en solidariteit daarmee innig verbonden. Met alle duifparochianen was hij verbitterd en verontwaardigd over het besluit in 1973 van het bisdom Haarlem om onze goede, oude Duifkerk te sluiten. Toen wij dan ook besloten de kerk te kraken en met de diensten voort te gaan, deden Rob en Mithèse vanzelfsprekend mee. Dat was voor hen een kwestie van rechtvaardigheid en solidariteit. Daarmede veranderde er voor hen niets aan hun bestaande relaties en hun belangstelling vanouds voor katholiek Amsterdam. Zij leefden natuurlijk mee met bouw van de nieuwe kapel van het OLVG en met de restauratie van de sint Nicolaaskerk, waar zij graag kwamen. Dat die belangstelling voor bepaalde figuren niet kan samengaan met de liefde voor De Duif is een nieuw fenomeen waar wij geen begrip voor hebben. Voor ons blijft Rob Everard dus een zeer gewaardeerd lid van onze Duifgemeente en in jarenlange herinnering zal hij en zijn gezin een warme plaats blijven innemen.

Overweging. (Ton W.)

 
 

Afgelopen maandag kwamen wij terug van een reis en na de landing van het vliegtuig klonk er een luid applaus van een deel van de passagiers. Ik heb dat al meer meegemaakt en ik denk dat dat applaus wordt aangeheven door mensen met vliegangst, die op deze manier uiting geven aan hun opluchting over de geslaagde landing. Ik heb namelijk nooit meegemaakt dat er applaus klonk als een tram of een bus stopte bij de eindhalte.

In de eerste lezing van vandaag wordt wel gesproken over doodsgevaar voor mensen die veel reizen. Maar Jezus Sirach schreef zijn Wijsheid 180 jaar vóór Christus en dat was wel een andere tijd voor mensen die veel reisden. Hij begint de lezing van vandaag met de woorden: “Wie veel heeft gereisd, heeft veel kennis opgedaan, wie veel ervaring heeft, kan verstandige dingen vertellen.” Dat slaat zeker op de reiziger in de oudheid. Men ging in die tijd niet op reis, tenzij het hard nodig was en een reis was destijds geen plezierreis zoals wij dat doen in de vakantie. Men stond inderdaad aan duizenden gevaren bloot en groeide zo wel in levenswijsheid maar hij ging ook alleen op reis met de bedoeling om te leren van de mensen die hij ontmoette, met veel respect voor hun andere gewoonten, hun vreemde taal en gebruiken waaraan hij zich moest aanpassen.

De reiziger van vandaag verwacht in het buitenland liefst eenzelfde comfort als hij thuis gewend is en denkt waarschijnlijk niet dat hij, zoals Jezus Sirach schrijft, niets te vrezen heeft om dat hij gezag heeft voor God. En als hij dat gezag wél zou hebben, dan is dat in onze individualistische maatschappij een louter persoonlijke zaak waar een ander niets mee te maken heeft.

 

Marcus vertelt een heel ander verhaal. In deze 1 ste zondag van de Vasten, de tijd van inkeer en bezinning voor Pasen, gaan we met Jezus de woestijn in ter voorbereiding van zijn publieke leven. Jezus gaat daar zijn eigen vastentijd doormaken. En daarna begint Hij aan zijn taak die Hij als zijn roeping ziet. En Marcus schrijft dan: “Dit is wat Hij zei: “De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij, kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.”

Dit is een opmerkelijke uitspraak. Marcus geeft hier de woorden van Jezus weer en die uitspraak van Jezus zelf geeft in één enkele zin eigenlijk de hele leer van Jezus weer. Jezus is in zijn prediking kennelijk heel duidelijk geweest en Marcus, die geen leerling van Jezus was maar van Petrus, geeft hier dus aan, dat de leer van Jezus duidelijk is begrepen. De leer van Jezus draait namelijk over wat Hij noemde: “Het koninkrijk van God”.

Wat bedoelde Jezus daarmee? Zonder meer: Een maatschappij die in theorie én in praktijk uitgaat van wat God bedoelt met de mens.

En God is liefde dus het komt neer op: “wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook aan een ander niet.” Doodgewoon, een oernederlands spreekwoord is de samenvatting van de hele theologie van Jezus Christus. Alles wat Jezus verder heeft gepreekt in vergelijkingen en parabels komt allemaal daarop. Het staat ook bij elkaar in het gebed dat Hij ons leerde, het Onze Vader: 1. uw naam worde geheiligd, 2. uw koninkrijk kome, 3. uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Drie beden die op hetzelfde neerkomen. En de 4 de , die er vanzelf bij hoort: geef alle mensen het dagelijks brood, dat is wat wij diakonie noemen, een christenplicht.

 

De eerste christenen noemde dat niet zo. Het woord christendom is van later datum, men noemde dat in de eerste eeuw zonder meer “de weg”. Als je bij Jezus wilde horen kom je op ”de weg” . En daarmee komen we toch weer op de 1 ste lezing, we zullen toch op reis moeten gaan. De leer van Jezus moge eenvoudig zijn en gemakkelijk om te begrijpen, het is een hele reis om die in je leven uit te dragen en zichtbaar te maken.

Jezus Sirach schreef erover. Hij heette wel Jezus maar had geen idee hoe beroemd die naam later zou worden. Wel beschreef hij al de weg die de volgers van die andere Jezus moesten volgen.: “de ogen van de Heer zijn gericht op wie hem liefheeft, hij is een machtig schild, een sterke steun, hij beschut tegen brandende hitte, geeft schaduw tegen de middagzon, hij behoedt je voor struikelen, voorkomt dat je valt.”

De weg van een christen is dus gewoon een ‘weg', een ‘camino'. Die term is later, en ook nu weer, beroemd geworden als aanduiding van de tocht naar Sant'íago de Compostela, die veel christenen maakten als pelgrimstocht. Ook die tocht is een voorbeeld hoe het moet toegaan in een christenleven, een tocht vol ontbering, van afzien, maar met de hulp van Gods genade ook een hele vreugde. Amen.

Voor de kinderen was er een eigen verhaal, afgeleid van het Marcus evangelie.

     

 
     
     
     
     
     
     
     
     
       
 

Voorgangers |

 
 

RG 2006-10-08 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl