Bijdrage Frans Gerritsma, viering 19 maart 2006
 
 

Voorganger: Frans Gerritsma 

Lector:  Thea van Deijl

 
 

 

     
 

Lezingen :

Exodus 20, 1-17

Johannes 2;13-25

         
 

Overweging.

Wanneer een islamiet zo maar ergens gaat bidden, dan spreid hij een gebedskleedje uit om daar op te bidden. Dat gebedskleedje symboliseert een stukje hemel op aarde. Op dat kleedje is hij even ontstegen aan alle aardse drukte om hem heen. Even een moment met de hemel bezig. Er wordt letterlijk ruimte gemaakt voor God.

 

Ruimte maken voor God, om er weer tegen te kunnen, om een richtlijn te hebben in het leven. Om te worden wie je bent, om te worden zoals je bedoeld bent door God.

 

Ervaring van God. Het doet iets met mensen. Het roept iets heiligs in hen wakker, iets kostbaars, iets waar een ander niet zo maar aan mag komen. Waar je op zijn minst ruimte voor verwacht van de ander. We hebben allemaal, ieder op onze eigen manier, van die kostbare momenten in ons leven, die we soms met weinig of geen mens delen, omdat het kwetsbaar is. Een kostbare herinnering, een dierbaar voorwerp. We komen er vaak achter wanneer wat ons heilig is door anderen, bedoeld, maar veel vaker onbedoeld, met de voeten getreden wordt.

 

Als ze aan mijn moeder komen, sla ik ze de hersens in, zei een keer een jongen in de gevangenis. Ze mochten alles met hem doen, maar van zijn moeder bleven ze af. Dat was zijn alles, zijn moeder, al was ze geen heilige, was hem heilig.

 

Wat is ons heilig?

In de eerste lezing hoorden we de tien woorden, de regels ten leven, de woorden door God tot Mozes gesproken, de thora, de stok die je voor je uitgooit, van die kant moet je uit wil je goed uitkomen. De woorden die beginnen met “Ik ben de Heer uw God, die U uit Egypte, uit de slavernij heeft bevrijd”.

Woorden, die bedoeld zijn om vrije mensen te blijven, om niet slaaf te zijn. De geweldige ontdekking dat wij een God hebben, die onze vrijheid wil. Die het niet verdraagt dat mensen onderdrukt worden door welke macht, of zich God noemende Farao, dan ook. Die kwaad wordt, een dreigend geluid laat horen, wanneer mensen onderdrukt, geofferd worden aan Goden. Goden die in beeld komen, wanneer wij onze menselijke behoeftes de vrije teugel laten. Knielen voor het beeld, dat wij mensen zelf maken, om ons goed te voelen. Ten koste van onszelf en van anderen.

Knielen voor een dergelijk beeld, dat de menselijke vrijheid vernietigt, mensen tot slaaf maakt, heeft een verwoestende werking, die de mens zijn vrijheid ontneemt tot in vele geslachten.

 

Ruimte voor God te maken. Zo zouden we het onderhouden van de sabbat kunnen vertalen. Wees eens een dag niet creatief, om je te herinneren, je te binnen te brengen wie aan de oorsprong van jouw creativiteit staat, wie jouw creator, jouw schepper is. Wie jij bent als mens. Juist om ruimte te scheppen voor de mens. Om te ontdekken dat de mens ook jou heilig is. Dan geef je aan jezelf en de ander toekomst. Dan geef je leven en sta je de ander niet naar het leven.

 

Dan is de mens, de vrije mens, ons heilig.

 

Zo ook bij Jezus, die ochtend daar in de tempel. Jezus wordt kwaad, dat wat hem heilig is, is met de voeten getreden. Gaat het hem om de tempel? Dat gebouw van steen? Ze maken er een markt van. Ze maken God tot koopwaar. Het is hen niet te doen, om het heiligste in hun midden, om het heiligste in de mens te bewaren, te cultiveren.

Daar was de tempel voor, daar zijn onze kerken en gebedsplaatsen voor, om je weer te binnen te brengen wie je schepper is. Om het heiligste in de mens wakker te roepen.

 

God was er al bang voor.

De stenen tafelen, mochten als een symbool van Zijn aanwezigheid en Zijn afwezigheid, in een tent meegenomen worden op hun toch door de woestijn, als herinnering en als hulp op hun weg door het leven om het heilige in de mens, in hun midden te bewaren en daaruit te leven. God wil wel meetrekken in het leven van zijn volk, dat houdt het volk creatief, dat geeft God zelf ruimte om creatief te zijn. Hij wil niet opgeborgen of gereduceerd worden tot een heilige plek. Maar ze moesten zo nodig een tempel hebben. En als we de profeten mogen geloven, die daar nog al tegen tekeer gaan, willen ze dat om zichzelf veilig te voelen. Als ze maar in de buurt van de tempel zijn, kan hun niets overkomen, en kunnen ze hun eigen gang gaan. Hebben ze aan een versteend beeld genoeg. Krachteloos. Een soort bliksemafleider.

 

Het gaat bij Jezus niet om de tempel, Het gaat bij Jezus niet om zichzelf. Zijn lichaam zijn tempel kun je afbreken, maar zijn woord, zijn boodschap, zijn inspiratie, dat wat hem heilig is, dat zal doorgaan, dat zal verder gaan. Hij wordt kwaad, omdat hij niets heiligs, geen eerbied meer ziet voor het heilige. Hij ziet dat niet bij die handelaren, bij de mens, die alleen maar bezig is met zichzelf te verrijken.

 

We hebben ze nodig, symbolen die iets laten zien, van wat je dierbaar is, van wat je heilig is.

Symbolen die iets vertellen van het licht dat in ons mensen is doorgebroken, onstuitbaar, zoals een kind geboren wordt. Symbolen die ons gedenken als mens, die Gods kind, Gods licht genoemd worden. Symbolen als houvast in ons leven, symbolen van het heilige in onszelf in de ander. Symbolen als brood en wijn die vertellen, dat de levensweg van Jezus, voedsel is voor onze levensweg.

 

Symbolen vragen om eerbied, om schroom, omdat ze het heiligste in jezelf en anderen raken, dat merk je nog al eens wanneer een ander, achteloos omgaat met wat jouw dierbaar is.

Symbolen geven kracht en helpen je om jouw weg te gaan.

 

Hij belde aan.

Voor mij stond een jonge man van in de twintig.

Hij zag er wat sjofel uit

Onder zijn arm hield hij een tasje geklemd

Waarin iets zat, dat hij duidelijk niet wilde verliezen.

Hij vertelde zijn verhaal.

Hij kwam uit Ierland, zat daar bij de IRA, maar was het land uitgevlucht,

omdat hij niet meer mee wilde doen aan de moordpartijen. Uit angst voor represailles

was hij in Amsterdam ondergedoken.

Dag en nacht werkte hij voor een hongerloontje.

In al die ellende had hij iets van God ervaren.

En dat gebeuren had hij opgetekend in dat schriftje dat hij opgeborgen had in dat tasje.

Nu moest hij zijn verhaal kwijt.

Dat schriftje, die ervaring wilde hij zijn hele leven mee nemen, wat een ander er ook van vond. Dat was hem heilig geworden.

Dat gaf hem kracht.

Ik hoefde alleen maar naar het verhaal te luisteren.

Een week later kreeg ik van hem een brief uit Ierland.

Hij had zijn weg gevonden .

======================

Na de viering vond de  jaar-VA. Plaats; het jaarverslag 2005 werd gepresenteerd:

Henk en Bert

Er waren 4 voordrachten voor een nieuw jaardoel voor de maandelijks extra collecte. Barbara licht een project in Nepal toe:

 

 

 

 

   
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2006 | Frans' "Hoofdpagina" | Gastvoorgangers |

 
 

RG 2006-03-26 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl