Bijdrage Frans Gerritsma, viering 23 april 2006
 
 

Voorganger: Frans Gerritsma 

Lector:  Hans Gildemachter

 
 

 

     
 

Lezingen :

Hand 4; 32-35.

1 Joh. 5;1-6

Joh. 20; 19-31

         
 

Overweging.

Soms gebeuren er dingen in je leven, die je alleen maar in verwarring brengen. Er gebeurt zo iets vreemds, zoiets onverwachts, je kunt er met je verstand niet bij. Je krijgt het niet op een rijtje. Het neemt je helemaal in beslag, zoals verdriet je in beslag kan nemen. Je raakt opgesloten in een wirwar van gedachten. Opgesloten, de deur dicht, zowel naar het verleden als naar de toekomst.

 

De leerlingen van Jezus zitten opgesloten, hebben zich opgesloten, uit angst. Ze kunnen alles wat er gebeurd is nog geen plaats in hun leven geven. Ze hadden het allemaal zo anders gedacht en gedroomd. Wat zal de toekomst zijn?

 

Maar er is er een die zich niet laat opsluiten, door wat er gebeurd is.

Waarom was hij er de eerste keer niet bij. Had hij het allemaal wel gehad, met al die verhalen die ze vertelden over het lege graf. Zijn droom is kapot. Hij is achter Jezus aangegaan, omdat hij in hem geloofde. Misschien is hij er niet bij, laat hij zich niet door de angst en vrees van de anderen opsluiten, juist omdat zijn geloof zo groot is in de boodschap, het leven en het verhaal van Jezus. Misschien is hij er niet bij, omdat hij het alleen wil verwerken.

 

Hoe het ook zij, het verhaal laat heel duidelijk zien, dat hij een stuk realistischer is geworden. Hij wil bewijs, bewijs van wat ze hem allemaal vertellen. Wat kan hij wel geloven en wat niet. Een ding staat voor Thomas onomstotelijk vast. Hij heeft met eigen ogen gezien hoe Jezus geleden heeft, gewond geraakt is, gemarteld, gedood. Daar heeft Hij op zijn minst nog de littekens van. Die wil hij zien. Die wil hij aanraken. Jezus is voor hem niet voorstelbaar meer zonder pijn en lijden. Die pijn zal er ook bij Thomas goed inzitten, daar kan hij niet langs.

 

Thomas wil weten, weten wat dat betekent voor zijn geloof. Hoe moet je lijden en dood, hoe moet je ellende een plaats geven in je leven. Wat heeft dat met God van doen. Had God dat niet kunnen verhinderen. Op deze nieuwe vraag wil hij een antwoord vinden. Hij kan niet doen alsof zijn eigen lijdensweg, het teloor gaan van zijn eigen verwachtingen, er niet is. Dan zou hij zichzelf bedriegen.

 

Thomas stelt een moeilijke vraag, een heel gelovige vraag. Hoe kan ik geloven bij het zien van lijdende mensen, in een gebroken wereld, in een God die dat niet kan verhinderen. Ook Thomas zit met zijn geloof op slot, de deur naar een uitzicht is ook voor hem gesloten. Hij wil een realistisch beeld van Jezus. Hij wil Hem voelen, hij wil Hem aanraken. Voelen dat hij werkelijk gewond was, daar heeft hij houvast aan.

 

Want dan kan hij zich in Jezus herkennen. De wonden van Jezus aanraken betekent voor Thomas, ruimte voor de eigen wonden. Wonden die hij opgelopen heeft in zijn mee op weg gaan met Jezus. Van wie hij, net zoals de andere leerlingen, niet zoveel begreep wanneer Jezus het had over de weg van lijden, pijn en dood.

 

De leerlingen zijn gewond, de wonden zijn niet genezen, ze zijn opgesloten, ze zijn vervuld met vrees en angst. Zou hen nu ook overkomen, wat Jezus overkomen is. Ze zijn opgesloten in zichzelf, hebben geen idee over de toekomst.

 

Maar de geslotenheid wordt doorbroken, van buiten af, komt Jezus bij hen binnen, laat zich zien. “Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen en leg je vingers in mijn zij”. Maar dat is niet alles. Hij begint met: “Ik wens jullie vrede”. Hij wenst mensen die op slot zitten in hun verdriet vrede. Hij breekt door de gesloten deur, dat angstige kringetje waar je soms in zit en wenst je vrede. Dat is: ruimte om te leven, ruimte om weer te ademen.

 

De realistische mens, mag de plaatsen van de wonden aanraken. Jezus, God is gewond, soms dodelijk door de macht van het kwaad, door alles wat er aan ongerechtigheid is. Maar de gelovige mens mag ook voelen dat daar het laatste woord niet ligt. We mogen geloven in toekomst, in leven, nieuw leven. Dat is paasgeloof. Dat door dichte deuren, door gesloten ideeën en opvattingen heen kan breken. Dat mensen er toe aanzet, om voor het goede te kiezen en door mogelijk gesloten deuren heen te breken.

 

In de eerste lezing werd de bijna idyllische gemeenschap geschetst van de eerste christenen. Een eendrachtige samenleving, geen noodlijdende in hun midden, alles gemeenschappelijk, wat over is delen aan de armen.

 

Ze droomden van een ideale gemeenschap, zonder armoede, mensen die tot delen bereid zijn. Die idylle zal al gauw verstoord worden doordat er toch weer mensen zijn die dingen achterhouden en wel zeggen te delen, maar het niet doen. Daar kunnen we ons op blind staren en zeggen, zie je wel het kan toch niet, en je in je schulp terug trekken en overtuigd zijn dat de mens niet deugd. Dan leggen we de hand niet in de wonden, maar maken we de wonden alleen maar groter.

 

We kunnen ook zeggen. We weten dat de mens gewond is, niet volmaakt. Er gebeurt veel onrecht en soms zou je er moedeloos van worden. We lijden aan het leven, aan wat ons ziek maakt, aan onszelf. En daar is soms moeilijk aan te ontkomen. Maar we willen blijven geloven, dat mensen weer geraakt kunnen worden. Dat mensen samen tot heel veel in staat zijn. Wanneer we ons niet door onze angst laten regeren. Dan maken we wonden niet groter, kunnen ze soms zelfs genezen.

 

Paasgeloof is geloven in het leven. Leven aan de dood voorbij. Geloof dat uiteindelijk het kwaad overwonnen wordt door het goede.

 

Bidden om een geloof, als dat van Thomas, waarin we God durven vragen zijn handen in onze wonden te leggen. Dat daar waar wij ons achter gesloten deuren bevinden, God daar door heen zal breken en ons zijn vrede wenst. Ruimte geeft om te ademen en te leven. Zijn Geest.

 

 

 

 

   
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2006 | Frans' "Hoofdpagina" | Gastvoorgangers |

 
 

RG 2006-04-26 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl