Bijdrage Rob Gijbels, viering 16 juli 2006.
 
 

Voorgangers: Rob Gijbels en Hans Ernens

 
 

 

 
         
 

Lezingen:

Amos 7; 1-3 en 10-16

1 Tim. 2; 1-7

Marcus 6; 7-13

 
         
 

Welkom en inleiding.

 

Hartelijk welkom op deze zonnige zondag; de laatste zondag van dit Duifseizoen, want vòlgende week gaan we over op een speciale zomerserie. Mede namens Hans Ernens, die vandaag mee voor gaat: welkom aan de Duiven, die hier regelmatig of af en toe komen. Vooral hartelijk welkom als je hier voor het eerst bent of misschien wel na lange tijd weer terug bent.

______________

 

Vandaag duiken we met de lezingen in een heerlijk oud-testamentisch verhaal.

 

Wij krijgen woorden van de profeet Amos aangereikt.

Het Boek Amos is tot stand gekomen in de 3 of 4 e eeuw voor Chr. en bevat overleveringen, orakels, profetieën en visioenen van Amos, die zo'n 300 jaar daarvóór leefde; zeg maar 760 jaar vóór Chr.

 

Wie was deze AMOS?

Amos was eenvoudige schaapfokker; en hij kweekte vijgen. Een man van het land aan de rand van de woestijn, zo'n 15 km. ten zuiden van Jerusalem in Juda. Vanuit zijn boerenbestaan spreekt God tot hem; hij roept Amos weg om als profeet op te treden - als Gods woordvoerder in het noordelijke koninkrijk Israël.

 

Tijdens het bewind van Jerobeam I & II was daar een materiële welvaart ontstaan en ogenschijnlijk hield men zich wel aan de wetten, maar … er was een grote schaduwzijde: schandelijke rechtsverkrachting en onderdrukking van armen. Er was veel uiterlijk liturgische pracht en praal, die het verderf en sociaal onrecht in de samenleving moesten maskeren. Het zijn donkere tijden.

Amos roept op te luisteren; radicaal en onverschrokken houdt de profeet zijn tijdgenoten een komende vonnis voor en doet hij een allerlaatste poging om mensen tot inzicht en inkeer te brengen.

 

Afgelopen week heb ik grote delen van zijn boek gelezen en ik ben hem gaan ontdekken als een “mooi mens', die een nogal heftig en scherp betoog houdt. Hij begon mij te boeien en daarom is de overweging grotendeels door hem ook geïnspireerd.

Wij lezen één van zijn visioenen en het korte verhaal dat men niet wil luisteren en proberen het te relateren aan onszelf. Het thema luidt dan ook: Moet je horen!

 

Eigenlijk zou je kunnen zeggen, dat wij woorden - die we zojuist zongen - ook van Amos zouden kunnen zijn:

 

Wij leven - maar niet echt,

Zíjn land van rust en recht

Aanschouwen wij van verre.

Woestijn is om ons heen en wij sterven één voor één.

 

   lezingen door Hans Ernens


Overweging.

 

Amos maakt deel uit van een gilde schapenfokkers in de woestijn; ook nú nog zijn de ruïnes van het dorpje Takoea zichtbaar in het zand. In dat opzicht deed Amos mij veel denken aan Abraham; die ook rondtrok met zijn kuddes. Toen Abraham goed luisterde, hoorde hij de stem van God, die hem opriep op pad te gaan. Abraham – de man naar Gods hart – gìng op pad … een nieuwe toekomst tegemoet.

 

Amos overpeinst de wereld in zijn geboortestreek Juda, in het midden van de woestijn, een leeg en vrij land. Bij uitstek een plek van mijmering, je gedachten de vrije loop laten en ruimte maken in jezelf. Als hij de ogen sluit, maakt hij ruimte vrij om extra scherp te horen.

- die in stilte sprak, hij doet ons nieuwe wegen banen - zongen wij zojuist.

In de stilte hoort Amos het horen en zien van God. In een visioen, een soort spiegeling, hoort hij de stem van God die hem op pad stuurt met waarschuwingen wat er gebeurt als men het woord van God niet ter harte neemt en niet daarnaar lééft.

Amos luisterde óók naar een stem –ver van binnen- en hij ging op pad met een opdracht. Gewapend met die boodschap trekt hij ten strijde tegen de wantoestanden in het land Israel, waar schone schijn elk recht van de zwakken en misdeelden onderdrukt.

Amos gìng … als boodschapper en bereider voor een nieuwe toekomst.

Laten we nog eens iets dieper kijken wat daar gebeurt: Amos ziet en hoort heel goed wat er gebeurt. Twee constateringen:

1. de koning Jerobeam heeft zichzelf op een voetstuk geplaatst; ver boven het volk en ook boven de God van mensen, de God van de armen. Een koning die al het eerste, versgroene gras opeist voor zíjn eigen kudden. In een dor woestijnlandschap is voedsel schaars en zelfs dàt laat hij niet over voor zijn volk. Jerobeam staat te boek als een arrogante machthebber die veel naar zichzelf luistert, maar de mensen niet ziet staan. En je zou zeggen: een goède Koning zou toch zorgen, dat er voedsel is voor iedereen!

2. geen wonder dat ook de mensen er onderling maar op los leven. Slecht voorbeeld doet slecht volgen. In een eerder hoofdstuk vat Amos het kort en krachtig samen als “een boze tijd” (Amos 5;13) waarin onderdrukking, afpersing en ander onrecht aan de orde van de dag was. Ja zegt Amos, in de ogen van God stelt dit allemaal niets voor. Ik haat jullie feesten, jullie samenkomsten verdraag ik niet. Wat moet ik met jullie offers? En bespaar me alsjeblieft jullie liederen, de klank van je harpen en orgels en muziekgroepen wil ik niet meer horen! (Amos 5)

 

Kun je je voorstellen, dat Amos God zag als een stràffende, boze God? Misschien beter gezegd: een corrigerende God? Natuurlijk, omdat de mensen dansen om één van die gouden kalveren in de stad Betel. Maar was dàt de enige reden? Ik denk, dat het dichter bij ons ligt: omdat hun uiterlijke vroomheid geen effect heeft op hun leven. En dan gaan ze misschien nog wel netjes naar de tempel en ze maken muziek…

De Israëlieten maken er in het “horizontale” een gigantische puinhoop van. Omdat ze denken, dat God wel tevreden over hen zal zijn als ze zondag braaf naar de kerk gaan en dan weer over kunnen gaan tot de orde van de dag...

Dáar komt Amos de kerk binnen en zegt: Doek die hele zaak maar op. Sluit je vrome tent maar, want dit doe je alleen voor jezelf. God is allang weg, die bedankt voor schijnvertoningen. Wèg ermee; hou er alsjeblieft mee op!

 

Wie niet wil luisteren naar God en daar niet naar leeft, zit op een verkeerd spoor. . . Amos maakt zich bepaald niet welkom, want hij ontpopt zich als een donderpredikant die met spierballentaal de koning van zijn voetstuk probeert te krijgen. Amos neemt het op voor de kleine man van de straat, de vrouw uit het volk; hij verdedigt hen tegenover God en wint het pleit. “Het zal niet gebeuren”, zegt de barmhartige God. God luistert naar de verzuchtingen en laat de mens niet vallen.

 

Beste Duiven, dàt is nu Amos: de boer – die de stoute klompen aantrekt - en profeet tegen wil en dank, gestuurd door de Almachtige zèlf. Moet je hem horen!

 

God kijkt ons aan. Heb jij oog en oor voor de mensen die bescherming en hulp nodig hebben? Wat doe jij als christen, als moslim, als mèns in de samenleving van vandáág, in onze stad, in jouw wijk, je buurman van 3-hoog? Kijk – als het alleen om het gouden kalf ging, kan zijn we hier snel klaar. In onze fraai gerestaureerde Duif zit hooguit hier of daar een likje goudverf, maar een gouden kalf hebben we toch niet, hooguit op straat! Maken we ons geloof geloofwaardig door wat we gehoord hebben - ook waar te maken naar elkaar? Durven we lòs te laten, onszelf te verliezen ten gunste van de dakloze, de asielzoeker, de vluchteling, de zieke … en vul maar aan? Als we hier wel een mooi feest tot eer van God aanrichten, mooie muziek zouden maken, maar we draaien ons hoofd weg van elkaar, van de ander op straat, dan komt Amos op zn boerenklompen ons wakker rammelen. En soms is zo'n rammelaar wel eens nodig

 

Luisteren wij naar elkaar? Bij luisteren hoort een open houding, eerlijkheid troef en elkaar recht doen? Wat zou Amos op een G8-top te vertellen hebben? Wat zou een Amos vertellen aan de leiders van Libanon en .. Israel?

Een klein zijstapje: luistert de RK-hierarchie voldoende naar haar pastoraal werkers, of maakt zij haar monddood? Zet ze nog meer Poolse witte boorden op de preekstoel?

Ik vind het te triest voor woorden, dat zij de inspirerende poëzie van Huub Oosterhuis in de ban doet en verbiedt het in hun kerken uit te zingen en ernaar te luisteren.

Fijn, dat Amos vandaag op alle leesroosters staat en eens in de bus rammelt!

 

Marcus stelt dat nog eens ragfijn ook voor ònszelf: als God je op pad stuurt word je door hem uitgerust met genoeg geestelijke bagage. Wat dat dan ook voor jou is …

Een Godsbeeld van een straffende en bóze God … is niet het beeld wat dicht bij ons ligt, maar er is ook een God, die luistert en zich barmhartig toont.

Ook als je het misschien eens even zelf niet ziet zitten, ziet Hij je wel zitten! Je bent zelf het belangrijkst. Niet al de spullen om je heen, kleine of grote gouden kalfjes; dat alles mag je loslaten. En als mensen je niet willen horen, als je met je goede boodschap ergens niet welkom bent, dan moet je met hard stampen het stof maar van je af schudden. Afstand nemen van een foute omgeving waar geen menselijke, of bijbelse normen gelden.

Terug naar de bron: je kunt geen band met God opbouwen, als je niet luistert naar hetgeen jou vanaf den beginne is ingefluisterd. Hij helpt ons erop te vertrouwen, dat God aan jouw kant staat en je alles geeft wat je nodig hebt om het goede nieuws te delen en elkaar tot hulp en steun te zijn.

 

Als God je toespreekt, dan moèt je luisteren.

Met een open hart

Luisteren naar wat je te doèn staat.

En dan spreek jij de woorden,

die God je influistert.

Dan handel je naar de woorden, die wonen in je diepste zelf. En zo zij het.

 
     
     
     
     
     
     
     
     
     
       
 

Voorgangers |

 
 

RG 2006-07-16 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl