Bijdrage Frans Gerritsma, viering 27 mei 2007

Pinksteren.


 
 

Voorganger: Frans Gerritsma 

Lector:  Thea van Deijl

 
 

 

     
 

Lezingen :

Genesis 1; 1-2

Genesis 11;1-9

Handelingen 2; 1-11

         
         
 

 

Welkom op deze Pinkstermorgen.

het feest van de Geest.

 

In de schrift komt de geest nog al eens voor in de gestalte van een duif

En dat doet dan ook weer denken aan het verhaal van Noach die een duif losliet

Die terug kwam met een olijftak in de bek, als teken dat er op deze aarde weer te leven viel.

Pinksteren het patroonsfeest van de duif.

Want daar is het ons in de duif toch om te doen

dat die geest van God verder gaat

dat we samen komen om die geest op het spoor te komen en elkaar tot steun te zijn bij het leven vanuit de geest, in leven van iedere dag, dat soms ook pijnlijk en hard kan zijn.

 

Pinksteren het feest van de geest.

Geest,

dat staat tegenover krampachtigheid

tegenover je sterk maken voor macht.

tegenover uitgeblustheid.

Maar over de Geest kun je niet zomaar beschikken.

En soms moet er heel wat in jezelf tot zwijgen gebracht worden

om de geest te kunnen horen en verstaan.

Daar willen we in deze viering bij stilstaan.

 

 

Overweging.

Een goede geest, een verwarde geest, geestelijk, boze geesten, de geest van de tijd, in de geest van. Geest; het klinkt als iets ongrijpbaars, iets wat er wel is, maar dat zich niet helemaal laat vangen in de materie. De geest van God zweefde over het water. Op zoek, om ordening aan te brengen, om op een of andere manier zichtbaar te worden in de chaos, iets van de chaos tot mensenland te maken. Het woeste, het lege overwinnen. Mensen smeken om geest, om inzicht, om ordening, waar chaos in hun leven overheerst. Misschien wel om geest, die hun eigen geest tot rust brengt. Een geest die ordening brengt. Kom schepper geest.

 

Versta je wat ik zeg, of spreek ik een ander taal, vanuit een andere geest. Zoals die mensen uit Babel, die nog wel één taal hadden, als het ging om groter, hoger, mooier, geweldiger, tot in de hemel. Naam maken, een machtig en sterk volk zijn op aarde. Wat voor plannen zitten daar achter. Het brengt God in verwarring, dat is zijn bedoeling niet met de mensen. Hoe hoger de toren komt, hoe minder ze elkaar verstaan, des te verder mensen uiteengedreven worden. Ze spreken niet meer vanuit een en dezelfde geest, vanuit één bezieling. Ze vervreemden van de taal van hun hart, ze vervreemden van elkaar. Ze gaan elkaar naar de ogen kijken. De taal der begeerte.

 

De bouw van de toren, dat het symbool van de eenheid zou moeten zijn drijft mensen uit elkaar, omdat ze elkaar niet meer zien, niet meer naar elkaar omzien, niet meer dezelfde taal spreken. Nieuw vuur, nieuwe bezieling, een opnieuw aangeraakt worden is nodig.

Zoals de engel van God, die neerdaalt in de woestijn. In het beeld van de brandende doornstruik is Hij het die Mozes en door hem heel het volk weer warm maakt en bezielt, en op weg zet. Hij geeft ze een nieuwe taal. Een taal die spreekt over vrijheid, bevrijding, niet langer knecht, niet langer tegels bakken, voor die graftorens van de farao's. De torens die mensen klein houdt en tot slaaf maakt.

 

De bezieling slaat weer toe. Er moet steeds weer bezield worden, de geest van slaaf en onderdanigheid, de geest van de machthebber, de geest van de baasspeler, maakt dan niet langer dood. Maar hij zal steeds weer op de loer liggen. Steeds weer zal nieuwe bezieling nodig zijn. Nieuwe bezieling blijft nodig, ook als ze vrij zijn. Dan zijn er regels nodig, om naar elkaar om te zien. Om de geest levend te houden. De heerlijkheid van de Eeuwige leek op een verterend vuur, boven op de berg, waar Israël, in concrete bewoordingen, in duidelijke regels leerde hij hen hoe ze met hun God, zichzelf en elkaar vanuit één Geest, vanuit een bezieling kunnen omgaan.

 

Een gedruis alsof er een hevige wind opstak, het hele huis is er vol van. Er staat iets te komen er staat iets te gebeuren. Open, niet langer angstig. Door de wind, door iets nieuws, die hun eigen bangheid en angst, de weken dat ze angstig bijeen gedoken zaten, als een blad in de wind doet verwaaien. De wind, schept ruimte, maakt warmte, vuur in hen los. Vuur dat nog maar karig smeulde. Het wordt door die wind opnieuw aangeblazen en aangewakkerd. Het vuur dat lag te smeulen onder een laag as, van verdriet, angst, teleurstelling. Je kunt het nu aan hun gezichten zien, ze stralen iets van vuur uit, tongen van vuur, boven ieder, maar toch een en hetzelfde vuur.

 

Dat kun je zien, zelfs wanneer je vreemdeling bent in Jeruzalem, dan zie je, dan versta je, dat die mensen door een en zelfde geest bezield zijn, Of je nu jood bent of Griek, uit Libië of uit Rome komt, die taal versta je, om dat die geest in ieder mens is, in ieder mens aangewakkerd kan worden.

 

Aangewakkerd door verhalen, die vertellen, van de goed daden, van de geest die mensen bezielt. Verhalen die vrijer doen ademen, die opluchting brengen, de geest aanvuren. Dat zijn de verhalen over menselijke goedheid, die het steeds weer winnen van menselijke wreedheid. Verhalen van verbondenheid, soms wereldwijd van mensen, die de geest levend, het vuur brandend willen houden. Die verhalen hebben we brood nodig, om onze geest te scherpen, om het vuur zijn kans te geven om zijn heilzame werk te doen. Om dingen uit te zuiveren, om mensen warm te maken.

 

Pinksteren, het omgekeerde Babel verhaal. Pinksteren, brengt mensen bij een, laat ze een taal spreken of op zijn minst leert het ons elkaars taal van geloof en liefde verstaan. Laat zien dat we leven uit eenzelfde bron. Steeds weer gebeurt het aan mensen; mensen die opnieuw liefde en warmte ervaren; mensen die warmte uitstralen en zo een goede geest voor anderen zijn. Bronnen van troost. Bronnen van liefde.

 

De leerlingen wisten niet dat dit ging gebeuren. Maar toen het gebeurde waren ze er vol van. Raakten ze er niet over uitgepraat. Gaf het hen inzicht in hun leven en hun eigen geschiedenis, begrepen ze waarom het allemaal zo was gelopen. Het tilde hen over grenzen heen, die ze uit zichzelf moeilijk konden nemen. Ze waren samen, met elkaar, ze hebben elkaar gestimuleerd, elkaar op sleeptouw genomen toen ze het niet zagen zitten. Dat is de taal van de geest. Daar zijn woorden belangrijk als; verlangen, openstaan, troost, verwarmen, versterken, inspireren, stimuleren, vertrouwen, helen.

 

Het is steeds weer, zoals in de dagen van het begin. De geest die over deze aarde gaat, zoekt een plek, wil ordening brengen. Aan ons is het om ruimte te maken voor de Geest. En als we ruimte hebben kan er heel wat met ons gebeuren.

 

     >    
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2006 | Frans' "Hoofdpagina" | Gastvoorgangers |

 
 

RG 2007-09-11 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl