Bijdrage Harris Brautigam,
viering 19 augustus 2007

Ter herinnering aan Jos Brink

 

 

Voorganger: Harris Brautigam

Lector: Yvonne van der Velden

titel: Afscheid - Waar zou Jos nu zijn?

 

 
 

 

 
 

Inleiding afscheid van Jos

Dit wordt een afscheid. Voor ons als mensen van de Duif heel pijnlijk. Hij was een grote steun voor ons. Een stimulans, een scherpe geest en een bewogen voorganger. Ik werd afgelopen vrijdag gevraagd door Paul van Ewijk of ik Jos wilde bedienen. Een bekend gebruik om mensen in de laatste fase van hun leven te zegenen. Een sacrament, dat wil zeggen: teken van Gods heilzame aanwezigheid om de stervende mens te sterken en te zegenen. Ik heb hem gezalfd en uit naam van de aanwezigen bij zijn sterven gezegend in de Naam van de Eeuwige God in wie Jos zo vurig geloofde en van Wie hij zo graag en soms met zoveel humor getuigde in zijn preken.

 

Ik heb bij de ziekenzalving Jos zijn hoofd gezalfd met de woorden: dank je wel en gezegend ben je om wat je voor goeds hebt bedacht voor de vele mensen die een beroep op je deden; en voor de vele mensen die je hebt laten lachen met je gekke vondsten. Ik heb zijn handen gezalfd met de woorden: bedankt voor jouw handen waarmee je andere handen geschud hebt, waarmee je mensen gesteund hebt en de mensen die je daarmee hebt omhelsd. En Paul heeft na de bediening psalm 23 gebeden, de psalm van “De Heer is mijn herder, niets zal mij ontbreken”. Het was de lievelingspsalm van Jos.

 

We nemen nu afscheid. Ik heb bij deze dienst gekozen voor gezongen teksten waarvan ik dacht dat ze bij Jos pasten. Dat ze hem recht deden en herkenbaar waren voor wat we hem nog zouden willen zeggen. Ik koos als lezing het gedicht van Hizkia, koning van Israël rond 700. Een vroom man, van een dodelijke ziekte genezen, die filosofeert over doodgaan en ‘wat daarna'. Als 2 e lezing het Hooglied van de liefde van Paulus. Want Jos was geen rinkelend cimbaal: al de woorden die hij op waar dan ook rondstrooide waren meestal vervuld van liefde voor God en de mensen.

In tegenstelling tot wat we gewend zijn in de Duif, zijn er van de gekozen liederen weinig ‘meezingers'. U bent met andere woorden, een beetje veroordeeld tot luisteren. Dat komt mede omdat ons koor nog met vakantie is en absoluut geen kans zag om op zo'n korte termijn een verantwoorde bijdrage te leveren. Ik zou u willen uitnodigen met de teksten aan de slag te gaan. We hebben ze zoveel mogelijk afgedrukt. Ik wens u een goed samenzijn, met Jos en zijn God, in wie hij zo vurig geloofde, als middelpunt.

 

 

Afscheid van Jos Brink.

 

We lagen al in bed, Loes en ik. We hadden het licht uitgedaan. Het was even stil, maar we voelden dat we allebei vol waren, die Vrijdagavond, de 17e , met onze gedachten.

Jos….dood! Niet te geloven. Er was helaas geen ontkomen aan.

“Waar zou Jos nu zijn”? vroeg Loes. Ik schrok even uit mijn gepeins en zei toen: “Ik weet het niet”. Het was een voor mij confronterend antwoord, want had ik 's middags nadat ik de stervende Jos met heilig olie gezalfd had niet nog toe gebeden, terwijl ik zijn hand vasthield: “Doe mij binnengaan in het oord van rust en vrede dat genoemd wordt met uw naam”?

 

De dood van elke mens is een mysterie. Ik wil en kan er geen ander woord voor vinden. Zeker, als je het net weer zo van heel nabij hebt mogen meemaken. Ik wil me niet bij het onherroepelijke neerleggen en ruimte laten voor een doorstart. Maar waar? En hoe? Elke poging tot een antwoord heeft iets van onze aardse ervaring en onze beleving. Is daarmee dan ook meteen een misleidend sjabloon van onze werkelijkheid. Jos typeerde ergens in zijn paaspreek van dit jaar, sprekend over de dood en verrijzenis van Jezus, het heengaan door de dood als een ‘verdergaan'. Net zoals Jezus verder ging na zijn opstanding.

 

Waar zou Jos nu zijn? De vraag riep alles in me op aan getuigenissen van die onwankelbaren, die de hemel duidelijk voor ogen hebben op de vierkante millimeter na. Maar ook van die cynici die er niets van moeten en willen weten. De één zegt: “veilig in Jezus' handen”, of “eindelijk bij de 70 maagden”, en de ander zegt: “zet mij maar bij het grof vuil”. De één denkt in termen van een eeuwige heerlijkheid. De ander denkt aan het absolute niets. En wie heeft gelijk? De lezing uit Jesaja dikt de onzekerheid een beetje aan. Geeft voer aan de cynicus. “Zie je wel, er is niets”! Koning Hizkia van Israël, want hij is het die de cynicus lijkt te steunen, heeft op sterven gelegen maar is door een wonder weer genezen. In een gedicht, dat wij hebben voorgelezen, reflecteert hij op wat hem had kunnen overkomen als hij niet genezen was. Dus als hij wel gestorven was: dan was hij afgedaald in het dodenrijk, zegt hij, en dan had hij geen mens, geen God meer aanschouwt.

De theoloog Harry Kuitert suggereert in zijn boek “De Dood de Baas”, dat de eeuwigheid een uitvinding is van het Nieuwe Testament. Maar, denk ik dan, daar is ook niets mis mee, daar wordt toch ook gesproken door Jezus “In het huis van mijn Vader zijn vele woningen”, “komt gezegende mijns vaders in het rijk dat voor u is voorbereid”. Misschien kende koning Hizkia de profetieën van Ezechiël niet die sprak over de doodsbeenderen die door de Geest weer levend werden.

 

“Waar zou Jos zijn”? Waar zijn al die andere doden van de aarbeving in Peru, van de overstromingsrampen in Korea, China? Die slachtoffers van talloze ongelukken, moorden en oorlogen? Tóch bij het oud vuil. Als overbodig restproduct? Ik kan met die algemene vraagstelling noch met dat antwoord uit de voeten. Ik beperk me nu toch maar tot die lieve man van wie we zo abrupt afscheid hebben moeten nemen. En ik kijk wat samenvattingen van zijn preken na zoals hij die in onze Duif heeft gehouden.

 

Hij ging speels met zijn geloof om, was wars van dogma's, had een hekel aan fundamentalisme en schuwde geen gelegenheid om die ‘zekerweters' mild maar duidelijk te provoceren. Hij had een gruwelijke hekel aan mensen die zich schuil hielden achter zogenaamde normen en waarden maar de echte mens in nood uit het oog verloren of niet zagen staan. Hij haatte het spijkerharde geloof van kerken en gezagsdragers. En hij maakte in zijn leven duidelijk dat door intens en oprecht te leven, je in te zetten voor je medemens dat dát de enige manier van zinvol bestaan was waardoor je idee kon krijgen van de bedoelingen van de Eeuwige met Zijn schepping.

 

In de meeste van zijn Duifoverwegingen kwam hij in vele toonaarden op dit thema terug. Eens sprekend over de rijkdom van enkelen en de armoede van velen, over de maatschappelijke problemen van rijkdom en armoede, viel de term ‘beleggen'. En hij had het toen beslist niet over het beleggen op de beurs. Hij sprak over “de enig zuivere manier van beleggen”: “dat doe je in elkaar”; “dat is délen met elkaar”, investeren in elkaar.

 

En dat heeft hij gedaan: investeren in medemensen. Vooreerst in de mensen van wie hij speciaal hield: Frank, zijn echtgenoot en Paul, zijn pupil. Maar wat hij voor ons, in de Duif investeerde en gedaan heeft, is ook geweldig en onvergetelijk! Let wel, ik ben niet bezig Jos heilig te verklaren, want hij kon soms een enorm kreng zijn, een pestkop die zijn zin wilde doordrijven, die niet van verliezen hield. Dat laatste heeft hem in die noodlottige laatste weken van zijn leven wanhopig doen vechten. Hij wilde niet opgeven tegen een ziekte die hem, niet als een sluipmoordenaar maar met terroristies geweld had overvallen.

 

Maar wat heeft hij geïnvesteerd in mensen: jongeren die geen raad wisten met hun net ontdekte homoseksualiteit, in de contacten die hij dan met hun ouders opnam om begrip; in jonge kunstenaars die moeizaam op het pad van de podiumkunsten hun weg moesten zoeken; wat heeft hij geïnvesteerd in mensen wier leven ten einde liep, en die hij ook tot het einde toe op hun stervensweg begeleidde. Hij heeft er over geschreven. Nog niet eens zo lang geleden verscheen zijn boek over rouwbegeleiding: ‘Rouw op mijn dak'.

 

Met Pasen 2006 zei Jos, toen hij sprak over Jezus' begrafenis: “Iemands liefde is niet te begraven”. Welnu, dat geldt ook voor hem. Donderdag wordt Jos' lichaam begraven in de aarde. Maar zijn liefde gaat niet mee. Die blijft. Bij al die velen die de warmte van zijn liefde mochten ervaren. Toen wisten we, Loes en ik het antwoord op de vraag: Waar is Jos nou?

Precies, bij hen, bij ons, bij jullie zoals je hier zit! En moge dat lang zo blijven: Amen.

Harris C.A. Brautigam

Amsterdam, 18 augustus 2007

 

       
 

Harris"Hoofdpagina"Gastvoorgangers |

 
 

RG 2007-11-13 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl