Bijdrage Helma Schenkeveld en Arjan Vader (overw.), bijdrage 7 september 2008.  
 

 

Voorganger: Helma Schenkeveld

Gastvoorganger: Arjan Vader (Overweging)

Lector: Lida Alberse

Lezingen:

Ezechiël 33, 7-11

Psalm 119, 33-40

Matteus 18, 15-22

 
 

 

 
 

Overweging (Arjan Vader)

Wat staat er nu eigenlijk in de lezing die ik net las?

Ik wil het dan vooral hebben over het eerste deel. Dat gaat volgens mij over hoe je iemand ter verantwoording kunt roepen. Volgens de evangelielezing moet je dat eerst onder vier ogen doen. Lukt dat niet, dan kun je er een paar getuigen bij halen. Als dat ook niet werkt, dan mag je het voorleggen aan de gemeente. De kring van mensen die ermee te maken krijgen wordt zo steeds groter. En als dat ook allemaal niet helpt en de persoon in kwestie volhardt in zijn gedrag of houding, dan moet je ze behandelen alsof ze heiden of tollenaar zijn.

 

Ziet u de vraagtekens op mijn voorhoofd? Ik denk dat er niet alleen bij mij heel wat vragen opkomen naar aanleiding van dit stuk tekst.

 

Allereerst vraag ik me af wat precies zondigen is in dit verband. Het zal natuurlijk iets zijn van een misdraging, of het goede niet doen, maar ja, wat is dat precies en belangrijker nog, wie bepaalt dat dan. Dat is een discussie die ik hier, nu, niet wil aanzwengelen, maar ik denk wel dat het goed is om te bedenken dat ‘zondigen' een zeer rekbaar begrip is.

 

Als je iemand ter verantwoording wilt roepen voor wat jij niet het goede gedrag of de juiste handeling vindt, zul je er rekening mee moeten houden dat die ander zijn gedrag misschien helemaal niet als zodanig opvat. Misschien moet je dan eerst in discussie over wat dan wel ‘het goede' is. Daarbij lijken mij Gods geboden en wetten, waar in de psalmtekst met zoveel vuur naar wordt uitgekeken, een goede leidraad. Ik geloof ook dat die geboden uiteindelijk in ons hart gegrift staan. We zijn immers geschapen naar Gods beeld, en met door God gegeven inzicht kunnen we, zoals ook in de psalm gezegd wordt, in zijn gerechtigheid leven, dat is, naar Zijn geboden.

Dat klinkt simpel en die geboden maken gelukkig ook meer duidelijk wat zondigen precies is, maar de praktische interpretaties verschillen nogal eens, en ook de omstandigheden waaronder je al dan niet zondigt, zodat de rek uit het begrip zondigen er zeker niet mee is verdwenen.

 

Een andere vraag die ik heb is of het verstandig is om, als je iemand ter verantwoording wilt roepen, de kring van mensen die daarbij betrokken is steeds groter te maken. Dat lijkt me nogal bedreigend voor degene die ter verantwoording wordt geroepen, en het bevordert zeker niet de wil om het ongewenste gedrag te veranderen. De lezing spreekt ook van maar één mens die ter verantwoording geroepen moet worden. In de praktijk zal iemand die iets dergelijks overkomt steun zoeken en vinden bij anderen. De groep mensen die ter verantwoording roept wordt groter, maar ook de groep die ter verantwoording geroepen wordt, wordt dan groter. De escalatie die daaruit voort kan komen heeft al vaak tot grote ellende geleid in de wereld, van huiselijke conflicten en familievetes tot burgeroorlogen en zelfs wereldoorlogen. Misschien moet je de groep mensen die erbij betrokken zijn zo lang mogelijk zo klein mogelijk houden, en in feite staat dat natuurlijk ook in de lezing. Dat houdt in de grond van de zaak ook in dat je de mogelijkheid van dialoog altijd open moet houden, je mag niemand uitsluiten.

 

Uitsluiten. Dat woord brengt me bij een andere en voor mij misschien wel de belangrijkste vraag die ik bij deze lezing had: wat wordt er nou bedoeld met de zinsnede: behandel hen dan zoals een heiden of een tollenaar. Zacheus was toch ook een tollenaar, en hij werd door de mensen met de nek aangekeken. Alleen Jezus negeerde hem niet. En wat zijn heidenen? Zeker in de tijd van het evangelie waren dat mensen die buiten jouw groep stonden en waarmee je idealiter zo min mogelijk te maken had. Maar met uitsluiting gooi je de deur naar een dialoog wel heel hard en tamelijk definitief dicht, en dat lijkt hier toch niet de bedoeling. Dus blijf ik zitten met die vraag wat hier dan met ‘behandelen als tollenaar en heiden' bedoeld wordt.

 

Het is misschien goed om even te kijken naar wat er direct aan deze episode uit het evangelie van Mattheus voorafging. Er is sprake van inners van de tempelbelasting die Jezus (overigens via Petrus) om zijn bijdrage vragen. Jezus wil hen niet voor het hoofd stoten en geeft Petrus de opdracht een vis te vangen. In diens bek zal hij een muntstuk vinden waarmee hij de belasting kan voldoen.

 

Waar het nu om gaat is dat dit verhaal duidelijk maakt dat iemand als een tollenaar behandelen niet betekent dat je die persoon buitensluit. Als je in staat bent om te geven waar hij om vraagt, dan doe je dat om hem zo niet tegen het hoofd te stoten. Dat betekent dus niet dat je iemand die zoals de lezing het zegt tegen je zondigt, vervolgens buitensluit en negeert, maar dat je probeert hem niet tegen het hoofd te stoten, in zijn waarde laat. Het verhaal zegt het niet, maar ik denk ook dat Jezus die belastinginner, in die tijd vaak synoniem aan corruptie en oneerlijke verrijking, ter verantwoording zou willen roepen. Hij deed dat immers op een inventieve manier ook met Zacheus, die andere tollenaar: door zichzelf bij deze rijke man die het niet nauw nam met de wet uit te nodigen voor het eten, bewerkstelligde Jezus dat Zacheus tot inkeer kwam.

Iemand behandelen als een tollenaar of heiden is dan niets anders dan toch steeds opnieuw blijven proberen om op soms niet direct voor de hand liggende manieren iemand ter verantwoording te roepen om hem zo tot inkeer te laten komen.

Dat is bepaald geen gemakkelijke opdracht, steeds te proberen mensen voor de goede weg te laten kiezen. Op die manier kunnen we in feite allemaal Ezechiël uit de eerste lezing zijn. Hij werd door God aangesteld om een wachter voor het volk Israël te zijn. Hij moest hen waarschuwen als ze van het goede pad afgingen. In de tijd van hun ballingschap in Babylonië, met een verwoest Jeruzalem, was het maar al te makkelijk om van het goede pad af te wijken. Hun situatie leek hopeloos, wat deed het er nog toe? God wilde hen middels Ezechiël ter verantwoording roepen, maar hij gaf er ook tegelijkertijd iets voor terug: hoop dat een ommekeer, opnieuw de goede weg in slaan, altijd mogelijk is.

 

In onze huidige maatschappij is het ter verantwoording roepen geen veel beleden hobby van mensen. Het kan soms letterlijk levensgevaarlijk zijn. Daar weten bijvoorbeeld de familie en vrienden van Joes Kloppenburg alles van, en zij zijn niet de enigen.

 

Hoe soft het misschien ook mag klinken, toch denk ik dat wij allemaal moeten streven om, net als Ezechiël, die wachter te zijn, om mensen ter verantwoording te roepen en hen erop te wijzen dat een kentering ten goede altijd mogelijk is. En misschien is het nog wel belangrijker om jezelf ook tot verantwoording te laten roepen, te beseffen dat ook wijzelf van het goede pad afwijken, en te beseffen dat de hoop dat het altijd goed kan komen er ook voor ons altijd is. En ik ben ervan overtuigd dat je vanuit die diepste hoop, die volgens mij in ieder van ons is net als de tien geboden, ook de kracht krijgt om anderen op een goede manier ter verantwoording te roepen, hen te wijzen op de goede weg. En daar hoeft volgens mij niets belerends aan te zitten, als je elkaar maar met open vizier ontmoet. Zoals we in het begin van de dienst zongen, elkaar ontmoeten als een ongemaskerde vriend.

 

 

 

 

         
     
       
   
       
 

Gastvoorgangers |

 
 

RG 2008-10-12 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl