De Duif en de discussie over het ambt van voorganger

Erik Borgman over het ambt in de kerk - door Ton Wiemers

Op 28 oktober 1996 hield Erik Borgman een inleiding in de pastorie van de Dominicus. Hij is als theoloog een leerling van Edward Schillebeeckx en hoort bij de vooraanstaande katholieke theologen van dit moment. De gedachten, die hij ontwikkelde over een netelig onderwerp als het ambt in de kerk, acht ik dermate belangrijk, dat ik ze hier in het kort aangepast weergeef om te dienen als bijdrage in de discussie, die wij in De Duif ook van tijd tot tijd wijden aan dit onderwerp.

Allereerst stelde hij voor, af te wijken van het gebruikelijk uitgangspunt bij het spreken over het ambt, de legitimiteit. Dat is de vraag: aan wie ontleent de ambtsdrager zijn gezag?

Het traditionele katholieke antwoord op deze vraag is: van boven. Hij is zowel gewijd als aangesteld door de bisschop, die op zijn beurt ook weer is aangesteld door de paus en is gewijd door andere bisschoppen, die allemaal staan in de apostolische opeenvolging, die teruggaat tot de aanwijzing door Jezus zelf. Het traditionele protestantse antwoord geeft de omgekeerde richting: van beneden. De ambtsdrager ontleent zijn gezag aan de gemeente, die hem roept en zendt.

In De Duif hebben we een geleidelijke overgang meegemaakt van het ene naar het andere antwoord. Toen 'die van boven' ons in 1974 in de kou hadden gezet, waren we erg tevreden met een voorganger die, al had hij geen aanstelling, wel gewijd was. De bisschop had hem niet aangesteld maar haalde hem ook niet weg. Naargelang onze oecumenische houding groeide, verdween echter ook onze houding t.a.v. de legitimiteit van onze voorganger. Hij had niet meer gezag dan wij hem gaven en als voorzitter kozen wij een ander. Maar vele jaren bleef hij wel de enige die voorging. Van de gedachte dat ook een ander kon voorgaan, tot het moment, dat dat ook werkelijk gebeurde, doorliepen wij een lang proces.

Nu moeten wij niet denken, dat dat alleen in De Duif gebeurde. Wereldwijd zijn het katholieke en protestantse denken elkaar zo dicht genaderd, dat de tegenstelling vrijwel verdwenen is, al is de stap van denken naar doen nog een heel grote. Het z.g.Lima-rapport van de Wereldraad van Kerken geeft aan dat in de roeping tot dit ambt zowel de kerk als geheel als de locale gemeenschap een rol speelt en dat er geen tegenstelling hoeft te bestaan tussen een aanstelling 'van boven' en een 'van beneden'.

Deze hele ontwikkeling, zowel in de theologieën der kerken als binnen onze Duif, blijft echter uitgaan van de vraag naar de legitimiteit. Die vraag gaat uit van wat Paulus zegt in 2Tim.1,14: 'bewaar door de H.Geest, die in ons woont, het goede, dat u is toevertrouwd.' Dat is niet meer onze taal en onze problematiek. Wij hebben in De Duif niet meer het gevoel, dat wij iets moeten doorgeven wat ons als het goede is overhandigd.Wij hebben het gevoel, dat wat wij in ons leven als het goede zien, dat dat iets is dat wij door een gelovige houding zelf moeten zien te vinden waarbij de Schrift en de uitleg daarvan door de eeuwen heen ons een richtsnoer zijn. Wij zijn wel verknocht aan de traditie, maar beseffen tegelijk dat alleen het Heilige zelf, waar de schriften naar verwijzen, absolute en onvoorwaardelijke eerbied verdient. Die eerbied voelen wij niet als iets van onszelf maar het is de Geest van God en van Jezus Messias, die in ons leeft en die wij proberen telkens opnieuw weer gestalte te geven. Ambt kan dus niet meer worden opgevat als het doorgeven van bestaande antwoorden, ambt kan alleen maar zijn een speciale ondersteuning bij het zoeken naar de telkens nieuwe vormen van het goede dat we eens hebben ontvangen. Wat bij ons in de overweging gebeurt (en wat wij met zijn allen in de liturgievergadering voorbereiden) is dan ook geen schriftuitleg maar een discussie met de Schrift (en met de traditie en met wat wij van veel kanten aangereikt krijgen aan interpretatie- en handelingsschema's).

Dit maakt tegelijk duidelijk, waarom er in De Duif geen bestuurlijk centrum is waarin alle verantwoordelijkheden samenkomen. De taken van beheer, beleid, pastoraat, diakonie, liturgie/koorzang en prediking worden allemaal zo verricht dat de garantie dat ze meewerken aan gemeenschapsvorming zo groot mogelijk is. Ondertussen behoren al die taken tot het kerkelijk ambt in traditionele zin. We kunnen het zien als collectief ambt en zo was het ook altijd al, alleen was het gek dat degene die de eucharistie bediende wél, maar degene die het kerkbezit of de koorzang of de kindernevendienst of de kerkmuziek beheerde, niet gewijd werd. Het zijn allemaal - en we zien dat nu allemaal duidelijk - diensten aan de gemeenschap, die ieder doet vanuit zijn eigen aard of deskundigheid.

Maar er is toch verschil in te verrichten diensten? Het ene werk is toch belangrijker dan het andere? Het antwoord daarop heeft Paulus al gegeven in 1Kor.12. Het is allemaal belangrijk op zijn eigen wijze. De diensten die van oudsher werden gezien als het meest eigen aan het ambt, m.n.het preken, het voorgaan in de eucharistie en het pastoraat, zijn in elk geval 'diensten' naast vele andere en niet 'boven' vele andere. Daarmee zijn we aardig in de buurt gekomen van de oorspronkelijke kerk en spreken we slechts van diensten die gedaan moeten worden en niet van ,ambten' en 'ambtsdragers'. Voorzover er ambtsdragers onder ons aanwezig zijn, zijn dat voor ons ambtsdragers in andere kerken - en dus van harte welkom bij ons - maar niet van De Duif. En voorzover wij bepaalde dienstbaarheden zoals die van 'voorganger' erkennen, zijn dat geen 'ambten' die van de gemeenschap uit worden opgericht of die van boven af de gemeenschap opbouwen, maar diensten die ontstaan in wederkerigheid. Tussen voorganger en gemeenschap bestaat voor ons een wisselwerking, zij scheppen elkaar en er is geen 'van boven' of 'van beneden' meer.

Hiermee geven we aan hoe belangrijk het voorgangerschap bij ons is maar tegelijkertijd hoe kwetsbaar het is. Wij hebben in De Duif gekozen voor het systeem van voorgangers, die niet hun plaats danken aan externe factoren - diploma's, benoeming, deskundigheid - maar aan een verkiezing door de gemeenschap. Zij zijn daardoor in vele opzichten kwetsbaar. Zij kunnen zich niet verschuilen achter het gezag van overheden, die hen benoemd hebben en in wiens naam zij spreken, en evenmin achter een offficiële zending of wijding. Zij staan daar in eigen naam en voor eigen verantwoordelijkheid. Dat maakt hen kwetsbaar. Tegelijk staan zij daar in kracht van een verkiezing door de gemeente. Zij mogen dankbaar zijn voor het hun gegeven vertrouwen en ook dat maakt hen kwestbaar. Het volgend jaar kunnen zij worden weggestemd en dat nog wel door een gemeenschap die de practijk van het kiezen nog nauwelijks onder de knie heeft en er misschien wel een populariteitstest van maakt. Toch is deze kwetsbaarheid van de voorganger ooit voor ons een bevrijdende ervaring geweest, de ervaring in De Duif dat wij de kerk zijn. Daarom willen wij het zo houden. Geen enkele formulering van wat het ambt is en geen enkel ritueel van bevestiging in het ambt mag deze kwetsbaarheid inruilen voor een quasi-zekerheid of onaantastbaarheid.

In onze gemeenschap is de voorganger een van ons, een ieder kan voor korte of langere tijd zich beschikbaar stellen voor deze dienst aan de gemeenschap en door de verkiezing neemt heel de gemeenschap de verantwoordelijkheid op zich om deze dienst door deze persoon mogelijk te maken.
Tot zover de gedachten van Erik Borgman, aangepast aan de situatie van onze Duif. Aan het eind van zijn betoog en in de daaropvolgende discussie ontwikkelde hij nog enige gedachten over rituelen. Hij bepleitte de aanwezigheid het jaar door van de brandende paaskaars, die immers, meer dan de opengeslagen bijbel, de blijvende aanwezigheid van het Heilige onder ons symboliseert. Hij bepleitte dat de predikant, alvorens de preek te beginnen, een kaars zou aansteken aan de paaskaars en deze naast de lezenaar op tafel zou zetten om te benadrukken dat een goede verkondiging niet gepresteerd maar geschonken wordt. De eerste maal zou deze kaars kunnen worden aangereikt met een korte formule. Ook bepleitte hij het dragen van een eenvoudig liturgisch gewaad of een stola, maar deze discussie is, dunkt me, in De Duif een station dat we gepasseerd zij al was het oponthoud er langdurig.

Ton Wiemers

| Archief/Bijdragen |  Gastvoorgangers |

FV 8-9-1998 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl