|
||||
Reiniers bijdragen,
viering 21 januari 2001
|
||||
Thema: Oecumene, de weg die wij gaan | ||||
Lezingen
|
||||
Welkom en inleiding Hartelijk welkom allemaal, fijn dat U gekomen bent en een speciaal welkom als U vandaag voor het eerst naar de Duif gekomen bent. Vandaag de tweede en laatste dienst binnen het thema Oeumene. Vorige week heeft Alet Aalders het in de dienst gehad over oecumene in het algemeen. Vandaag wil ik nader toespitsen op wat oecumene betekent binnen onze Duifgemeenschap.
De eerste lezing is uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs. Paulus heeft het over de verscheidenheid van gaven en vormen van dienstverlening die echter alle het werk, de uiting zijn van één en dezelfde Geest. Paulus vergelijkt de gemeenschap met het menselijk lichaam, dat bestaat uit verschillende lichaamsdelen, en legt uit dat het ene lichaamsdeel niet zonder het andere kan functioneren. Alle lichaamsdelen horen bij elkaar en vormen één lichaam. Zo moet het ook zijn met de kerk. De tweede lezing is uit de profeet Amos.
Overweging Op mijn zestiende verjaardag kreeg ik van een vriendin van mijn ouders, tante Do, een bijbel. Tante Do was gezegend met een altijd opgeruimd humeur, dat ze volgens haar zeggen ontleende aan haar geloof. Dit wekte mijn nieuwsgierigheid. Ik besloot die bijbel eens open te slaan. Tante had blijmoedig bij de inhoudsopgave enkele brieven van Paulus met potlood onderstreept; die moest ik, had ze gezegd, maar eens gaan lezen. Na een halve bladzijde had ik het wel gezien, het was geschreven in een taal, een stijl waar ik niets van begreep. Aangezien tante Do niet van plan was een en ander toe te lichten of uit te leggen, bleef die bijbel voor mij een gesloten boek en verdween ergens in een donkere hoek van een kast. Toch bleef mijn nieuwsgierigheid bestaan, ik wilde er meer van weten. Thuis echter werd ik niet echt aangemoedigd toe te geven aan mijn nieuwe religieuze aspiraties. Ik kom uit een 'rood nest'. Pa was fel atheïst en moeder niet-praktiserend Nederlands Hervormd. De bijbel bleef in de kast en het lezen bleef beperkt tot jeugdboeken van de Arbeiderspers, later het Vrije Volk en Vrij Nederland. Maar het vlammetje bleef branden. Jaren later bood een andere kennis
van mijn ouders mij aan eens mee te gaan naar een viering van de Evangelische
Broedergemeenschap. Dat heb ik geweten, de voorganger daar hield een donderpreek
waarin homosexualiteit werd afgeschilderd als een misdaad en homosexuelen
werden gelijkgesteld met dieventuig en moordenaars. Omdat ik me al heel
jong bewust was van mijn sexuele geaardheid en daar thuis gelukkig geen
moeilijkheden bij ondervond, besloot ik voor de rest van mijn leven geen
kerk meer binnen te gaan. Toch bleef het vlammetje branden. Weer jaren
later belandde ik bij toeval in deze gemeenschap, die me nu na ruim tien
jaar zeer dierbaar is geworden. Eindelijk kon ik iets met mijn religieuze
gevoelens doen en had ik een plekje gevonden waar ik echt mezelf kon en
mocht zijn. Mijn 'roots', mijn wortels, liggen in mijn eerste ervaringen en aanvaringen met religie in mijn jeugd en in het bijzonder hier in deze gemeenschap, waar ik ben gedoopt en waar mijn geloof later duidelijker vorm heeft gekregen. Hier ben ik zeg maar in religieus opzicht grootgegroeid en heb ik geleerd respectvol om te gaan met geloofsopvattingen van anderen. Oecumene is door mijn ervaringen in deze gemeenschap eigenlijk
een vanzelfsprekend gegeven. Er zijn verschillende gaven, maar de Geest
is een en dezelfde, zegt Paulus in de Korintenlezing van vandaag. Dat
ervaar ik hier in het samen voorbereiden van vieringen, in het discussiëren
over de lezingen, waarin het soms heftig aan toe kan gaan, maar waar uiteindelijk
respect is voor de geloofsovertuiging en geloofsopvatting van iedereen.
Laten wij als Duifgemeenschap op die lange weg de moed niet opgeven en open blijven staan voor elkaar en voor iedereen die mee wil dromen en mee wil bouwen aan één kerk, waar plaats en ruimte is voor iedereen van goede wil. Amen. |
||||
|
||||
|
||||
|
||||