Alet's bijdrage, viering 28 september 2003  
  Voorganger: Alet Aalders  
  lector: Jinne Terpstra  
         
         
 

Lezingen

Num. 11; 24-29

1 Joh. 4; 16b-18

Marc. 9; 34-38
         
         
 

Inleiding

Namens de duifgemeenschap heet ik allen hier aanwezig van harte welkom, in deze dienst van schrift en tafel.

 

Vandaag lezen we twee lezingen waarin mensen dreigen te worden uitgesloten van het doen van het goede. Ze horen volgens sommigen niet bij de club van begeestigden. Ze hebben volgens hen niet het juiste inzicht,wat ze zelf wel denken te bezitten. De tussenlezing, wat ik noem een vangnetlezing laat zien dat niet wij dat uitmaken maar de allerhoogste. Voor God bestaan er geen betere mensen. Alleen mensen.

 

Gebed

God van mensen,

doorbreek vandaag

de beslotenheid van onze eigen kring,

beziel ons met uw levensadem,

en leg ook op ons

dat deel van uw geest

dat ruimte schept en grenzen overschrijdt.

Dat vragen wij door Jezus,

die hart had voor allen

en zo beeld werd van U,

God van eeuwigheid.

Amen.

 
       
 

Overweging

Kort na mijn doop liet ik iemand de foto's ervan zien. De persoon in kwestie vond de foto's prachtig maar vroeg ook : ‘Is die doop van jullie geldig?'

Zo ken ik ook het verhaal van iemand die -pas verhuist- op zoek ging naar een kerk passende bij het geloof waarin zij was opgevoed. De schok was groot toen bleek dat eerst de kerkelijke bijdrage moest worden betaald alvorens als volwaardig lid te kunnen toetreden tot de gemeente. En in vele geloofsrichtingen kun je nog steeds als vrouw of als leek niet voorgaan of andere taken vervullen.

 

Ik vraag me dan af: Bestaat er voor God een ongeldige doop? Vraagt de eeuwige contributie? Was de onnoembare schizofreen toen deze ons naar eigen gelijkenis schiep en moet je een of ander examen afleggen? Nee, niets van dit alles. Want God is Liefde staat er veelvuldig in de Bijbel en dat heeft met voor genoemde eisen allemaal niets meer te maken. Iets eerder in die eerste brief van Johannes staat ook wat deze liefde inhoudt, er staat: ‘Niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad.' (1 Joh. 4:10) Van je kinderen hou je onvoorwaardelijk, ook al kun je ze soms wel achter het behang plakken. God is liefde wil zeggen: God is goedheid die niet anders kan dan goedheid uitstralen over alles wat leeft; God is liefde wil zeggen: God wil niets anders zeggen dan het goede. Wie daarin geloven kan, wie weet geliefd te zijn, wordt in deze liefde opgenomen en begint zelf liefde uit te stralen.

 

Wie ben je dan om zo'n iemand tegen te houden. Er is voor God geen onderscheid tussen mensen die uit liefde handelen. Wij mensen maken hierin onderscheid, vinden dat we bepaalde privileges hebben omdat we vinden dat er onderscheid is tussen mensen of we zijn zoals Jozua of als Johannes? Onzeker, eigenlijk bang voor verandering, voor het verlies van overzicht misschien en van macht.

 

Het openingslied is een prachtig voorbeeld van zo'n proces van omgaan met veranderingen. Het volk onderweg is herkomst en doel verloren. Mozes kan het volk, dat steeds mort tijdens de tocht door de woestijn, niet meer alleen aan en vraagt God om hulp. Er zal toch ook zo langzamerhand eens een opvolger voor hem moeten worden gevonden. Het volk zal met de vraag komen:

- Mozes als u ons straks niet meer kunt zeggen wie bij ons hoort hoe herkennen we dan zo'n iemand ? Daar zal hij toch ook antwoord op moeten geven. En dat geeft hij in de laatste zinnen van de gelezen tekst uit Numeri: Waarom gaan jullie er van uit dat alleen ik kan profeteren, heel het volk zou het moeten kunnen.

De Geest is geen privilege van enkelen, maar een geschenk dat op uitdelen gericht is. ‘Wie diverse kaarsen aan een eerste fakkel aansteekt, neemt toch niets af van de oorspronkelijke bron van licht en vuur?' Doe als Eldad en Medad, ‘de minste mens een naaste zijn', doe het goede. Die twee voelden zich de eer niet waard en bleven bescheiden achter. Daarom werd hun profeteren van meer waarde dan van de anderen. Eldad en Medad delen de bescheidenheid van Mozes zelf.

 

Ook Jezus wordt met de opvolgingsproblematiek geconfronteerd, hij probeert zijn leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden want ook zij zullen met de vraag komen: Jezus als u straks niet meer bij ons bent hoe weten we dan met wie we verder kunnen ? En Jezus wijst op de kleinen, de nederigen, de mensen die gewoon goed doen omdat ze vinden dat dat gewoon is, die wij niet mogen verhinderen en tegenhouden. ‘Wie niet tegen ons is, is voor ons', zegt Jezus in de evengelielezing. Waren er maar meer die mij écht willen volgen, horen we tussen de regels door. Immers, die ene mens die aan de slag gaat en het goede doet, is op de weg van Zijn navolging al veel verder gevorderd dan de leerlingen. Zij twisten om de voornaamste plaatsen, zijn bekommerd om eigen voorrechten en houden Jezus zodoende tegen op de weg die Hij wil gaan. Jezus roept zijn leerlingen op om open en ontvankelijk te zijn: in degene die hun een beker water te drinken geeft, mogen zij verwonderd één van zijn volgelingen herkennen.

 

De houding van Jozua en van Johannes is ook vandaag heel herkenbaar, in de kerk en in de samenleving en wellicht ook bij onszelf. Er komt ook veel op ons af. De vanzelfsprekendheid van vroeger is weggevallen en we hebben keuze genoeg. We kunnen vele wegen op en het is dan toch ook logisch dat je voor jezelf keuzes gaat maken. Jouw keuze betekent dan wel dat je de weg voor een ander afsluit. We gedragen ons soms als een soort ballotagecommissie. Iedere groep mensen heeft er mee te maken. Wie laten wij toe tot onze kring, wie hoort er bij. Heb je de goede kleur, opleiding, geloof je wat ik geloof, ben je daar toe gerechtigd, beëdigd, geroepen, heb je betaald? Het lijkt wel of God, die ruimte geeft aan mensen, zelf die ruimte voortdurend op mensen veroveren moet. Alsof God vele wegen ziet waar wij er maar één zien.

 

Het is angst voor het vreemde, angst voor verandering, angst voor het verliezen van wat je hebt en angst voor het verliezen van je macht. Jij hoort er niet bij. Ik accepteer jou niet.

 

Noch Mozes noch Jezus beperkt de Geest tot een kleine exclusieve club. De Bijbel vraagt dat wij zeggen: Ik waardeer jou, en hoop dat je mij ook respecteert. We hebben elkaar nodig, en juist doordat we zo verschillend zijn, kunnen we er samen iets moois van maken. Zijn er helemaal geen eisen: jawel, goedheid uitstralen over alles wat leeft.

 

Onze vraag zou vandaag moeten zijn: Hoe kunnen wij groeien in de ruimte en de vrijheid die door Mozes en Jezus werden geopend ?

 

Amen


       
 


Nodiging

Nodiging

God, Vader van alle mensen,

Zoals vele korrels graan en vele druiven zijn bijeen gebracht

In dit brood en deze wijn,

zo verzamel ook ons uit veelheid en verscheidenheid

en hecht ons aaneen tot uw ene volk, waar ieder welkom is en genodigd

in de naam van Jezus die hart had voor allen en nooit iemand buiten sloot

Iedereen is genodigd

Kom dan samen aan zijn tafel van brood en wijn

Kom dan want alles staat gereed.

       
   
       
 

Zegenbede

God van alle mensen

Wij danken U voor dit samen zijn,

En voor de rijkdom van de verscheidenheid onder mensen

Toon ons wegen om elkaar – blijvend – aan te vullen en wederzijds te verrijken

Wij vragen om Uw zegen

 

Moge de onnoembare ons zegenen en behoeden

Moge de liefdevolle zijn aangezicht over ons lichten en ons genadig zijn

Moge God zijn aangezicht over ons lichten en ons vrede schenken.

 

Moge het zo zijn

In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest

Amen


       
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2003 | Alets "Hoofdpagina" | Gastvoorgangers |

 
 

RG 2003-10-01 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl