Bijdragen Marina Slot en Ton Wiemers - viering 22 februari 2004
 
 

Voorgangers: Marina Slot en Ton Wiemers (overw.)

 
 

 

 
    Ton Wiemers    
 

Lezingen:

1 Sam. 26, 2-23 ;

Rom. 12, 14-19 ;

Luc. 6, 27-3

         
         
 

Overweging (door: Ton Wiemers).

In de laatste jaren hebben er in ons land nogal wat gebeurtenissen voorgevallen die heel wat publieke verontwaardiging hebben veroorzaakt. Ik bedoel de incidenten die de naam hebben gekregen van ‘zinloos geweld'. Een vreemde naam overigens want waar zou je nou zinvol geweld moeten zoeken? In de politiek is daarop gereageerd door een discussie over waarden en normen. Feitelijk is deze discussie van alle tijden want elke grote of kleine ergernis leidt ertoe dat men verwijten maakt aan anderen in de geest van: doe normaal, houd je fatsoen. Maar was is normaal, wat zijn onze normen? Weten wij er echt iets van of is het ermee als de liefde die naamloos schooiert langs de wegen ?

 

Laten we voor de duidelijkheid teruggaan naar het begin.Alle drie de lezingen gaan erover hoe we met onze medemensen dienen om te gaan.

 

Om te beginnen de eerste lezing.

Daar lezen we het mooie verhaal van de strijd tussen David en Saul. Koning Saul had zelf David naar het hof gehaald en hij was zijn gunsteling. Maar dat ging over toen David al te populair werd bij het volk. Saul werd jaloers en begon David te zien als zijn vijand. Het liep uit op een achtervolging waarin deze episode gebeurt. Op een moment dat David met hem kan afrekenen, spaart hij zijn leven. Een heldendaad die ons bijna doet vergeten dat David ook minder heldhaftige kanten had en hele volksgroepen kon uitmoorden in de oorlog.

 

De 2 de lezing toont ons Paulus die vermaant: laat de hoop u blij maken, houdt stand in de verdrukking, volhard in het gebed, draag bij in de noden van anderen, vergeld niemand kwaad met kwaad, draag bij in de noden van anderen, leef in harmonie met elkaar,.waas niet hooghartig. Ook dit klinkt allemaal bekend.

 

Maar er is een hogere vorm van gedrag en die preekt Jezus in de 3 de lezing . Dat is: bemin je vijanden, wees goed voor die je haten en wens ze het goede toe, bid voor die je mishandelt, geef iedereen wat hij vraagt, als iemand je dat afpakt laat het hem dan en vraag het niet terug.

 

Die vermaningen van Jezus gaan veel verder dan onze gebruikelijke normen. Wij zijn wel eens gewend te zeggen: ' ik ben wel goed maar niet gek' , en daarmee geven we aan dat onze burgerlijke moraal zijn grenzen kent. Maar Jezus verwacht van ons kennelijk dat wij wel gek zijn. Dat is dan de dwaasheid van de kinderen Gods. Want, zegt Hij, ‘dan zal er een rijke beloning voor jullie zijn: je wordt kinderen van de Allerhoogste, want ook Hij is goed voor ondankbare en slechte mensen.

Jezus gaat verder: ‘Als jullie lenen aan mensen van wie je iets terugverwacht, is er dan reden tot dankbaarheid? Ook zondaars lenen aan zondaars om op hun beurt hetzelfde te krijgen. Nee, heb je vijanden lief, doe wel en leen uit, en verwacht daarvoor niets terug.' Het is opmerkelijk, dat Jezus vraagt om goed te doen aan iedereen en daarvoor niets terug te verwachten, want dan is je goedheid niet onbaatzuchtig. Maar tegelijk stelt hij wel een beloning in het vooruitzicht. We moeten daarbij bedenken, dat dit niet wordt voorgesteld als een aardse beloning maar als een ommekeer van jezelf. Jullie zijn al kinderen van God maar als je deze leefregel volgt, dan sluit je je aan bij dat wat gebeurt in de wereld van de Allerhoogste. Hier dus geen aardse beloning maar een gebeuren in de lijn van je geloof. Waar Jezus hier over praat is eigenlijk het z.g. Koninkrijk Gods, wat bij Hem een vast stramien is in zijn prediking. Hetzelfde wat Hij ons ook leerde in het Onze Vader: uw Rijk kome. Hij wil ons steeds brengen bij zijn Vader. Dat is de achtergrond van heel deze prediking, we moeten bij God uitkomen. Dat is het speciale van de ethiek van Jezus, we dienen niet te handelen in al ons doen en laten om er beter van te worden maar om bij de Vader uit te komen. Daarom zegt Hij ook: ‘je wordt dan kinderen van de Allerhoogste, want ook Hij is goed voor iedereen zonder er iets voor te vragen of te verlangen, dus ‘voor ondankbare en slechte mensen.'

Als je je zo gedraagt, doe je pas net zoals je hemelse Vader, die zijn zon laat schijnen over slechte en goede mensen, die alle mensen behandelt zonder onderscheid.

 

Met deze drie gradaties, trappen van ethiek komen we dus bij Jezus en via Hem bij God want daar gaat het bij Jezus om. Om de echte christelijk moraal aan te hangen moet je een beetje radicaal durven zijn. Daarom is het dat de wereld u haat, zei Jezus. Als je dat doet ben je een kind van God, zegt Jezus ook. Zijn we dat? Denk je nu echt, dat God je Vader is - of desgewenst je Moeder? Geloven we echt in God?

Als je dat vraagt aan iemand, dan hoor je vaak: ik geloof wel in God maar ik kan me daar niets bij voorstellen. Theoretisch is dat een prima antwoord, want bij het begrip God kun je je ook niets voorstellen. God gaat nu eenmaal ons voorstellingsvermogen ver te boven. En alle voorstellingen van God zijn onjuist. Sommige voorstellingen van God zijn zelfs gevaarlijk. Bij voorbeeld de uitspraak: God is almachtig. Ik denk dat dat een gevaarlijke voorstelling is, want God heeft de wereld geschapen, inclusief alle natuurwetten en daar houdt Hij zich aan. Ook aan de mogelijkheid die Hij aan de mens gaf om er wat aan te veranderen. En ook als die mens dingen doet die Hij niet wil. Gods almacht is dus pure theorie, feitelijk zit God vast aan zijn schepping. Hij is consequent dus je kunt op Hem vertrouwen. Maar ook dat kan wel eens tegenvallen.

Die teleurstellingen zitten dan ook als ingebakken in onze taal. Horen we dat een kennis iets naars heeft beleefd, dan is onze reactie; ‘ach God!' of we zeggen: ‘o God!' als we schrikken. Het zit toch kennelijk bij mensen ingebakken, dat er een hogere macht is, die dingen kan beschikken. Dat wij vandaag de dag leven in een wereld zonder geloof, denk ik dan ook niet. Alleen, zoals we zagen dat er gradaties zijn in onze gebruikelijke moraal, zo zijn er ook gradaties in het geloof. Jezus spreekt dan in superlatieven. Natuurlijk hebben we gelijk als we zeggen dat we gelovigen zijn. Maar we zijn meestal, zoals Jezus zegt: ‘kleingelovigen'. Als je echt geloven zou, zou je tegen deze berg zeggen: ga heen, en hij zou verdwijnen, zegt Jezus. Dat wil zeggen: het echte geloof dat Jezus preekt kan ons brengen tot daden waar veel mensen hun schouders om zouden ophalen. En wat te doen met al het onrecht in de wereld?

 

Wij hebben er zojuist van gezongen: er schreeuwt een mens, onrecht! Dit is jouw uur, onrecht, je hebt al haast de hele wereld, alleen nog niet het laatste woord.

Ik denk dat dat het probleem is in ons leven als christen: onrecht durven benoemen en bestrijden en tegelijk niemand veroordelen, niemand discrimineren, omdat je gelooft in Degene die alleen het laatste woord heeft.

Amen.
 
       
 

       
 

 

       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2004 | Marina's "Hoofdpagina" | Gastvoorgangers |

 
 

RG 2004-02-25 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl