|
||||
Bijdrage Alet Aalders, viering 4 april 2004 | ||||
Voorganger: Alet Aalders Lectrice: Nicole van Dijk. Thema: Palmzondag
|
||||
Lezingen: Verhaal voor groot en klein naar Lucas 19; 29-48 Jesaja 50; 4-7 Filipp. 2; 6-11 |
||||
Inleiding en welkom.
Namens de duifgemeenschap heet ik u allen van harte welkom in deze dienst op palmzondag. Palmpasen is een tweeslachtige zondag. Het wordt ook wel passiezondag genoemd, omdat het de eerste dag is van de passieweek, de week van het lijden en sterven van Jezus. En deze week loopt uit op Pasen. En daar is palmpasen eigenlijk al een beetje een voorproef van. Van die vreugde van Pasen. Jezus komt Jeruzalem binnen en de mensen zwaaien met palmtakken en zingen hun hosanna. Hij is koning. Maar wel een eigenaardige koning. Want hij rijdt niet op een paard, maar op het veulen van een ezel. Met een paard trek je ten strijde, maar een ezel is een lastdier, het draagt de lasten van de mensen. Het is een zachtmoedig en nederig dier. Zo komt hier de koning, die zachtmoedig en nederig is. Voor ons, en speciaal voor de kinderen zal Fred hierover een verhaal voorlezen.
Inleiding. Waarom trekt Jezus toch op naar Jeruzalem, buiten haar poorten deed Hij toch ook goed werk? Waarom zo nodig naar Jeruzalem: naar dat broeinest van tegenstellingen waar het gezag zich wil laten gelden? Eigenlijk een simpele vraag met een simpel antwoord. Jeruzalem was "the place to be", was het middelpunt van de politieke en religieuze wereld in de Bijbelse tijd. En als wij bijvoorbeeld op politiek gebied iets echt duidelijk willen maken doen we dat ook bij voorkeur in Den Haag. Dus ja, Jeruzalem was voor Jezus de plaats om heen te trekken. Ondanks de waarschuwingen die Hij kreeg om er niet heen te gaan. Maar iemand die gedreven is gaat door tot het gaatje. Ondanks alles houdt de knecht vast aan zijn opdracht, spreekt uit de twee lezingen die Nicole straks leest. En het verhaal van Palmpasen dat we net in een wat andere versie hebben gehoord dan we gewend zijn is doorspekt van verwijzingen naar profetieën uit het Oude Testament. Eigenlijk lag zijn reisdoel al vast zoals we kunnen lezen in Zacharia 9, in de verzen 9 en 10. Daarin staat:
9 Juich lieflijk Sion, Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde. Je koning is in aantocht. bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, geboren uit een ezelin. 10 Ik zal de strijdwagens uit Efraim verjagen en de paarden uit Jeruzalem; de bogen worden gebroken. Hij zal vrede stichten tussen de volken. Zijn heerschappij strekt zich uit van zee tot zee, van de Rivier tot de einden der aarde. Maar waarom ging Jezus naar Jeruzalem, waarom ging hij erheen. Met andere woorden met welk doel. Dat is mijn vraag bij de lezingen van vandaag. |
||||
Overweging. De reis naar Jeruzalem40% van het evangelie volgens Lucas gaat over de reis van Jezus naar Jeruzalem. In Lucas 9 vers 51 staat: ‘Toen de tijd naderde dat Hij zou worden weggenomen, koos Hij vastberaden Jeruzalem als reisdoel. Het evangelie volgt hem daarna van Samaria, waar Hij niet meer welkom was omdat Hij Jeruzalem als reisdoel had gekozen (9:53), naar Jeruzalem, waar Hij tenslotte aan het kruis eindigt. Waarom Jeruzalem. Als enkele farizeeërs Jezus komen waarschuwen om er niet naar toe te gaan zegt Jezus hen: ‘het past niet dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem'. (13:33,34) Tegen de twaalf leerlingen zegt Hij: ‘Kijk, we gaan op naar Jeruzalem, en alles wat door de profeten is geschreven zal in vervulling gaan.'(18:31) En wat daarover in Zacharia geschreven staat heb ik net voorgelezen in mijn inleiding. Maar waarom naar Jeruzalem? In het land had Hij steeds een grote menigte om zich heen en zij volgden Hem tot aan de tempel in Jeruzalem. Zij zien Jezus als hun bevrijder en hun koning. "Hosanna, Zoon van David", roepen ze. "Red ons toch", betekent dat. Het wemelde in die dagen van de opstandelingen, die probeerden de gehate overheersers het land uit te werken. En steeds was daarbij de droom, dat Israël weer in zijn oude glorie hersteld zou worden, en dat er weer een koning uit het huis van David op de troon zou komen. Jezus is de Zoon van David, en daarom is hij de koning der Joden, en daarom zal hij de Romeinen uit het Beloofde Land verdrijven. Zo ongeveer moet de gedachte gegaan zijn. Maar dan gebeurt er iets dat de juichende mensen niet verwachten. Jezus trekt niet op naar het hoofdkwartier van het Romeinse gezag. Hij gaat niet naar het paleis van Pilatus. Nee, hij gaat naar de tempel. En als er nu één plaats was waar je geen Romein zou vinden, en waar de Joden helemaal hun eigen gang mochten gaan, dan was het daar wel. En juist daar begint hij met zijn omwenteling, letterlijk, door de tafels en stoelen van de geldwisselaars en duivenverkopers om te gooien. Wonderlijk. Want dat waren mensen die de bezoekers van de tempel in staat stelden om hun offers te brengen volgens de wetten van Mozes. Waarom moet dát nu ineens allemaal omver, en niet het gezag van de Romeinen? De mensen zullen er niet veel van begrepen hebben. De handelaren die Jezus uit de tempel jaagt, waren heidenen die het recht van de tempelpriesters gekocht hadden om op het voorplein van de tempel handel te drijven. Zij wisselden geld voor de tempelbelasting, en verkochten offerdieren. Maar door deze praktijk werden zij onrein, en konden zij als heidenen niet meer in de tempel komen bidden. Jezus' woede richtte zich op het cynisme van de priesters die deze heidenen al afgeschreven hadden. Hoe moeten we zijn gang naar Jeruzalem verstaan? Jeruzalem was de stad van David, de trots van Salomo, reisdoel van de kruisvaarders in de middeleeuwen, heilige stad van de islam en van de Joden, maar ook strijdtoneel van veel geweld en oorlog en is symbool voor het nieuwe, het hemelse Jeruzalem. In het boek Openbaring schrijft Johannes: ‘Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, vanuit God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid (21:2) Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan. (21:4) Jezus wist dat Jeruzalem een bijzondere stad was. Hij had Jeruzalem en haar inwoners lief. Toen Hij Jeruzalem naderde weende Hij over haar. Hij sprak: ‘Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en hen stenigt die tot haar gezonden zijn! Hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder de vleugels vergadert (luc. 13:34) Na de tempelreiniging geneest Jezus blinden en kreupelen, mensen die niet in de tempel mochten komen vanwege hun gebrek. En kinderen zingen ‘hosanna' ook zij telden eigenlijk niet mee. De strekking van het verhaal wijst op de heelwording van alle mensen zonder uitzondering: iedereen, jong en oud, gezond en gebrekkig, heiden en jood, mag op de heilige plaats komen om God te aanbidden.
Ik denk dat we zijn gang naar Jeruzalem alleen verstaan kunnen vanuit de liefde. Liefde brengt soms offers met zich mee. Er zijn mensen die de liefde waarmaakten door bereid te zijn hun leven te offeren. En dat bedoel ik niet letterlijk, maar om je leven in een bepaalde veiligheid en zekerheid op te geven of even opzij te zetten om anderen te helpen om een opdracht, een passie waar te kunnen maken. Zulke mensen zijn lichtende voorbeelden voor ons. Zoals bijvoorbeeld Albert Schweitzer, briljant theoloog, die medicijnen ging studeren en dokter werd in de oerwouden van Lambarene. Of moeder Teresa die alles opgaf om haar leven te wijden aan de meest berooiden in Calcutta. Ik denk aan Nelson Mandela, die voor zijn idealen vele jaren vastzat op Robbeneiland. En Martin Luther King die zijn leven gaf voor de strijd tegen rassendiscriminatie. Het zijn allemaal mensen die veel geofferd hebben, uit liefde. En dat offer is niet vergeefs geweest. Het heeft veel vrucht voortgebracht. In hen zien we wat het lied uit Filippenzen en de lezing uit Jesaja ons eigenlijk willen zeggen: kijk eens goed naar Jezus. Als weerloos mens, naakt en onbeschermd. Hij hoefde dit niet te doen. Toch deed hij het. Hij deelde ons lot, ja, hij ging nog verder, hij deelde het lot van de verlorenen, van de vervloekten. Zo offerde hij zichzelf op, om solidair te zijn met ons, met mensen, tot in de dood.
Op naar PasenAls wij deze koning hulde bieden, ons hosanna roepen, straks ons palmtakje mee naar huis nemen, wat betekent dat dan voor ons leven? Ik hoop dat dat betekent dat wij niet geloven willen in het recht van de sterkste, in de wetten van de jungle, in het gelijk van de wapens, maar dat wij geloven in een God van mensen, een God van liefde, een vriend van kleinen en geringen, een God voor eenzamen en zieken. Het betekent dat wij zelf, wij als mensen met onze kwalen en gebreken, met onze kopzorgen en doodsangst, met onze mislukkingen en onze tranen, ons getroost mogen weten. In Jezus heeft God zelf een arm om ons heen geslagen. Ik hoop dat we uit dit palmpasenverhaal moed kunnen putten om onze eigen passies waar te kunnen maken. Dat we doorgaan waar anderen de moed laten zakken en volhouden om onrecht aan te pakken, om vol te houden de mens naast je te steunen door dik en dun. Ieder jaar vieren we dit en iedere keer krijgen we de kans opnieuw te beginnen.
Amen.
|
||||
breken en delen brood en wijn, iedereen krijgt een groen palmtakje mee. |
||||
| Archief/Bijdragen | Archief 2003 | Alets "Hoofdpagina" | Gastvoorgangers | |
||||
|
||||
RG 2004-04-04 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl |
||||