Bijdrage Rob Gijbels, viering 11 juli 2004.
 
 

Voorganger: Rob Gijbels

Lector: Fred Vos

 

 

Eerste viering in de zomerserie met als thema: Mensen, die grenzen verleggen.

Titel: Abraham - Ik zie, ik zie, wat jullie niet zien.

 
         
 

Lezingen

naar Genesis

 
         
 

Openingstekst

Aan - God, Adonaï,

De God van Abraham, Izaäk en Jacob,

Die Zijn woord in ons heeft gelegd.

 

Aan - de ene Mens

De man van Nazareth,

Onze reisgenoot ten leven,

 

Aan - de Geest die mensen door alle tijden heen

bezielt en inspireert,

 

Dragen wij dit uur op.

 

Dat wij de woorden die spreken van

Trouw en vertrouwen,

Mogen verstaan.

 

Mag dit uur ons

Bemoedigen en inspireren

Op ons pad naar waarlijk leven.

 

Amen.

 

Inleiding

De voorgangers hebben als zomerthema gekozen: mensen die grenzen verleggen.

In de geschiedenis van God met de mensen, zijn er steeds weer mensen geweest die op een bijzondere wijze geroepen werden om iets te ondernemen, of iets op een andere manier te zien.

Bijzondere inspirators, die grenzen verleggen waardoor de wereldgeschiedenis geen onheilsgeschiedenis wordt, maar een heilsgeschiedenis...

Zulke mensen wil je graag ontmoeten.

Wij laten ons inspireren door Job, David, Mozes, Maria Magdalena, Maria, Judith en we beginnen vandaag bij de aartsvader en aartsmoeder, Abram en aan zijn zijde: Saraï.

 

Ik ben blij, dat ik het spits mag afbijten met Abraham, omdat ik hem ongemeen boeiend vind.

Hij staat aan het begin van drie wereldgodsdiensten en tegelijk is hij door geen van deze drie te claimen. De torah en het evangelie zijn toch pas na hem tot ons gekomen? Abraham was jood noch christen noch islamiet, maar hij verkondigde het zuivere basisgeloof, hij gaf zich aan God over en wendde zich af van afgodendienaars. De Soera 3 schrijft vervolgens:

Zeg: wij geloven in God en wat tot ons is gekomen via Ibrahim, Ismaël, Izaäk, Jacob, Mozes, Jezus en de profeten, vanwege de Eeuwige”.

Dit roept eigenlijk iets op als een abrahamitische oecumene, een oecumene van mensen van het boek; joden, christenen en islamieten. En omdat Abraham zich verliet op het zuivere basisgeloof, past hij misschien wel zo goed bij een oecumenische basisgemeente … we zullen het zien …

 

In deze viering willen we u Abraham als mens dichter bij brengen, zijn relatie met de Onnoembare, de God van Israël, de belofte, zijn vragen.Abraham heeft veel mensen in beweging gebracht en ik hoop, dat zijn verhaal ook ons tot inspiratie mag zijn.

 

We hebben géén lezingen vandaag! Alhoewel …

We vertellen wèl het verhaal van Abraham. We hebben de hoofdstukken uit Genesis gelezen, samengevat en met respect voor de grondtekst omschreven in de vorm van een soort tweegesprek, een interview, als zou Abraham hier zelf zijn levensverhaal aan ons vanmorgen vertellen.

 

Fred vervult hierin de rol van de verteller en geïnterviewde, zoals Abraham tot ons zou spreken …

 

 
  Tweegesprek met Abraham
Een kennismaking met Abram/Abraham/ Avraham, Ibrahim

Inleiding: Door vele, vele eeuwen heen bent u een ongemeen boeiend mens gebleven. Dat komt omdat het verhaal over u steeds werd doorverteld van geslacht op geslacht en in Grote Boeken als de Bijbel en de Koran werd opgetekend. Wijze boeken, die geladen zijn met kracht als de opgaande zon.
Staat u ons toe, dat we u wat vragen stellen, terugkijkend op uw leven.

Vraag: Er wordt over u verteld, dat u een ontmoeting had met JHWH, de God van Israël. Daarna bent u voortdurend ontheemd geweest. Wat heeft dit gesprek u gedaan?

Antwoord A: Allereerst: Het verhaal wil, dat mijn voorouders uit een vreedzame en vruchtbare streek komen, het tweestromenland van de Eufraat en de Tigris: Mesopothamië (u kent dit tegenwoordig als Irak en omstreken).
U moet weten, dat mijn familie – evenals zovelen in die tijd – een nomadisch bestaan kende. We leefden in eenvoudige tenten, een kudde reisde mee en zij voorzag ons van dagelijks voedsel.
Mijn vader heette Terach en er zijn geschriften, die een afstemming van Noach veronderstellen.
Er heerste voor die tijd een hoogontwikkelde beschaving, het schrift werd hier uitgevonden. Dáár werd nog geschreven in kleitabletten…

Kort nadat mijn vader - op zeer hoge leeftijd - was gestorven, heb ik een roepstem van JHWH de Eeuwige; de Onnoembare gehoord, die sprak:
Ga uit je land, uit je familie, uit je vaderhuis, naar het land
dat ik je zal laten zien. Ik zal je maken tot een groot volk.
Ik zal je zegenen en je naam groot maken. Wees dan een zegen.

Het was een heel bijzonder moment, dat ik me voor de eeuwige open stelde en die belofte van Hem vernam.

Opm.: dat klinkt als een ongelooflijke mooie toekomst …

A.: Ja … maar tòch viel het me bepaald zwaar om te besluiten mijn familie en heel mijn vertrouwde omgeving los te laten en elke bestaanszekerheid op te geven.
Lot ging weliswaar met me mee en ook mijn knappe vrouw Saraï, zij blééf aan mijn zijde, ook al was ze al op gevorderde leeftijd en helaas onvruchtbaar. Die belofte van de Onnoembare bracht ons dan ook behoorlijk in verwarring: hoe kon uit mijn vrouw in ’s hemelsnaam dan een groot nageslacht voortkomen, dat nog talrijker zou zijn dan de sterren aan de hemel? … Wij beiden, de kinderlozen …
Ondanks mijn vertwijfeling ben ik toch op reis gegaan.
Ik heb alle afgoden van mijn vader aan gruzels geslagen, behalve de grootste, en ik heb het vertrouwde, vruchtbare rivierenland achter me gelaten. Ik ben de grenzen van mijn land over gestoken en heb de blik gericht op het onontgonnen land: de woestijn.
Het opgeven van mijn zekerheden was persoonlijk een grote stap. Ik had echter van de Eeuwige opdracht mijn grenzen te verleggen en stelde mijn vertrouwen op hem.

Vraag: U komt dan na een lange reis in Kanaän aan. Maar dit land is al bewoond, dus hoe kan dit nu het aan u beloofde land zijn? Egypte -dat symbool staat voor de òngelovigen, de heidenen - lokt, want daar is brood.
Klopt het, dat u uw eigen vrouw Saraï daar aan de farao beschikbaar hebt gesteld?

Antwoord A: Ja, helaas … moet ik toegeven, dat ik me hier als een held op sokken gedragen heb. Ik was bang, dat de farao mij zou doden en Saraï in zijn harem zou opnemen.
Ik heb haar dus aan de farao beschikbaar gesteld als mijn zuster, opdat het mij wel zou gaan. Het ging mij daarna erg voor de wind; ik had slaven, slavinnen, schapen, ezels, runderen en kamelen. Maar de farao daarentegen werd overvallen door afschuwelijke plagen en omdat men dacht dat de god van Saraï hier debet aan was, gaf de farao haar aan mij terug. Zo kw
am het bedrog uit.
Eigenlijk wel heel bijzonder dat ik daar zo genadig doorheen ben gekomen; de ongelovige farao was me opvallend vergevingsgezind. >>>
Al mijn vee, zilver en goud mocht ik behouden! Mijn leugen werd me niet aan-gerekend, maar ik ben wel door het oog van de naald gekropen. Het was een tijd van vallen en opstaan.

Vraag: Als u dan terugkomt in Kanaän, scheiden de wegen van u en van Lot, uw neef. Lot kiest voor het vruchtbare land langs de Jordaan, een lusthof en u ziet opnieuw een dorre vlakte voor u, maar toch het land, dat u beloofd is.

Reactie A.: Inderdaad … de belofte van JHWH de Eeuwige indachtig voelde ik me weer gesterkt. Ondanks alles vertrouwde ik op het onzichtbare boven het zichtbare. Het was niet gemakkelijk; het was een worsteling tussen zekerheid en onzekerheid.
Enerzijds had ik onderweg de zegen ontvangen van de priester-koning Melchisedek van Sjaloom-stad en had JHWH de Eeuwige nogmaals zijn belofte aan mij herhaald, maar toch … Ik bleef me zorgen maken over onze kinderloosheid; Saraï en ik waren inmiddels op leeftijd…

Vraag: Heeft u toen niet het heft in eigen handen genomen?

Antwoord A: Ook Saraï maakte zich zorgen en zij heeft voorgesteld, dat ik bij Hagar, onze slavin, een dochter van een Egyptische farao, een kind zou krijgen.
De twee vrouwen konden niet goed met elkaar overweg, want nu keek Hagar op Saraï neer. Hagar bracht daarom in de woestijn mijn eerstgeboren zoon ter wereld; we hebben hem Ismaël genoemd. Een prachtnaam voor een prachtkind; zijn naam betekent: God hoort.
U moet niet vergeten, dat het in diè tijd niet ongewoon was, dat een man een kind had bij een slavin. Maar inderdaad … wij hebben anderzijds ons niet geheel verlaten op JHWH de Eeuwige…
Na zijn geboorte hebben we Ismaël en zijn in ons gezelschap weer opgenomen en zij trokken verder met ons mee. <<<

Vraag: Kunt u ons uitleggen, hoe dat zit met uw nieuwe naam?

Antwoord A: Enkele jaren na de geboorte van Ismaël spreekt JHWH de Eeuwige opnieuw tot ons over zijn altijddurende belofte.
Hij zou Yitzchak – ook wel bekend als Izaak - moeten gaan heten. Als teken van deze wending in ons leven werd aan de namen van mijn vrouw en mij de letter H toegevoegd.
Ik moest daar wel om lachen, want het leek een ongelooflijke belofte te worden. Ik al 99 jaar en dan nog vader worden?
Het geloof in de belofte hield ons echter nog steeds op de been en het verhaal vertelt dan over het bezoek van
3 mannen. Ik heb deze vreemdelingen - zoals bij ons gebruikelijk - gastvrij onthaald. Ik heb verse melk en brood gepresenteerd en een lekker gemest kalf laten slachten. Kan ik trouwens aanbevelen, zou men hier ook moeten doen…
Pas tijdens het gesprek kreeg ik door, dat het JHWH de Eeuwige zelf was met twee engelen, die mij de belofte nogmaals persoonlijk aankondigden. Ook Sarah in haar tent schoot even in de lach ... had de chaos van ons leven dan toch richting genomen en zou het dan toch nog gebeuren? <<<

Lied:
Die chaos schiep tot mensenland…

Vraag: Terwijl uw vrouw zwanger was doet u een opmerkelijke poging om uw neef Lot uit de hand van machtswellus-telingen te redden.

Antwoord A: Mijn neef Lot, zijn vrouw en kinderen woonden in Sodom. Een stad die in de wijde omgeving bekend stond om geweldsdelicten. Roofovervallen en moorden waren aan de orde van de dag. Bovendien kent men er letterlijk God noch gebod. >>>
JHWH, de Onnoembare, de God van Israël wilde hier resoluut een einde aan maken en de stad met de grond gelijk maken. Ik heb hem gesmeekt de stad te redden als er nog enkele rechtvaardigen woonden; 50 - 40 - 30 …
Ja uiteindelijk na lang soebatten en smeken kreeg ik voor elkaar dat als er maar 10 rechtvaardigen woonden, dan zou de stad gespaard blijven.
Lot kon de stad tijdig verlaten en spoedde zich naar Soar, dat kleine stadje bij de bergen. Maar zijn vrouw kon geen afscheid nemen van haar oude, eigen wereld. Zij was en bleef eraan verknocht en toen ze tijdens de vlucht omkeek, veranderde God haar voor straf in een zoutpilaar …
Mijn neef Lot en zijn twee dochters bleven echter ternauwernood gespaard.

Vraag: Een jaar later wordt de grote belofte u gestand gedaan.
Uw vrouw Sarah bevalt van een welgeschapen zoon, Yitzchak.

Antwoord A: Ja, natuurlijk waren wij gelukkig, tot over onze oren.
Ons vertrouwen op de Onnoembare had door alle beproevingen heen stand gehouden en niemand geloofde òns nog!
Toen hij geboren werd konden we ons geluk niet op.

Droevig is alleen, dat mijn beide zoons in ons gezin niet samen konden gaan; de beide moeders verdroegen elkaar niet. Ismaël – de eerstgeborene – en Yitzchak – de eersteling – waren wel zoons van één Vader en de Eeuwige had beiden belooft hen te zegenen en een groot nageslacht te geven, maar Yitzchak zou een traditie in gang zetten waar in latere tijd joden en christenen uit voort zijn gekomen.

Vraag: Yitzchak heeft het toch maar nèt aan gered?

Antwoord A: Ja, mijn vertrouwen in de Onnoembare is zwaar op de proef gesteld. Mij is aangezegd, dat ik mijn eerstgeborene, mijn dierbare zoon Yitzchak, op de berg Moria als brandoffer aan Hem moest opdragen.
… Dat viel me enorm zwaar.
In die tijd was een kinderoffer in Kanaän niet ongewoon, maar déze zoon was ons al jaren en jaren geleden voorzegd door de Onnoembare, we waren gelukkig met hem en die opdracht was ongelooflijk.
Mijn wereld stortte in ... ik durfde het mijn vrouw niet te vertellen … maar ik ben samen met Yitzchak bepakt en bezakt op reis gegaan ….
Ik weet niet hoe ik het gered heb, maar op het allerlaatste moment - toen ik het zwaard al in mijn handen had - hoorde ik opnieuw de Stem.
De Onnoembare verloste me van mijn angst met de boodschap, dat ik de jongen niets aan moest doen.
Het pad van mijn geloof heeft de jongen en mij uiteindelijk gered. Ik ben niet voor niets uit mijn familie en vaderhuis vertrokken en ook Yitzchak is niet voor niets geboren!

De jaren daarna heb ik besteed om mijn zoon op weg te helpen. Ik ben gelukkig met de Onnoembare, dat hij mij geholpen heeft uit mijn familie Rebekka te kiezen als vrouw…
Dat ging als volgt. Op mijn verzoek zocht Eliëzer – mijn trouwe vriend uit Damascus – een vrouw voor Yitzchak. Hij ontmoette Rebekka, ze werd uitgehuwlijkt en haar werd gevraagd of zij mee wilde gaan, weg van haar familie. En Rebekka antwoordde: Ik ga.
Zo voltrok zich opnieuw, dat een aartsvader zijn vaderhuis en een aartsmoeder haar moederhuis verliet en op weg ging. Het zijn bezielde pioniers en zij zouden de boodschap van de belofte overdragen op komende geslachten.

Enige tijd later overleed mijn liefste Sarah, mijn maatje. Wat hèbben we samen gereisd, gehoopt en gewanhoopt … maar door alle voor- en tegenspoed, door ziekte en gezondheid heen hebben we ons vertrouwen steeds op de Onnoembare gesteld. En wat zijn we beloond!
We hebben Sarah begraven in een grot bij Mamre in Hebron. Ik kocht het voor veel geld; het eerste stukje van het beloofde land. Die grot zou ook mijn laatste rustplaats worden …
Het doet me deugd, dat mijn beìde zoons, Ishmael en Yitzchak, mij ten grave hebben gedragen.
Twee zoons van één vader, maar zó verschillend en met zó’n andere toekomst.
… Het is goed geweest …

 
 



Overweging.

Een wonderlijk verhaal. Er staan twee mensen bij een graf. Twee zonen van één vader: Izaäk en Ismaël. Het graf van hun vader Abraham brengt hen tezamen op de oerplaats (Ur-plaats) van een verbond, dat spreekt over roep en belofte; een belofte van een land van melk en honing. Abram was een man van aanzien en had zijn schaapjes wel op het droge! Wat dreef hem om te luisteren naar die Stem? En hebben wij daar iets mee te maken?

 

“En God sprak tot Abraham”.

Deze zin is het begin van een geschiedenis die doorloopt tot in onze tijd. Toen ik zelf het verhaal over Abraham enkele malen gelezen had, bleef er bij mij vooral het beeld hangen, dat er een beweging op gang is gezet onder mensen, die al vele eeuwen lang voortgaat. En wij zijn een schakel in die lange keten. Kenmerkend is dat Abraham op weg gáát. Hij komt uit een hoogontwikkelde beschaving in Babelland, niet ver van het huidige Bagdad. Het is de bakermat van onze beschaving. Wáárom volgt Abram een Stem? Abraham hoorde en zag iets volstrekt nieuws: Ik zie, ik zie, wat jullie niet zien ...

Hij zag in, dat het leven niet een gesloten cirkel is; een gesloten kringloop van geboren worden, opbloeien en weer verwelken. Abram geloófde in de Stem van de Onnoembare, die vóór en achter het einde gezocht moet worden. Geen eindeloze cirkelgang; hij breekt met dat cyclische denken en kiest een eigen weg. Kenmerk van zijn geloof is, dat we het leven als een lijn moeten zien van A naar B. En die weg van zijn geloof en vertrouwen herkennen we in het verhaal van zijn uittocht. Hij waagt het ook lètterlijk om op weg te gaan, zijn bekende en vertrouwde wereld achter zich te laten.

 

Het verhaal wordt telkens weer doorverteld en doorgegeven, van geslacht op geslacht, van generatie op generatie. Niets of niemand lijkt het eronder te kunnen krijgen. Het is dan ook een bijzonder verhaal; het is het verhaal van God met de mens. En in de woorden van God tot Abraham horen ook wij de roep, als tot òns gericht: Ga uit je land en trek weg uit je geboortegrond..

 

Het zal je maar gebeuren: een roep om vreemdeling te willen zijn, zwerver te worden. Een heilige zwerver, die dwars door de woestijn van het leven op weg is naar onbekende verten. Maar de reiziger heeft een droom, een visie voor ogen die hem gaande houdt, ondanks alle teleurstellende realiteit.

Het is God die hem roept en hem de belofte meegeeft van een land van melk en honing, van vrede en gerechtigheid, voor hem en zijn kinderen. De reis heeft het Koninkrijk van God als horizon.Ik kan me wel herkennen in Abraham; in zijn verlangen naar zo'n prachtige toekomst. We komen onszelf tegen als we Abraham zien dwalen, als we hem zien in al zijn menselijkheden, zijn voor- en tegenspoed, zijn ziekte en gezondheid, zijn twijfels en vooral: zijn vertrouwen.

 

In zijn schaduw reist Lot. Het is eigenlijk een tussenverhaal. Lot is het symbool van God-noch-gebod, van “de heb” en onder een laagje “schone schijn” huist eerzucht, wellust en venijn. Lot kan niet kiezen tussen God en de wereld. Lot is de mens tussen twee vuren, die niet weet waar hij goed aan doet. Wordt hij aan zijn lot overgelaten? Zo herkennen we onszelf wellicht ook een beetje in Lot.

Abraham wéét wat is het om eenzaam en vreemdeling te zijn; hij bidt voor rechtvaardigen en onrechtvaardigen en pleit voor hen bij de Onnoembare. Lot – met een sprankeltje geloof – ontsnapt aan het noodlot en wordt gespaard. Maar wie vasthoudt aan de oude orde van schone schijn niet los kan laten, is het niet waard te leven. De hemel botst met Sodom; een Oud Testamentisch beeldende confrontatie tussen de messiaanse en heidense wereld.

 

Maar hoe ver moet je gaan in je geloof als de vreugde wordt omgedraaid in afschuw? Op de berg Moria, die zo heel dicht bij Golgotha ligt, wordt het geloof en vertrouwen van Abraham op de proef gesteld als hij zijn zoon Izaäk moet offeren. Opnieuw heeft Abraham diezelfde Stem gehoord … en hij gáát. We moeten ons hier niet vastzetten op de vraag, waarom de Eeuwige dit van Abraham vroeg.

In onze begrippen een dramatische vraag, zelfs in een context dat in het oude Kanaän kinderoffers niet ongebruikelijk waren. Ik denk echter dat het er niet om gaat of het een onredelijke vraag was, of dat het gaat om blinde gehoorzaamheid.

Ik heb meer met een andere invalshoek: namelijk dat de kracht van het verhaal erin zit, dat juist het geloof en het vertrouwen van Abraham stand houdt, zelfs in de moeilijkste momenten van het leven! En dat is een gewaagde sprong in het geloof van jewelste en ook een nieuwe openbaring. De achterliggende lijn is: je houdt je vast aan Gods belofte en je mag vertrouwen dat je weer op zult staan, het leven gaat door. Zijn trouw gaat dwars door de dood.

 

Bij het graf van Abraham staan zijn zoons Izaäk en Ismaël naast elkaar; allebei leven ze voort nadat ze met de dood voor ogen hebben gestaan. Allebei zonen van de belofte; God laat zijn kinderen niet los. Ik vind dat een prachtig slotbeeld. Zij leven elk verder als reisgenoten in het voetspoor van Abraham.

Hun vader leerde hen èn al die generaties daarna, om te leven in vertrouwen met God en zo grenzen te verleggen. Door zijn verhaal aan elkaar door te geven leren we met Abraham op weg te gaan; loslaten, onszelf en elkaar te vernieuwen en op te bouwen, met vallen en opstaan, als mensen van vlees en bloed. Het is géén cyclisch verhaal van: geen tredmolen van geboren worden, opbloeien en weer sterven en daarmee een doodlopende weg, maar: samen groeien in geloof, samen groeien in vertrouwen en liefde en daarmee leven naar zijn evenbeeld.

 

Abrahams God is zo een God die met mensen meetrekt, al de dagen van je leven. En dat is met Abraham volstrekt nieuw. Deze God - eerste en laatste, Adonai- de hoeksteen van het geloof, is het waard om voor te leven, met hart en ziel. Zo zij het.

 

Nodiging.

 

Brood en wijn staan voor alles wat ons echt voedt op de weg van het leven.

Waarvan en waaruit wij kunnen leven

en het leven in solidariteit met elkaar willen delen..

 

Aan de tafel, zoals die door Jezus is ingesteld

Is iedereen van harte welkom.

Waar je ook vandaan komt,

Wie of wat je ook bent.

 

Als je je met hem verbonden voelt,

Komt dan, want alles staat gereed.

Zegen.

 

De Eeuwige zegene ons en zij behoede ons,

De Onnoembare doe zijn Aanschijn over ons lichten en zij ons genadig,

De Barmhartige verheffe zijn Aangezicht over ons en zij geve ons vrede.

Amen

 
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2003 | Voorgangers |

 
 

RG 2004-07-25 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl