Bijdrage Cees Blaauw, viering 12 december 2004
 
 

Voorganger: Cees Blaauw

 
     
 

Lector: Yvonne van der Velden

     
 

 

Lezing: Lucas 1; 39-56

 

       

       
 

 

Overweging.

Als wij het over de verwachtende hebben in deze tijd van het jaar, dan denken wij haast automatisch aan Maria die, historisch gezien, omtrent deze tijd van het jaar zwanger moet zijn geweest. Je zou dus kunnen spreken van het eerste Kerstfeest, maar dan zonder versierde

sparrenbomen met glinsterende ballen en slingers en zonder kerstverlichting in die boom.

Nee, toen was het soberheid troef en Maria hoopte, samen met haar man Jozef, op tijd een plek te kunnen vinden om haar kindje ter wereld te kunnen brengen. In deze Adventstijd komen naast Jesaja en Johannes de Doper, ook Maria en haar nicht Elisabeth sterk naar voren.

Maria en Elisabeth verwachtte beide hun eerste kindje en beide kinderen zijn aangekondigd als heilsbrengers; Johannes als de wegbereider van Jezus en Jezus als de lang verwachte Messias.

 

Ook in onze tijd zijn er veel vrouwen die hun eerste kindje verwachten; ook zij zijn verwachtenden, maar hun levensomstandigheden zijn heel wat beter dan toen. Is dit eigenlijk wel zo? Jezus en Johannes zouden –zodra zij volwassen werden- de bestaande maatschappij danig op z'n kop zetten en dat werd hen door vriend en vijand niet in dank afgenomen; vrienden werden vijanden en maar weinig vijanden zijn toen vriend geworden. Hoe kwam het dan toch, dat zowel Maria als Elisabeth zo verheugd waren toen zij elkaar zagen? Zowel Maria als Elisabeth werden vervuld met de heilige Geest. Elisabeth schreeuwde het uit van eerbied en verbazing getuige de woorden: “Gezegend ben jij Maria, onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van je schoot. Waar heb ik het aan te danken, dat de moeder van mijn Heer tot mij komt?” Zonder dat Elisabeth het kon weten dat Maria zwanger was begreep zij dat zowel de zwangerschap van Maria als die van haarzelf iets bijzonder was. En ook Maria werd overvallen door het besef dat haar iets zeer bijzonder was overkomen. Maria verwachtte een kind, maar wat voor een kind? Toen dit goed tot haar doordrong kwam dit tot uiting in de lofzang die wij heden ten dage nog kennen als het Magnificat. Ik zal die hele lofzang hier niet herhalen, maar leest u dit lied thuis nog maar eens door en laat de schoonheid van dit gedicht op u inwerken.

 

Dit bovenstaande speelde zich zo'n 2000 jaar geleden af. Ook toe waren er, net als nu, velen die hun eerste kindje verwachtten en die dit met blijdschap deden, maar er waren ook verwachtenden die in angst leefden om wat er van hun kindje terecht terecht komen! 0Het was toen een moeilijke tijd; Israel was bezet door de Romeinen en de aangekondigde volkstelling bracht veel onrust met zich mee. En wat dat betreft is er nu na zo'n 2QOO jaar nog niets veranderd. Kinderen worden in vreugde verwacht, maar soms, en eigenlijk maar al te vaak,

is er ook angst. Want wat te zeggen van burgeroorlogen, terrorisme, hongersnood, aidsproblemen? Je zult je kind maar in zulke angstaanjagende omstandigheden verwachten.

Ja, dat is welzo, zullen velen zeggen, maar wat is daar tegen te doen? En ìs er wel wat tegen te doen? Kijk, daar draait het nu om, niet alleen in deze Adventstijd, of straks in de Kersttijd. Want waarom is Jezus nu op deze wereld gekomen, was Johannes zijn wegbereider, droomde Jesaja van het onmogelijke van de leeuw en het lam samen in de stal en van het kind dat zijn handjes onbevreesd in het nest van de adder stak, zonder dat het werd gebeten.

Oorlogen, terrorisme, hongersnood. en hongerdood, aids, het hoeft allemaal niet, ja het mag allemaal niet. Daarvoor zijn die wonderlijke dingen in die dagen niet geschied. In het begin van deze dienst hebben wij gezongen: De hemel ontvouwt de glorie van God. Het uitspansel roemt het werk van zijn handen.

Zingen wij dit omdat wij dit zo mooi vinden, of geloven wij hier in?

Als wij er in geloven, dan zullen wij er ook naar moeten leven, zullen wij ons er voor moeten inzetten om oorlog, terrorisme, hongersnood en dood, aids, de wereld uit te helpen. Wij hebben gezongen over de vloed van voor de tijd, van voor Gij hebt gesproken. Dit slaat op de tijd dat God de aarde schiep en zag dat het goed was en Hij gaf deze aarde aan ons, de mens. Mag de mens dan deze aarde vernietigen, of dient de huidige mensheid deze aarde door te geven aan de verwachtenden na ons?

 

Adventstijd is de tijd van verwachting en dan met de verwachting van kerstbomen met veel glitter en licht en een mooie kerstviering met veel liedjes waar de nostalgie en de zoetigheid van af druipt. Nee, Adventstijd is de tijd van verwachting dat het van nu af aan beter zal gaan.

Wèg met oorlog, honger en aids en daarvoor in de plaats: vrede. Het is tegenwoordig een gevleugeld woord: er zijn nog zoveel wachtenden voor u! Maar op de uitbanning van alle ellende hiervoor opgenoemd kunnen wij het ons niet permitteren dat er zoveel wachtenden voor ons zijn. Er zijn miljoenen wachtenden, verwachtenden voor ons en zij wachten allemaal

op hulp. Als het dan waar is dat straks de dauw weer uit de hemel zal neerdalen als regen uit zware wolken, en als die dauw dan niet alleen voor ons is, maar voor allen die er naar snakken, dan kunnen wij straks met Maria naar Betlehem gaan, desnoods op kerstavond voor de noene …

 

Irina Terpstra-Antonova

       
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2004 | Cees' "Hoofdpagina" | Gastvoorgangers |

 
 

RG 2004-12-12 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl