Bijdrage Maruja Bredie, viering 14 augustus 2005

 
 

 

Voorganger: Maruja Bredie

Lector: Dorien Gransjean -Eldering

 
       
 

Thema: Voorbij jezelf.

Lezingen:

Water in leven - Phil Bosmans

De Boeddha zonder geheimen Ayya khema

De geest van vrede   De Lamai Lama

De zon blijft schijnen   Phil Bosmans

 

Welkom en inleiding

 

Lieve mensen, welkom vandaag op deze zondag, de vierde zondag in de reeks zomervieringen die als thema hebben meegekregen, mensen en hun verhaal met God. De benaming God staat voor elke relatie die ieder van ons persoonlijk heeft met de “onzichtbare, het al, de ene, onze persoonlijke relatie met de manifestatie van het goddelijke, die er voor ieder van ons anders uit kan zien. Voor velen van ons geldt dat wij een relatie hebben met de manifestatie van het goddelijke zichtbaar in onze band met het leven en gedachtegoed van Jezus. Een meer dan bijzonder mens die voor velen van ons tot op de dag van vandaag een inspiratiebron vormt. Naast Jezus zijn er anderen, profeten, meer dan bijzondere mensen geweest die voor ons mensen een inspiratiebron vormen in het leven hier en nu. Vandaag komt aan het woord een westerse vrouw en haar relatie met het goddelijke in de vorm van Boeddha. Een vrouw die erin geslaagd anderen te inspireren en het bijzondere van haar verhaal met God, haar verhaal met het goddelijke door te geven, ook vandaag hier aan ons.

 

We spreken vandaag in het bijzonder over Ayya Khema, een westerse non die haar leven heeft gewijd aan de Boeddha. Wie was deze vrouw, wat vertelt ons haar levensverhaal.

 

Ayya Khema werd in 1923 als Ilse Ledermaan in Berlijn geboren, ze was een kind van joodse ouders. Ze was 14 jaar toen haar ouders haar op de laatste kinderboot zetten naar Schotland op de vlucht voor Nazi Duitsland. Het zou twee jaar duren voordat ze met haar ouders werd herenigd in Shanghai China. De ellende was toen echter nog niet voorbij. De oorlog brak uit en de familie werd geïnterneerd in een jappenkamp waar haar vader als gevolg van de slechte medische behandelingen stierf. Ilse ontmoette haar man in het kamp en ze noemde hun dochter Irene, dat vrede betekent. Ze emigreerde naar de Verenigde staten en na de geboorte van haar zoon reisde de familie veel door Zuid-Amerika en Azië. Ze migreerden naar Brisbane Australië en begonnen daar een boerderij. Tijdens haar reizen was ze in contact gekomen met het Boeddhisme en meditatie en ontstond haar passie om daar niet alleen zich verder in te ontwikkelen maar ook de drive om anderen daar deelgenoot van te maken. Ze werd in 1979 tot Boeddhistisch non in de Theravada traditie gewijd. Ze heeft vele tientallen boeken geschreven in vele talen vertaald en in de boeken die ik van haar gelezen heb staan persoonlijke ervaringen en anekdotes verteld. Toch blijft het een beetje gissen hoe een joodse vrouw ertoe komt zich met hart en ziel te wijden aan een complete andere religie en een andere manier van denken. Indirect geeft ze ons echter vele aanwijzingen. Het enorme leed dat de joden is aangedaan in de vervolgingen en de vernietigingsdrift, haar persoonlijke leed door als opgeschoten wild te moeten vluchten en je vader te verliezen alweer door geweld en haat van anderen die anders denken en daardoor jou naar het leven staan. Ze probeert in de dingen die ze schrijft daaraan voorbij te gaan, voorbij aan jezelf te gaan, niet stil te blijven staan bij wat is geweest maar jezelf los te maken van de slechte gevoelens en dat wat allemaal in het leven op je pad komt maar verder te gaan, met opgeheven hoofd en met een schoon hart en geweten. In de bijbel vertelt Jezus ons vertelt dat we de vijand niet met zijn eigen wapens moeten bestrijden. Je niet verlagen tot handelingen waar je later spijt van krijgt maar je los daarvan te maken en voorbij jezelf te gaan. Het bijzondere van Ayya Khema is dat ze ons teksten aanreikt uit een andere religieuze traditie die voor ons vaak veel te ingewikkeld lijken maar die zij op een begrijpelijke manier vertelt waardoor zij toch wel een beetje een brug slaat tussen de oosterse en westerse traditie. Ik heb geprobeerd dat vandaag ook voor ons visueel te maken door op de tafel een boeddhabeeld met een joodse menora te zetten, symbolische voor de ontmoeting van vandaag van het oosterse en westerse gedachtegoed. Ik wens ons vandaag dan ook een inspirerende viering toe.

 

Overweging

We zijn op zoek naar de waarheid, we hebben dus niet de waarheid in pacht maar we zijn op zoek naar de waarheid, de waarheid die ons allen volledig bevrijdt. Ayya Khema zegt hier eigenlijk dat wat Jezus ons ook heeft vertelt. Ieder van ons met zijn persoonlijke verhaal van het goddelijke, ieder van ons weet de weg en weet wat hem of haar te doen staat. Wat moet ik daar eigenlijk nog aan toevoegen, alles is eigenlijk gezegd met deze paar woorden. Zowel Boeddha, Jezus en ook anderen hebben ons mensen vanuit hun eigen persoonlijke leven en de gebeurtenissen die daarin plaats vonden proberen duidelijk te maken hoe wij, ook hier vandaag zoals we nu bijeen zijn, samen op deze aardbol met elkaar kunnen leven en delen. De essentie die ons wordt vertelt is dat er sprake moet zijn van vertrouwen. Er is de weg naar de top, naar de waarheid, en er zijn verschillende wegen met verschillende gidsen, maar er is sprake van vertrouwen dat deze gids de weg weet en je brengt daar waar je naar toe wilt.

Ayya Khema zegt ons daar het volgende over: we moeten bedenken dat hart en geest samen dienen te werken. Als we iets rationeel wel kunnen begrijpen maar er geen liefde voor voelen, is het niet volledig en zal het ons geen vervulling schenken. En als we wel liefde voelen voor iets, maar we begrijpen het niet, geldt hetzelfde. Als we een relatie met iemand hebben en we houden van die persoon, maar we begrijpen hem of haar niet, is de relatie niet compleet; begrijpen we de ander wel, maar voelen we geen liefde voor hem of haar, dan is het even onbevredigend. Dit geldt des te meer voor het spirituele pad. Het is noodzakelijk dat we de leer niet alleen begrijpen maar er ook liefde voor voelen. In het begin is dat begrijpen natuurlijk nog beperkt; onze liefde dient dan des te groter te zijn.

Geloof en vertrouwen zijn gebaseerd op het opengaan van het

hart en het laten varen van onze ideeën over wat de leer en de leraar allemaal zouden moeten vertegenwoordigen. Al die verwachtingen moeten we overboord gooien, want ze zijn alleen maar gebaseerd op veronderstellingen en niet op feiten. We moeten worden als een kind dat aan de hand van zijn moeder een drukke straat oversteekt, in het volledige vertrouwen dat de moeder het goed zal doen. Als we in staat zijn ons op die manier te geven, gaan we ons gelukkig voelen.

Geloof werd door de Boeddha vergeleken met een blinde reus, die een kreupele ontmoet, wijsheid genaamd, met zeer scherpe ogen. De blinde reus, geloof, zegt tegen de scherpziende kreupele: "Ik ben heel sterk, maar ik kan niet zien; jij bent zwak, maar je hebt goede ogen. Als je op mijn schouders gaat zitten, zullen we samen een heel eind komen." De Boeddha is nooit een voorstander geweest van blind geloof alleen. Er moet altijd evenwicht zijn tussen hart en geest, tussen geloof en wijsheid. En samen komen ze heel ver.

Op een dag kwam een man naar de Boeddha om hem iets te vragen. Hij was al geruime tijd zijn toehoorder en had de laatste jaren bijna al zijn leergesprekken gehoord en daarbij vele monniken en nonnen uit zijn gevolg leren kennen. Het viel hem op dat sommigen van de monniken en nonnen die de Boeddha en zijn toespraken al enkele jaren volgden, zich in velerlei opzicht verbeterd hadden:ze waren zeer liefdevol, geduldig, kortom fantastische mensen geworden. Anderen die precies zolang meegelopen hadden, vertoonden helemaal geen verandering en enkelen waren zelfs in hun nadeel veranderd: ze waren ruziemakers, ongeduldige en onaangename mensen geworden. Hoe viel dat te verklaren?

De Boeddha vroeg de man naar zijn geboorteplaats.

"Ik kom uit Rajagaha."

"Ga je soms nog wel eens terug naar Rajagaha?" vroeg de Boeddha verder.

"Ja, heel vaak. Ik heb daar familie en handel."

"Je kent de weg daarnaar toe dus goed?"

"Zo goed, dat ik hem zelfs 's nachts in het donker kan gaan:'

"En als iemand je vraagt hoe hij van hier naar Rajagaha komt, kun je het hem dan uitleggen?"

"Ik geloof nauwelijks dat iemand anders het beter kan."

"Maar als je nu," ging de Boeddha verder met vragen, "iemand de weg heel precies uitlegt, en hij blijft toch hier in Benares, is het dan jouw schuld dat hij niet in Rajagaha komt?"

"Nee,"antwoordde de man, "ik ben immers slechts de wegwijzer, ik vertel hem alleen maar de weg."

"Precies," zei de Boeddha, "dat doe ik ook!"

Dit verhaaltje als illustratie om aan te geven dat wat we vandaag hier lezen niets nieuws onder de zon is. Ook de essentie weten we allang. Het gaat erom wat wij mensen ermee doen, hoe wij leven, denken, handelen. Kortom wat wij ervan terecht brengen.

Wat wij blijkbaar nodig hebben is totaal overtuigd zijn van de waarheid als we die te horen krijgen; en een geest die volledig op scherp staat. De Boeddha heeft gezegd dat 'degenen die maar weinig stof in hun ogen hebben' als zij de waarheid horen, weten dat het de waarheid is; dan pas kunnen zij zich daar met hun hele hart aan geven. Natuurlijk voeg je er ook nog eens je eigen mening aan toe. We hebben echter vaak last van twijfelzucht, een geesteshouding waarmee we niet tot overgave kunnen komen. Dat betekent dat we niet kunnen houden van wat we doen en het dus ook niet kunnen verwerkelijken.

Alleen wat we liefhebben doen we goed. Al het andere is ofwel een plicht ofwel een verantwoordelijkheid waaraan je niet ontkomt. Daarom moeten we onze twijfel laten varen. Twijfel is verbonden met haat, want hij komt op door afwijzing. In de lezing van de Dalai Lama lezen we dat ons vermogen om onderscheid te maken tussen goed en kwaad door woede of haat afneemt. Als we heel erge last hebben van haat moeten we er dus goed naar kijken. Ergens wil de haat zich manifesteren en daarom bedient hij zich vaak van de twijfel.

Misschien dat we een of andere religie haten, helaas voorbeelden te over zou ik zeggen, of dat we eraan twijfelen of de leraar wel echtgoed is. Dan gaan we naar een andere. En vaak vinden we daar de oplossing niet. De oplossing zit in onszelf en onze manier van omgaan met.

Als we in staat zijn een beetje minder met ons eigen ikje bezig te zijn, dus zoals Ayya Khema het zegt wanneer de ik-illusie minder is, wordt het een stuk eenvoudiger gelijkmoedig te zijn. Wat is het eigenlijk dat zich opwindt, dat afwijst, dat geërgerd, woedend, verdrietig of depressief wordt? Dat zijn onze emoties die reageren omdat 'mij' iets overkomt. Doorgaans is er iets van buiten op 'mij' afgekomen dat het in stand houden van ego, de ik-illusie enigszins verstoort. 'Mij' is niet gewaardeerd, niet liefgehad, niet bevestigd. 'Ik' heb niet gekregen wat 'ik' wilde, 'ik' kwam niet af van wat 'ik' niet wou.

Op onze zoektocht naar de waarheid ontmoeten we alle fenomenen die er zijn. Fenomenen die te maken met winst en verlies, lof en kritiek, roem en laster, geluk en ongeluk. Vier hiervan zouden we graag willen bezitten, dat zien we zo, en de vier andere zijn we het liefst kwijt. Maar aangezien dit een onvervulbare wens is zijn we natuurlijk nooit tevreden. Bijvoorbeeld lof en kritiek: iedereen krijgt graag een compliment, dat sterkt ons gevoel van eigenwaarde. We zijn dan toch ergens goed voor, hoewel we daar vermoedelijk tot nu toe aan twijfelden. Prijst iemand ons, nou dan moet er wel iets aan ons deugen. Na de lof is dat gevoel gauw weg en moeten we op zoek naar weer een volgend compliment. Dat is vreselijk lastig, nietwaar?

Dat is de zucht naar waardering en vaak is die er de oorzaak van dat we het niet aandurven om de waarheid te zeggen, uit angst dat we dan niet de lof krijgen die we willen. Als we bang zijn de waarheid te zeggen omdat we afgestraft kunnen worden, missen we eerlijkheid tegenover onszelf, ofwel waarachtigheid. Die eerlijkheid is nodig om uit te kunnen spreken wat ons bezighoudt. Dat wil niet zeggen dat we anderen altijd terecht moeten wijzen. Vertrouwen, overgave en liefde horen samen in de relatie die wij mensen hebben met God. Er zijn die onzichtbare lijntjes tussen ons en het onnoembare, in ons vertrouwen op God gaan we voorbij onszelf. Vertrouwen tegen, niet alleen twijfelzucht, ik-bevestiging maar vooral angst. Als we dat inzien kunnen we er iets aan doen. Met een beetje goede wil en een portie vriendelijkheid, ja dan gaat het misschien toch een beetje beter met ons en dus ook met de wereld.

 

En zo zij het.

 
 

 

 
       
 

| Maruja's "Hoofdpagina"Gastvoorgangers |

 
 

RG 2005-08-15| © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl