Bijdrage Maruja Bredie, viering 8 januari 2006

 
 

 

Voorganger: Maruja Bredie

Lector: Thea van Deijl

 
       
 

Thema: Je kunt God niet zoeken omdat er geen enkele plek is waar hij niet is!

Lezingen:

Jes. 55; 1-11

Mat. 2; 1-12

Overweging.

Ik zou de mensen de ogen van hun kinderen willen teruggeven, geluk om iets kleins is grote rijkdom. Eigenlijk zegt deze zin voor mij alles wat ik u vandaag zou willen meegeven. Zo in de maand december wanneer we het druk hebben met de voorbereidingen van onze feestdagen en het huis er best wel gezellig uit ziet dan worden onze goede voornemens geboren, deze voornemens hebben over het algemeen betrekking op onze gewoonten, met name onze slechte gewoonten en op het verbeteren van onze directe leefomgeving, ik ga beter op mijn lijn letten, ik ga nu echt stoppen met roken, ik maak die zolderkamer deze maand af etc. Ik ken weinig mensen die zich voornemen beter voor de natuur te zorgen of mee te doen aan elke actie voor noodlijdenden of een praatje te maken met de buurvrouw die het moeilijk heeft. Het is een gegeven van goede voornemens dat zij de 1 februari grens niet overleven, een bekende uitspraak is dan ook dat je dat kunt zien aan de lege kluisjes op de sportschool tegen die tijd, resultaat wat er van onze voornemens terecht is gekomen. Dan maar geen voornemens maken? Je zou het haast denken, al lijkt dat ook niet de oplossing, misschien kunnen we bij dat voornemen even stilstaan.

  De drie koningen, melchior, baltasar en caspar kwamen van ver, uit het oosten wordt ons verteld, zij hadden het voornemen het kindje Jezus te bezoeken om hem eer te bewijzen. Dit kind was hen voorspeld en hun komst legde de nadruk op het belang van dit gebeuren. Ook Jesaja vertelt het ons; leen me je oor en kom bij mij, luister en je zult leven. Ik sluit met jullie een eeuwigdurend verbond, als bevestiging van mijn liefde voor David. De basis van waaruit wij mensen kunnen en mogen leven is een leven dat gevoed wordt en geïnspireerd wordt door het goddelijke in ons. Dat vonkje, dat sterretje dat ons blij maakt, ons steunt, ons richting geeft. En natuurlijk horen daar onze eigen directe voornemens bij, mits we ons realiseren dat ons leven doel heeft en richting krijgt wanneer we aandacht schenken aan dat wat belangrijk is. Elke ochtend sta ik aan het aanrecht mijn lunch klaar te maken en is het een race tegen de klok om op tijd weg te komen. Wil ik op tijd op mijn werk zijn of drink toch nog even mijn thee op. Ik kies voor de tijd want niemand wil te laat zijn toch. Ik kom die dag nog zeker twintig keer voor die keus te staan en steeds kies ik voor de haast. Benjamin Hoff die de Tao van Pooh heeft geschreven zegt daarover: de tijd die je bespaart door je thee niet op te drinken is verspilde tijd, tijd kun je niet besparen je kunt hem alleen besteden. Eigenlijk is tijdsbesparing niets dan tijdverspilling; je zou zeggen zit wat in nietwaar?

  We leven in een best wel chaotische wereld. Het feit dat internet en nieuws sneller op ons af komt dan we de krant kunnen lezen betekent dat we als mensen af en toe de grond onder onze voeten voelen shaken. Wat is belangrijk, wat gebeurt er allemaal, waar moet onze aandacht heen.

Etty Hillesum schreef in 1942 in haar oorlogsdagboek: Het zijn bange tijden mijn God, vannacht lag ik met brandende ogen slapeloos in het donker en trokken er beelden van menselijk lijden langs me. Het wordt me haast met iedere hartslag duidelijker God, dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen we onszelf. En dit is het enige waar het op aan komt: een stukje van jou in onszelf God. En misschien kunnen we er ook aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Maar kijk nou toch, die donkerrode rozen, tegen die muur van dat huis, ik wil mijn hart weggeven aan die rozen en dan die viooltjes. Die rozen en die viooltjes zijn net zo werkelijk als alle ellende om ons heen. Er is voor zoveel dingen plaats in ons leven.

  Gelukkig heeft onze directe wereld geen oorlogsdecor, maar om ons heen gebeuren er genoeg dramatische dingen tussen mensen en ook de rest van de wereld is zo dichtbij dat we ons denk ik bij deze gedachten wel iets kunnen voorstellen. Er is voor zoveel dingen plaats in ons leven, gelukkig is er voor zoveel dingen plaats in ons leven. Naast alle ellende, en weet het zeker ieder krijgt zijn portie, zijn er ook die kleine geluksmomenten waarvan we, als we ons hart daarvoor open stellen met kinderlijke bewondering kunnen genieten. Dan zijn we even de koning te rijk, de koning die in grenzeloze bewondering neerknielde bij die wonderlijke gebeurtenis heel lang geleden. Dan breekt voor ons de hemel open voelen we ons geliefd, bevoorrecht, opgenomen, gekoesterd. We moeten onszelf helpen en het goddelijk is onszelf voeding geven. Dus niet alleen aandacht hebben voor wat ons overkomt maar tegelijkertijd ook onze blik naar buiten gericht houden en proberen oog te houden voor wat anderen overkomt en ook onze aandacht vraagt. Soms lukt dat even niet, soms is de koek even op en heb je even genoeg aan jezelf, we zijn mensen en geen computer waar je bij problemen de harde schijf vervangt. Maar op de een of andere manier stropen we de mouwen maar op en dan proberen we, soms met stoffer en blik, ons weer bij elkaar te rapen om door te gaan.

Wat heerlijk toch dat we dat niet alleen hoeven te doen, wat zijn wij toch bevoorrecht dat we verhalen kunnen lezen met woorden die ons inspireren en die ons in bange tijden weer moed geven. We zijn allemaal een soort weermannetjes en weervrouwtjes als het met de een goed gaat, gaat het soms met de ander weer wat minder en we hebben elkaar nodig om weer in het zonnetje te kunnen staan. De drie wijzen kwamen uit het Oosten, wat wordt nu bedoeld met dat Oosten? Staat dat voor onbekend, ver weg of staat het misschien voor andere religies? Ze zagen er wonderlijk gekleed uit, anders dan in die tijd mensen gekleed waren, was er één donker van huid? Best wel spannend om over na te denken. We weten in ieder geval dat zoveel honderden jaren geleden zij naar dezelfde sterrenhemel hebben gekeken als wij, stel je voor.

Rudolf Steiner zegt ons, geleid worden door een ster wil niets anders zeggen dan de ziel zelf als een ster zien. Het is dus onze innerlijke bron die ons voedt en overeind houdt. Bange tijden worden blije tijden, bange tijden ze gaan voorbij of ze zijn minder bedreigend wanneer we ons gesteund voelen. Laten we ons voornemen om meer ruimte te geven aan onze innerlijke bron, wie of wat onze voeding daarvoor ook is, zodat wij ook als een sterretje kunnen stralen en anderen verwarmen.

En zo zij het.
 
 

 

 
       
 

| Maruja's "Hoofdpagina"Gastvoorgangers |

 
 

RG 2006-01-08| © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl