|
Thema: Elk ogenblik in je leven is waardevoller dan
al het andere in de wereld
Lezingen:
Ex. 19: 1-11
1Joh. 5: 9-15
Joh. 17: 14-26
Overweging.
In de eerste lezing van vandaag zijn de Israëlieten
onderweg, onderweg uit Egypte, onderweg uit het land van slavernij, ontberingen,
weg uit een mensonwaardig bestaan. God roept hen toe van ver weg, van
boven van de berg, dat hij de Egyptenaren heeft laten zien dat er met
hem niet te spotten valt en dat hij hen, de Israëlieten, heeft laten
voelen en zien dat hij dat het verbond met hem een eeuwig verbond is,
een verbond dat inhoudt dat ze een kostbaar bezit zijn, een kostbaar goed
waar je met liefde zorg voor draagt, waar je alles voor doet om dat te
beschermen en ja zelfs je leven voor wilt geven. Het valt niet mee om
de mensen in beweging te krijgen, angst beheerst hun bestaan, angst voor
het onbekende, angst voor de reis, angst voor de toekomst, angst voor
de Egyptenaren. Volgens de joodse traditie ging slechts een vijfde van
alle joden met Mozes op weg naar het beloofde land, een ruime meerderheid
verkoos de slavernij. Het dode leven kan prettig zijn, of op zijn minst
veilig en vertrouwd. En ook voor de groep die Mozes wel volgde was het
verlangen om terug te keren naar het overzichtelijk slavenbestaan bij
tijd en wijle erg sterk. Verandering beangstigt, ook achterlaten, loslaten
is moeilijk. De eerste stap zetten vergt moed, energie en tomeloze inzet
en eindeloos vertrouwen. Dat is nogal wat.
Als wij met onze ogen van nu deze tekst lezen dan vinden we de God die
de Israëlieten de weg wijst een strenge God een meer afstandelijke
God die als het ware van bovenaf, ver weg ons dwingt en duwt en in beweging
zet. Een God die je over je angst zet om toch maar in dat “diepe”
te springen, naar het onbekende op zoek te gaan of om bekende patronen
los te laten en open te staan voor verandering. en naar hem te luisteren.
Het is op dat moment echter de enige manier om in beweging te komen.
In de tweede lezing, uit de eerste brief van Johannes, richt Johannes
zich waarschijnlijk tot een groep gemeenten waar hij zich verantwoordelijk
voor voelde. De kern van de brief is een waarschuwing tegen de verdeeldheid
die in de gemeenten is ontstaan over de vraag of Jezus werkelijk mens
is geweest. De ontkenning van “Jezus menswording” noemt de
schrijver een dwaalleer waartegen de gelovigen zich moeten verzetten.
Uit de brief spreekt vermaning en bemoediging, wie niet gelooft maakt
hem tot leugenaar, wie zich vol vertrouwen went tot God heeft de zekerheid
dat hij naar ons luistert als we hem iets vragen.
In deze tijd zijn de voorbereidingen in volle gang van de eerste communie,
vooral in het zuiden van Nederland maakt men daar veel werk van met grote
feestelijkheden. Deze week in een programma op de televisie werd een meisje
gevraagd wat dat nu precies was die eerste communie, “nou”
zei ze “dan komt Jezus in je hart”. En is dat dan leuk of
prettig dat Jezus in je hart komt. “Jazeker” zei ze. Maar
waarom dan? “Dan kun je dingen vragen als het ’t even niet
meer weet” En geeft hij dan antwoord? “Ja” Een volmondig
ja, Jezus kunnen we alles vragen. Jezus luistert en hij geeft antwoord.
Wat een heerlijke wetenschap, een vanzelfsprekendheid.
Misschien is dat wel het meest bijzondere dat Jezus ons mensen heeft laten
zien, het feit dat God zich aan ons in allerlei gedaanten vertoont en
kan vertonen alnaar gelang onze behoefte is, wat wij mensen nodig hebben
om de juiste keuze te maken. God is er altijd en overal.
In de derde lezing van vandaag zien we dan ook een voorbeeld hoe wij mensen
ons rechtstreeks tot God kunnen wenden. Ik bid niet alleen voor hen, maar
voor alleen die door hun verkondiging in mij geloven. God heeft ons mensen
lief. Elkaar liefhebben betekent wederkerigheid, lief hebben komt van
binnen uit, leven naar de geest van. Ik heb uw naam bekend gemaakt en
dat zal ik blijven doen, zodat de liefde waarmee u mij liefhad in hen
zal zijn en ik in hen. Een gevende God, hij heeft ons zijn zoon gegeven
om ons dichter bij God te brengen. Een God die zich in ieder situatie
van een andere kant laat zien of kennen.
“Er is geen tussenweg” zei Henk vorige week, “je gaat
ervoor om te leven naar Jezus voorbeeld of niet, een beetje kan niet.”
Ter illustratie een volgend voorbeeld uit het boek de geketende olifant
van Jorge Bucay. Stel je dit voor. Een circusolifant. Een geweldig beest.
'Tijdens de voorstelling pronkte het enorme beest met zijn uitzonderlijke
gewicht, grootte en kracht',
Na afloop van iedere voorstelling werd de olifant vastgezet aan een paaltje,
'een minuscuul stukje hout dat nauwelijks een paar centimeter in de grond
stak'. Waarom bleef het beest zo braaf op zijn plaats? Waarom rukte hij
zich niet los? Waarom ging hij er niet vandoor? Dat kwam omdat het beest
al als baby aan deze paal was gebonden. Toen had hij het zeker wel geprobeerd:
'Ik weet zeker dat het olifantje toen wel uit alle macht duwde en trok
om zich te bevrijden.' Maar het paaltje was te stevig voor het jonge dier.
Na diverse vergeefse pogingen had hij het opgegeven. Hij accepteerde zijn
lot: het paaltje was sterker dan hij. Hij kon het niet. Daarom, zegt Bucay,
zeggen wij zo vaak: 'Ik kan het niet.' Niet omdat we het niet kunnen,
maar omdat we ooit hebben geleerd dat we het niet kunnen.
Elk ogenblik in je leven is waardevoller dan al het andere in de wereld.
We leven in het hier en nu maar met al die mooie momenten van hiervoor.
Niet alleen hemelvaart is een dag om naar de hemel te kijken, ook vandaag
kunnen we dag doen. Ook vandaag kunnen we ervoor gaan met heel ons hart
met heel ons hebben en houden.
Onze diepe angst, zegt Nelson Mandela, is niet dat we onmachtig zouden
zijn. onze diepste angst betreft juist onze niet te meten kracht. Niet
de duisternis, maar het licht in ons is wat wij het meeste vrezen.
Wij mensen zijn tot alles in staat wanneer we ons wakker schudden, ons
loswurmen uit onze vooroordelen en veronderstellingen, onze vaste patronen
van denken en vooral ook van doen.
Elke dag, elk uur, elk ogenblik in ons leven is daar de liefde van God,
wij mensen kunnen stralen in Gods aangezicht. Misschien wordt het dus
tijd om het opnieuw te proberen. Met heel je hart en al je kracht.
En zo zij het.
|
|
|