Bijdrage Henk Kemper, viering 1 oktober 2006
 
 

Voorganger: Henk Kemper

Lector: Hedwig Buren

Doopviering van Isa

 
 

 

 
         
 

Lezingen:

Numeri 11; 25-30

Marcus 9; 38-50

1 Joh. 4; 11-18

 
         
 

Inleiding op de dienst

Het thema dat ik deze dienst meegaf is: “Een goed voorbeeld doet goed volgen.” We hebben net een stuk tekst gehoord dat aan de kinderen werd voorgelezen. Wij lezen straks de “volwassenen-versie.” Wat me opviel is dat de versie van de kinderen zoveel toegankelijker lijkt dan die van ons. Maar ja, dan hadden we maar niet groot moeten worden. We zullen ons vandaag bezighouden met het doorgeven van het verhaal. Aan wie is dat eigenlijk toevertrouwd. Moet je op de een of andere manier gerechtigd zijn om de verhalen uit de bijbel, de verhalen van Jezus van Nazareth door te vertellen. Of gaat dat anders. Hoe houden we de verhalen levend, zodanig dat we er iets aan hebben.

 

We zullen halverwege deze viering Isa Alexandra Maria opnemen in de gemeenschap van mensen die zich geïnspireerd voelen door de woorden van Jezus. Bij de voorbereiding van deze dienst spraken we in de liturgievergadering, samen met Nicole, de moeder van Isa, over de zin van de teksten. Het viel ons op dat met name de teksten uit het oude testament zo hard lijken. Vandaag wil ik op zoek naar de woorden achter de woorden. Waarom zijn ze opgeschreven zoals ze opgetekend staan en wat hebben die oude woorden ons vandaag te bieden.

 

We zullen in woord en muziek stil staan bij de thematiek van de liefde. De liefde die in ieder van ons zit en die de drijfveer is om in de hectiek van de hele week staande te blijven. De liefde ook die we aan onze kinderen voorleven en overdragen.

 

Laten we aan het begin van deze dienst stil worden en onze eigen gedachten een plek geven in deze viering. Laten we ons richten op de dingen waarvoor we hier gekomen zijn.

Ik wens ons allen een inspirerende viering toe.

 

Overweging

Vorige week, toen Marina voorging, luidde haar openingszin: “de piketpalen zijn geslagen.” De lezingen in die viering gingen namelijk over de vestiging van de kerk als instituut. Hoe wilde Jezus zijn beweging vormgeven. Wie waren de belangrijksten van de leerlingen als het gaat om het uitvoeren van gezag dat bij een instituut, bij een instelling hoort. Het was Jezus die in de lezingen liet horen: wie de belangrijkste wil zijn, moet juist de minste van allen willen zijn. Vandaag lezen we weer een slag verder en we komen bij de verdere uitvoering van de verbreiding van de leer van Jezus. Niet alleen Jezus worstelde met de last van dat wat mensen zo bekend voorkomt: de worsteling van: wie mag spreken in naam van. Wie heeft de autorisatie gekregen om namens anderen te spreken of Gods woord te vertalen. En wie verleent die autorisatie eigenlijk.

 

In de eerste lezing horen we over het Joodse volk dat door de woestijn trekt. Het is Mozes die het volk aanvoert. Mozes die diverse keren een soort van directe verbinding heeft met God de Schepper. Als Mozes in gesprek is met zijn Schepper daalt de Geest van de Heer af in een wolk tussen de mensen. Er staat: “zodra de geest op de zeventig oudsten van het volk rustte begonnen zij te profeteren.” Profeteren moeten we hier verstaan als het vertalen van woorden van de Eeuwige. Het doorgeven van dingen die voor een volk belangrijk zijn om te onthouden. Kennelijk was het profeteren voorbehouden aan een bepaald aantal mensen. In elk geval niet aan twee van hen die tóch profeteerden: Eldad en Medad. Zij waren volgens de gebruiken niet geautoriseerd om te profeteren. Zodra Mozes terugkeert van zijn gesprek met God worden Eldad en Medad erbij gelapt. Het volk kan niet verdragen dat mensen die volgens de gebruiken niet gerechtigd zijn te profeteren, tóch Gods woorden doorvertalen.

Op niet mis te verstane wijze repliceert Mozes dat het wenselijk zou zijn dat álle mensen zouden profeteren. Hij zegt dus eigenlijk dat het wenselijk zou zijn dat alle mensen Gods woorden écht zouden verstaan en ze zouden doorvertellen. Dan zou dat een zegen zijn voor allen.

 

Jezus klinkt in de tweede lezing bepaald niet mals. Zo'n lezing waarvan je denkt: da's lekker voor een doopviering waarin we praten over God is liefde. Jezus klinkt in de tweede lezing nog scherper dan Mozes. Allerhande straffen houdt hij ons voor en zijn woorden klinken heel hard. Zó hard dat je wel op zoek moet gaan naar dat wat er staat. Zo'n geval van “er staat niet wat er staat.” Laten we eens zoeken naar wat er dan wel wordt gezegd. Wij kwalificeren de woorden die in de tweede lezing staan als straffend en onheilspellend. En het is ook niet niks als er gezegd wordt dat ledematen die je dwars zitten maar onbeperkt afgehakt moeten worden. Maar gaat het over ledematen zoals de ledematen van een menselijk lichaam ? Of gaat het in overdrachtelijke zin over andere dingen. De ballast bijvoorbeeld die je als mens meeneemt en waarvan je dénkt dat het belangrijk is. Ballast zoals rijkdom, aanzien, geld, goederen… Jezus beweert dat het beter is afstand te doen van die ballast als deze een belemmering vormt voor het volgen van de echte waarheid. Als ballast je ervan weerhoudt de goede weg van Jezus te volgen, dan kun je er beter afstand van doen. Want dan ontstaat er ruimte om écht te gaan voor waar het om hoort te gaan. Het eerste deel van dit stuk schriftlezing zal ons ongetwijfeld meer aanspreken dab het tweede stuk. In het eerste stuk spreekt Jezus over de mensen die zijn leer in praktijk willen brengen. Wie een beker water geeft aan een ander domweg omdat hij dat als Christelijke opdracht ziet en dat als vanzelfsprekend ziet, díe hoort beloond te worden. Mensen die zo handelen moet je niet beletten. En wat meer is, je moet ook niet kijken naar hun achtergrond. Die laatste is een mooie, nietwaar: niet kijken naar iemands achtergrond, maar naar iemands daden !

 

Johannes vraagt Jezus wat hij er van vindt dat iemand die demonen uitdrijft in zijn naam. Het simpele antwoord van Jezus is dat iemand die dat in zijn naam doet, vooral niet tegengehouden moet worden. In gewoon Nederlands vertaald staat er dat iemand die goed doet aan een ander, niet tegengewerkt moet worden. In relatie tot het tweede deel van de lezing, waarin hel en verdoemenis beloofd wordt aan iedereen die Gods woord tegenwerkt, staat er dus dat geen straf erg genoeg is als iemand die het goede doet aan een ander, tegengewerkt wordt. Toegegeven: het is overdreven en behoorlijk zwaar aangezet gezegd, maar uiteindelijk niet minder waar. Het is ook niet van belang of je Jood bent, of Christen, Moslim of Hindoe. Het gaat niet om het etiket, maar het gaat om de daden. Staat er niet geschreven: aan de vruchten herken je de boom. Oftewel: je daden tonen hoe je in het leven staat.

 

De Joden in de tijd en in de omgeving van Jezus waren misschien nog teveel bezig met autorisatie van personen die handelingen wel of juist niet mochten verrichten. Het is Jezus die ons leert dat het aan ieder van ons is om iets goeds voor een ander te betekenen. Zijn leer is door iedereen uitvoerbaar. Ieder met zijn of haar eigen talent. Dat brengt me vrijwel naadloos naar de laatste lezing van vandaag, de lezing van Johannes. Het brengt me ook op de opneming van Isa in onze gemeenschap. De tekst cirkelt rond het idee dat mensen die écht geloven in de leer van Jezus ook in staat zijn er uiting aan te geven. Dat doen zij omdat het goed doen aan mensen is geworteld in ons bestaan. Geworteld omdat het besef dat God diep in onszelf aanwezig is, ons drijft en ons constant richt op de juiste weg. Zoals we zongen in het lied “Dieper dan de brandhaard in het vuur is. Dieper dan in de typhoon de stilte.” Gods woord zit zo diep in ons. Zoeken we buiten onszelf dan zoeken we verkeerd. We moeten er op durven vertrouwen dat Gods woord in onze eigen ziel te vinden is.

 

Vandaag, zo meteen, zullen we Isa gaan dopen. Zij kwam als mensje in onze omgeving. Als mensje in het leven van Nicole. Vurig gewenst omdat jij, Nicole besefte dat het moment daar was om een kind te willen opvoeden. Niet in een alledaags patroon. Je hebt immers de keuze gemaakt Isa alleen, dat wil zeggen zonder papa in de dagelijkse gang van zaken op te voeden. Dat doet een groot beroep op je verantwoordelijkheid. En het maakt ook duidelijk dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid kunnen en zullen nemen. Het is nu aan ons, aan iedereen die Isa zal omringen, haar te vormen, bij te staan en op te nemen in de kring van mensen die Jezus als voorbeeld zien. Jezus als baken in de hectiek van alledag waar Isa gelukkig nog lang geen weet van heeft. Wij volwassenen weten dat wel. En we weten dat wij, vrienden en bekenden, de omgeving van Isa het zijn die kinderen vormen. Uiteindelijk zal Isa een moment bereiken dat ze zelf keuzes zal gaan maken. Laten we hopen dat wij haar dan de goede dingen hebben voorgeleefd. Dingen die zij zó waardevol vindt dat ze het waard vindt die na te leven.

 

Wij zijn in deze fase van haar leven aan zet, met het oogmerk haar voor te leven wat belangrijk is. Waarden en normen gieten wij in. Het feit dat wij Isa vandaag dopen onderstreept onze intentie om Isa de dingen mee te geven die we van belang vinden. Dat we menen dat mensen er moeten zijn voor andere mensen. Dat je niet alleen leeft, maar in relatie staat tot andere mensen en niet te vergeten in relatie tot God. Maar nogmaals: het is Isa gegeven ooit haar eigen keuzes te maken. Laten we dan hopen dat zij op haar beurt ook weer gids zal zijn voor andere mensen. Dat ook zij het belang zal inzien van het vormgeven aan een menswaardige wereld. Op die manier komt er aan de normen en waarden die zo goed werden vertaald door Jezus van Nazareth geen einde. Wij geven het nu door aan onze kinderen; kinderen straks op hun beurt weer aan hun kinderen. Nog heel even terugkijkend naar de eerste lezing: er stonden mannen op de lijst om kennelijk te mogen profeteren. Alles was geregeld; alles georganiseerd. Moet je op een lijst staan om te mogen vertellen over Jezus, over God, over weldaad aan mensen, vragen we ons vandaag af ???? In het boek Numeri was dat nog wel zo. Daar was alles keurig geregeld en waren er lijsten waarop de namen stonden van hen die mochten spreken, die mochten profeteren. Gaan langs vastgestelde, georganiseerde, gebaande wegen.

 

Nicole, jij stond, gegeven het feit dat je een vrouw bent op een lijst om een kind te baren. Moet alles gaan langs gebaande wegen, langs gevestigde patronen ? Moeder én vader, vaststaande patronen. Het feit dat Isa er is. Het feit dat ze zo welkom is in deze wereld en dat we het haar zo gunnen haar eigen leven te leiden in het licht van het doorvertellen van het verhaal van mensen en hun Schepper, maakt duidelijk dat er geen vaststaande patronen zijn. Onze Schepper daagt ons uit te zoeken naar de grenzen van ons kunnen. Te zoeken naar mogelijkheden en niet naar beperkingen. Maak gebruik van je talenten houdt hij ons voor. Het opent een wereld van kansen voor Isa én voor ons. Als dat geen verhaal is om blij van te worden, dan weet ik het niet meer. Niets is vanzelfsprekend. Respect voor elkaar tonen en daar naar leven. Daar draait alles in het leven om. Dat we elkaar opvoeden in die geest. Dat we elkaar daar op aanspreken, dát is wat kracht geeft en wat zout geeft, smaak aan de samenleving. Ieder kan op zijn of haar beurt op zijn tijd het zoutvaatje hanteren.

De kinderlezing van vandaag maakt het zo eenvoudig duidelijk. En daarom zullen we aan het einde van de dienst, in aanwezigheid van de kinderen de essentie van het verhaal van vandaag in alle eenvoud herhalen. Zorg dat jullie het zout in jezelf niet verliezen en bewaar onder elkaar de vrede. Moge het zó zijn.

    

Slotgebed

We zijn aan het einde gekomen van deze viering.

Hopelijk hebben Hedwig en ik iets kunnen aanreiken waarmee we de komende week iets kunnen. Ook iedereen die achter de schermen werk verrichtten bedankt, zoals de mensen van de koffie en zij die zorgen voor het klaarzetten van alle spullen. De vanzelfsprekende dingen gebeuren toch maar en daarom is een bedankje op zijn plaats. We zien elkaar straks bij de koffie en het napraten; dat hoort ook bij kerk-zijn. Wie weet horen we van mensen die onze steun de komende week hard nodig hebben !

Laten we ons nu gesterkt weten door de gedachte dat we allemaal, niemand uitgezonderd, iets kunnen betekenen voor een ander. Want dat is ons Godsgegeven geschenk.

 

Zegen

Laten we, voor we naar huis gaan, de zegen vragen over ons doen en laten in de komende week:

Moge de Heer ons zegenen en behoeden.

Moge de Heer de glans van zijn gelaat over ons spreiden en ons genadig zijn.

Moge de Heer zijn gelaat naar ons keren en ons vrede schenken.

 

In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

 

Ik wens jullie allemaal een heel fijne zondag.

 

 
     
     
     

 

   
     
     
     
     
     
       
 

| voorgangers | Henk's hoofdpagina|

 
 

RG 2006-10-01 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl