Met bijdragen van Mimi Christiaans, Fons Ruitenbeek, Fred Vos, Christien Wartena en Ton Wiemers
Naar een idee en onder redactie van Catrinus Mak, Diana Vernooij en Fred Vos
Verantwoording
Voor u ligt het eerste katern uit het project
De Duif 1999: bouwen in onzekerheid - basisgemeente op doortocht,
van de werkgroep die zich heeft gebogen over het deelthema: Gemeenschap
als verbondenheid van God met mensen en mensen met elkaar. Het
is een verzameling deels eerder gepubliceerde artikelen,
aangevuld met persoonlijke belevenissen van Duifleden. De artikelen
bestrijken de periode van begin 1974 tot en met 1986 waarin naar
het inzicht van de werkgroep voor de Duif belangrijke ontwikkelingen
plaatsvonden. De verhalen overlappen elkaar deels. De werkgroep
vond dit geen bezwaar. Het is juist interessant te zien hoe er
op verschillende momenten door betrokkenen tegen de gebeurtenissen
wordt aangekeken. Boeiend is het al lezend te ontdekken dat verschijnselen
die zich op dit moment in De Duif voordoen, door het historisch
perspectief in een nieuw licht komen te staan. Vooral mensen die
nog niet zo lang meedraaien zullen dit zo beleven.
Samen met de nog toe te voegen ervaringen uit de viering
op zondag 17 januari 1999 en de verwerking hiervan, moet dit
katern uitgroeien tot een vertelling, hoe een traditionele roomse
parochie in de loop van 25 jaar met
vallen en opstaan weet uit te groeien tot uiteindelijk een basisgemeente
pur sang.
De werkgroep pretendeert met het nu gepresenteerde werkstuk niet volledig te zijn. Dat is binnen het gekozen concept en de gegeven tijd ook niet mogelijk of wenselijk. Dit katern is in eerste instantie bedoeld om herinneringen op te halen, terug te blikken, van die verhalen te leren en erop voort te bouwen, bijvoorbeeld in een viering. Dit katern wil daarbij een aanzet zijn, een eerste handreiking geven tot verdere ontwikkeling. De werkgroep hoopt dat degenen die in de komende maanden met deze materie verder aan de slag gaan, deze aanvullen en uitbreiden met nieuwe gedachten en inzichten. Maar vooral ook met verhalen over de daden die dit tot gevolg heeft. Wij roepen alle Duiven en gelijkgestemden op mee te helpen bouwen, in onzekerheid maar met vertrouwen.
De leden van de werkgroep: Lida Alberse, Mimi Christiaans, Catrinus Mak, Fons Ruitenbeek, Diana Vernooij, Fred Vos, Christien Wartena
Epiloog
Vrij naar Deuteronomium 6, 20-5; 7, 9; 16, 11-12
Wanneer je kind later vraagt: "Die Duif, wat is dat toch voor een kerk, en waarom is hier alles besloten en ingesteld zoals het is?", dan moet je het antwoorden: "Ooit waren wij ondergeschikt aan kerkelijke autoriteiten aan wie wij blindelings moesten gehoorzamen, die ons geen eigen verantwoordelijkheid gunden, ons niet als mensen met gelijke rechten en plichten beschouwden en die buiten ons om beslisten over onze toekomst. Van hen hebben wij ons losgemaakt en samen met anderen die uit soortgelijke situaties wegtrokken zijn wij zélf op weg gegaan in de hoop de belofte van God waar te maken. Op hoop van zegen van de getrouwe God, die het Verbond gestand doet en vol erbarmen is tot in het duizendste geslacht voor wie Hem liefhebben en zijn geboden onderhouden. Deze plaats dient ons als pleisterplaats op onze tocht, om elkaar te ontmoeten, te bemoedigen en vast te houden, om feest te vieren en om ons steeds weer te bezinnen op onze koers naar een nieuwe hemel en aarde, naar een ware oikoumenè, dat is een waarlijk bewoonbare wereld waar gerechtigheid en vrede heersten door allen en voor allen. Daarom staat deze plaats open voor iedereen die ons ideaal deelt, ongeacht ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status, in het besef dat ooit ook wij ondergeschikt waren".
Deze tekst van Fons Ruitenbeek werd eerder gebruikt in de
viering op
10 januari 1999 over democratie en oecumene in De Duif: '25
Jaar samen de baas'.
Hoe verder na de kraak
De kraakactie van begin 1974 was een vrij spontane daad als reactie
op het sluiten van de Duifkerk. Het enige doel was het openhouden
van de kerk, in eerste instantie voor het voortzetten van de zondagse
liturgie. Daarnaast dacht men aan een multifunctioneel gebruik
van het kerkgebouw als middel om dat doel te bereiken.
De kern van de actie werd gevormd door dirigent en leden van het
parochiële zangkoor. Daarom dacht men allereerst aan een
muzikale invulling en er werden dan ook weldra met veel succes
concerten georganiseerd. Bekende musici en orkesten stonden op
het podium. Het eerste uitgangspunt waar het allemaal om begonnen
was, namelijk de liturgie, werd door de concerten in belang overtroffen.
Toen na enige tijd bleek dat de actie er een ging worden van lange
adem, ontstond de noodzaak voor het formuleren van lange termijn
doelstellingen en dat leidde tot ernstige tweespalt. Die werd
opgelost in augustus 1976 en leidde tot het heengaan van de voorzitter,
een van beide pastores en veel koorleden. De Duifgroep bleef zitten
met een gigantische financiële puinhoop, geërfd van
het vorige bestuur en door nu gebleken wanbeheer. Er volgde een
jaar van hard werken om de geleden schade te herstellen, orde
op zaken te stellen en financiële verplichtingen te voldoen.
Begin 1977 was de Duifgroep eraan toe om nieuwe plannen te maken
voor een ongestoord voortbestaan. De enige overgebleven pastor,
Ton Wiemers, die nu tevens voorzitter was van de Duifgroep, meende
te moeten inhaken op twee ontwikkelingen.
Citykerk, basisgroep of verdeelde
parochie
Vanuit de Citykerk, waarmee De Duifgroep via een goede verstandhouding
met deken Suidgeest inmiddels informeel contact had, kwamen er
signalen dat er wellicht een plaats zou zijn binnen de Citykerk
als De Duif een duidelijke eigen signatuur zou bezitten. Alle
oude binnenstadsparochies waren immers samengevoegd tot één
enkele parochie, maar die ene parochie wilde wel een aantal kerken
openhouden met het oog op de speciale 'cityfunctie' van de binnenstad.
Dan moesten al die kerken echter elk wel iets aparts 'te bieden'
hebben. De Citykerk zou een veelkleurig liturgisch aanbod moeten
bieden aan de vogels van diverse pluimage, die men in de Amsterdamse
binnenstad aantreft. De vraag was dus: wat is het typische dat
De Duif aan het kerkelijke palet kan toevoegen?
In de jaren zeventig was op kerkelijk gebied een belangwekkende ontwikkeling gaande. Overal ontstonden zogenaamde basisgroepen en kritische gemeenten, die onderling contact zochten. In 1972 hadden de eerste landelijke bijeenkomsten plaats. Septuagint, een organisatie van oorspronkelijk alleen priesters, later ook van predikanten, stuurde vanaf eind 1973 een informatiebrief rond. Daaruit ontstond twee jaar later de landelijke werkgroep 'Dienst aan basisgroepen en kritische gemeenten'. In september 1977 deed deze werkgroep een publieke oproep om een landelijke beweging te vormen. Wiemers, die een en ander op de voet had gevolgd en zelf lid was geweest van Septuagint, schreef op 10 oktober 1977 een brief namens De Duif aan de werkgroep. Dat was het eerste contact met de Basisbeweging Nederland (BBN), die overigens pas zou worden opgericht op het eerste congres op 11 maart 1978 in de Dominicuskerk, waar een delegatie van De Duif bij aanwezig was.
Gebouw en gemeente in stand
houden
Het zal duidelijk zijn, dat Wiemers in deze ontwikkeling een mogelijkheid
zag om aan de vraag van de Citykerk te voldoen. Met andere woorden:
wanneer De Duif erin zou slagen zich als typische basisgroep te
profileren en als zodanig een typische signatuur te verwerven,
zou aan de voorwaarde van de Citykerk zijn voldaan, zou De Duif
daarin een eigen plaats kunnen verwerven en zou de instandhouding
van kerkgebouw en gemeente gewaarborgd zijn.
Het probleem was alleen dat De Duif van oorsprong een parochie
was en het is bijna onmogelijk van een parochie een echte basisgroep
te maken. Het ontstaan van een basisgroep veronderstelt namelijk
een van binnenuit spontaan gegroeide eensgezindheid. Het was de
vraag of de eensgezindheid om als groep de kerk open te houden
voldoende fundament zou blijken. Deze twijfels sprak Wiemers al
uit in zijn eerste brief aan de werkgroep van de BBN.
Om deze ontwikkeling te stimuleren moest er iets worden gedaan. Noch de algemene vergaderingen (AV) van De Duif, die Wiemers als voorzitter leidde, noch de zondagse diensten onder zijn leiding leken aangewezen gelegenheden om dit proces te entameren. De eerste pogingen hiertoe waren bovendien niet hoopgevend. Daarom stelde Wiemers voor een soort beleidsorgaan te vormen waarin de toekomstplannen en de lange termijn doelstellingen van De Duif konden worden bestudeerd. Omdat 'beleidsraad' voor de democratische uitgangspunten van De Duif wat te bedreigend zou klinken werd de naam 'klankbordgroep' voorgesteld aan de AV. Na een hevige discussie kreeg Wiemers in de AV van 29 maart 1978 toestemming om deze klankbordgroep op te richten en op 22 mei daaropvolgend had de eerste vergadering plaats. Voor Wiemers was het nieuwe werk voor deze groep een goede aanleiding om het voorzitterschap van De Duif neer te leggen. Dit kreeg zijn beslag in de AV van 7 juni.
Chilenen en Marokkanen geven
De Duif een nieuwe functie
De beraadslagingen van de klankbordgroep hadden gemakkelijk kunnen
verzanden in droge, theoretische discussies, maar praktische gebeurtenissen
hielpen een handje mee. In de maand mei van dat jaar vroeg een
groep Chileense vluchtelingen toegang tot de kerk voor het houden
van een hongerstakingsactie. Ze kregen toestemming onder voorwaarde
dat het geen hongerstaking zou worden 'tot aan de dood'. In juli
kwam eenzelfde verzoek van 182 Marokkanen, die bedreigd werden
met uitzetting uit ons land. Ook voor hen werd de kerk opengesteld.
Hun actie zou drie maanden duren, uitgebreid verslagen worden
door de landelijke media en in oktober met succes bekroond. Dit
alles gaf een grote bekendheid aan De Duif en de Duifgroep kreeg
veel krediet bij de recent opgerichte BBN (Basisbeweging Nederland).
Probleem was alleen dat de actie van de Marokkanen weliswaar
in De Duif had plaatsgehad, maar geen actie was van De Duif en
dat er maar heel weinig Duifleden actief aan deelnamen. De besprekingen
in de klankbordgroep waren dan wel heel vooruitstrevend, er was
weinig mogelijkheid het daar geventileerde te laten doorklinken
in de hele Duifgroep. Aan pastor Wiemers werd te verstaan gegeven
dat hij in zijn preken het woord basisbeweging maar liever niet
moest noemen. Er bleek in De Duif onvoldoende voedingsbodem aanwezig
om zich thuis te voelen in de links-kritische taal en de nagenoeg
onvoorwaardelijke links-politieke levenshouding die de BBN van
haar leden verlangde - zo werd dit althans in De Duif gevoeld
----- laat staan daarvoor geld beschikbaar te stellen. Na zich
losgemaakt te hebben van bevoogding door bisdom en Citykerk, zag
men in de BBN-organisatie een nieuw gevaar en men begreep niet
dat men daar niet ook alles pro deo deed, zoals in De Duif.
Zoals de klankbordgroep haar voeling met de Duifgroep verloor,
zo kon ook de vertegenwoordiger van De Duif in de landelijke raad
van de BBN het aldaar besprokene maar moeilijk kwijt in de algemene
vergadering. Een betreurenswaardige ontwikkeling, want er had
tussen het geëngageerde enthousiasme van de BBN en de nuchtere
afstandelijkheid van De Duif een voor beiden voordelige wisselwerking
kunnen ontstaan.
In het begin zag het er hoopvol uit. In september bezocht de landelijke
coördinator van de BBN, Fred Keesen, een vergadering van
de klankbordgroep. In dezelfde maand verscheen het document 'Visie
en Program' van de BBN, met het verzoek om reacties van de groepen.
De reactie van De Duif in oktober daaropvolgend is nog steeds
een zeer leesbaar stuk.
Duif als vrijplaats voor aanhangers
van oecumene
Een ander belangwekkend stuk van de klankbordgroep is 'Uitgangspunten
voor een nieuwe koers' van Kerstmis 1978. Daaruit is vooral van
belang de constatering '
dat De Duif, met name door wat er
gebeurde tijdens de Marokkanenactie, zich ontwikkeld heeft tot
een oecumenische kerk en dat een dominee, dr. Ernst Stern, zich
bij De Duif heeft aangesloten en door iedereen als voorganger
wordt aanvaard
'
Uitgangspunten voor een nieuwe
koers
Geformuleerd door de klankbordgroep De Duif en genoteerd
door Ton Wiemers, Kerstmis 1978 - Vijf
jaar geleden begonnen wij onze actie om De Duif te redden. In
de eerste verklaring die wij toen uitgaven stelden wij meteen,
dat het ons niet ging om een stenen gebouw maar om een bedreigde
gemeenschap, die zijn tehuis en daarmede zijn identiteit dreigde
te verliezen. Die identiteit steunde op een gevoel dat niet zo
gemakkelijk onder woorden was te brengen. Het onder één
noemer brengen van actiegroep en kerkgangers - twee heterogene
groepen die elkaar in de praktijk altijd weer bleken te vinden
- bleef een theoretisch probleem. De klankbordgroep is hier vorig
jaar voor opgericht.
Het werk van deze groep is kort na haar oprichting sterk gesteund
door twee gebeurtenissen, die de ontwikkeling van De Duif in een
stroomversnelling brachten:
a) onze aansluiting bij de Landelijke Basisbeweging en
b) de actie in onze kerk voor de 182 Marokkanen.
Op 11 maart woonden 2 leden van ons de landelijke bijeenkomst
bij van de basisbeweging in de Dominicus. Daar werd ons duidelijk,
dat wij ons moesten aansluiten. Het bestuur nam het desbetreffend
besluit en Ton Wiemers nam zitting in de landelijke raad als vertegenwoordiger
van de Duifgemeenschap.
Eventuele twijfels van de kant van de basisbeweging betreffende
ons horen bij de basisbeweging verdween rap door de actie die
wij in onze kerk hielden voor de met uitzetting bedreigde Marokkaanse
gastarbeiders. Wij kregen door die actie landelijke bekendheid
en instemming en wij hadden de voldoening dat deze actie met succes
werd bekroond. Van meer belang voor ons echter was, dat deze actie
intern heel wat op gang bracht. Wij werden als Duifgemeenschap
gedwongen kleur te bekennen tegenover onverwachte nieuwe vrienden
en bondgenoten. Wij merkten, dat wat wij dachten te doen als consequentie
van ons katholiek geloof menig katholiek afschrikte en veel mensen
binnenbracht die niet katholiek waren en veelal zelfs niet gelovig.
Een jarenlang gekoesterd verlangen in onze actiegroep, om van
De Duif een oecumenische kerk te maken, werd daardoor ineens werkelijkheid.
Eerdere pogingen resulteerden in incidentele diensten met reformatorische
predikanten, die echter hun eigen gemeente niet meekregen. Oecumenische
activiteit leek veel studie en gepraat vooraf te eisen waartoe
wij niet in staat waren. Wat onmogelijk leek bleek ineens vanzelfsprekend
gedurende de actie voor de 182: er worden spontaan oecumenische
diensten gehouden en dominees gingen voor in de eucharistie zonder
dat dat tot moeilijkheden leidde. Een der lessen van de actie
was dus: niet gepraat over theologie maar hulp aan mensen in nood
maakt verdeelde christenen weer één.
Deze les willen wij nu speciaal in praktijk gaan brengen. Als
Duifgemeenschap menen wij een bijzondere reden te hebben om oecumenisch
bezig te zijn. Christelijke verdeeldheid is een binnenkerkelijk
probleem en moet daarom binnenkerkelijk worden beëindigd.
Wij zijn een gemeente rond een kerkgebouw, hebben dus een duidelijk
kerkelijk karakter. Tegelijk evenwel zijn wij een conflictgroep,
opgericht uit protest tegen kerkelijk optreden., De r.k. overheid
erkent ons niet meer formeel, wel informeel als christenbroeders.
De
andere kerken blijken dat ook te doen, zodat onze positie een
ideale is om een algemeen-christelijke kerk te zijn, in de hoop
ooit door alle kerken te worden erkend. Zolang onze positie blijft
zoals zij nu is, zijn wij een ideaal oord voor oecumenische experimenten,
aangezien geen enkel kerkgenootschap aansprakelijk kan worden
gesteld voor wat in De Duif gebeurt. De Duifgemeente bestaat uit
katholieken, die 'katholiek' opvatten in de zin van het 'Credo'.
Wij willen geen eenheid forceren of suggereren wat er niet is
maar de eenheid vieren die er altijd geweest is.
Bij dit streven verkeren wij in de gelukkige omstandigheid gedurende
de actie voor de 182 een trouwe 'kerkganger' te hebben gevonden
in de persoon van ds. Ernst Stern. Gedurende de actie was hij
niet weg te slaan uit De Duif en menigmaal is hij voorgegaan in
de viering. In samenwerking met hem en zijn aanhang hopen wij
van De Duif een werkelijk oecumenische kerk te maken, waar een
christendom vorm krijgt dat leeft in een basisgemeente en zich
uit in praktische actie voor hulp aan mensen in nood, medemensen
die uitgebuit, gediscrimineerd of vervolgd zijn.
Het jaar 1979 zal een jaar moeten worden van hard werken om dit
program uit te werken. Het zal van de actiegroep vergen, dat zij
een stuk 'roomse autonomie' prijsgeven om van De Duif echt een
kerk voor allen te maken, een 'katholieke' kerk in de oorspronkelijke
zin van het woord.
--------------
Men was het punt voorbij, waar traditionele parochies stoppen.
Vanaf de start in 1974 was er een democratische bestuursvorm.
In 1979 waren er enkele lekenvoorgangers en later werd zelfs een
hele procedure ontwikkeld om eens per jaar voorgangers te kiezen.
Vrouwen en homosexuelen werden als voorgangers volledig en zonder
voorbehoud geaccepteerd. Er kwamen verbondsvieringen: vieringen
waarin niet alleen man en vrouw maar ook man-man en vrouw-vrouw
elkaar trouw beloofden. En het breken en delen van brood en wijn
werd door steeds meer Duiven als symbool gezien waarmee men wilde
aangeven: voor elkaar te willen klaarstaan in kleine en grote
zaken, met het Oude en Nieuwe Testament als voorbeeld. Men putte
daarbij moed uit de wetenschap dat men hiermee in de voetsporen
trad van Jezus, die niet anders deed dan uitleg geven aan het
Oude Testament.
De Duifgroep wilde katholiek zijn in de ware zin van het woord,
dat wil zeggen dienstbaar zijn voor iedereen en het 'rooms' daarbij
nadrukkelijk relativeren. Een brief aan de paus met een vraag
om bisschoppen in die geest werd op 4 februari 1979 door alle
Duifgangers ondertekend.
Brief aan de Bisschop van Rome,
Zijne Heiligheid Paus
Jan-Paul II,
Amsterdam, 4 februari 1979
Heilige Vader,
Aan onze kardinaal-aartsbisschop Willebrands liet u weten graag
op do hoogte te worden gebracht van alles wat er leeft in de Kerk
van Nederland. Dit was voor ons aanleiding om u deze brief te
schrijven.
Wij zijn een groep gewone gelovigen uit de Amsterdamse binnenstad.
Onze parochie is eeuwenoud, ons kerkgebouw is ook heel oud en
wijzelf zijn deels oud en deels heel jong. De ouderen onder ons
hebben veel in de Kerk zien veranderen maar we hebben dat niet
passief over ons heen laten komen.
Het Tweede Vaticaans concilie hebben wij intens meebeleefd. Er is hier veel over gepraat en er is in die dagen bij ons een grote verwachting gegroeid. Wij zijn er eigenlijk andere mensen door geworden. Vroeger voelden wij ons als schapen in een kudde, wij lieten ons leiden door onze herders. Nu hebben wij echter begrepen dat wijzelf verantwoordelijk zijn voor de Kerk. Dat is wel niet ze gemakkelijk maar wij willen die verantwoordelijkheid wel aanvaarden en voelen die als een bevrijding. Want het Vaticaans Concilie heeft ons weer geleerd dat het evangelie ons bevrijding brengt. Wij leven niet meer zoals vroeger onder de angst voor zonde en doodzonde, niet meer onder de druk van onbuigzame wetten, de Kerk is voor ons veel menselijker geworden en staat minder ver af van ons leven van alledag. Wij hebben veel beter leren begrijpen, dat ons geloof ons leven moet beïnvloeden. Voor de jongeren onder ons is dit allemaal vanzelfsprekend. Zij begrijpen niet, dat in een democratische samenleving de Kerk het zich zou kunnen veroorloven minder democratisch te zijn. Zij willen graag naar hun herders luisteren maar verwachten dan ook dat hun herders naar hen kunnen luisteren. Wij zijn in ons land gewend het evangelie heel ernstig te nemen, daarom zal er ook altijd wel veel verdeeldheid zijn geweest onder de christenen van Nederland. De oude verdeeldheid zijn wij nu gelukkig aan het opruimen, de achtergronden daarvan zeggen ons niet veel meer.
Maar nu dreigt er nieuwe verdeeldheid te ontstaan. Er zijn mensen die de geest van het Tweede Vaticaans Concilie niet kunnen aanvaarden. Die willen ons weer dwingen in het oude katholicisme, gericht op de persoonlijke heiliging van de individuele ziel en zij geven alleen maar oude antwoorden op nieuwe vragen waar wij mee zitten. Wij willen graag samen zoeken naar toepassing van de boodschap van Jezus op onze samenleving van vandaag. Wij willen graag wat doen voor meer rechtvaardigheid in de wereld en daarin werken we graag samen met anderen, ook al noemen die zich geen christenen. Mensen in nood halen we graag binnen, ook in ons kerkgebouw. Al verschillende, malen is ons kerkgebouw dan ook al wekenlang, eenmaal zelfs maandenlang een toevluchtsoord geweest voor bedreigde groepen. Dat geeft veel rommel in de kerk en werk voor onze parochianen maar wij vinden dat nog beter dan bidden, al doen wij dat ook.
Heilige Vader, wij hebben gehoord
dat u zich zorgen maakt over ons land. Wij hopen daarom, dat u
juist diegenen zult gaan steunen die samen met het gelovige volk
zoeken naar nieuwe wegen voor de verwezenlijking van het Rijk
Gods. U bent degene die onze bisschoppen benoemt. Geef ons dan
geen herders meer die hun helpers in de ban doen. Geef ons alstublieft
bisschoppen die samen met ons op weg gaan. Dan hoeft, u zich niet
zoveel zorgen te maken. Voor grote godsdienstige manifestaties
lopen wij niet zo gauw warm maar voor een daadwerkelijk in praktijk
brengen van het evangelie willen velen van ons zich graag en van
harte inspannen.
--------------
De Duif wilde een open kerk zijn en in die geest was de reactie van de klankbordgroep op de definitieve tekst van 'Visie en Program' van de BBN ook positief, met die aantekening ' dat de politieke consequenties van ons geloof wel door de Duifgroep worden onderschreven, mits ze als aanbevelingen worden gepresenteerd en niet als door de BBN vastgesteld...'
Opnieuw verdeeldheid over BBN-elite
In juni moest definitief worden beslist over het lidmaatschap
van De Duif bij de BBN op basis van het vastgestelde eindconcept
van Visie en Program. Nu bleek duidelijk dat de meningsvorming
binnen de klankbordgroep niet parallel liep met die in de rest
van de Duifgemeenschap. Er was een tegenstelling ontstaan die
duidelijk bleek bij de stemming: 18 voor en 40 tegen. De voorstemmers
vielen praktisch samen met de leden van de klankbordgroep.
Omdat die tegenstelling in meer basisgroepen bestond, was in BBN-kringen
de visie ontwikkeld van 'kern' en 'dampkring'. In die visie zouden
de voorstemmers in De Duif toetreden als kern en de rest zou de
dampkring vormen. Die tweedeling werd binnen De Duif aangevoeld
als de vorming van een nieuwe elitaire laag en dat deed geen goed.
Een lekenkerk?
In de loop van 1979 rijpten binnen de klankbordgroep de gedachten
om het oecumenisch karakter van De Duif vast te leggen en te evolueren
van een clericale naar een lekenkerk. Ton Wiemers stelde zijn
positie als vaste pastor ter discussie, Ernst Stern werd definitief
als voorganger aanvaard en er werd naar gestreefd om ook leken
te laten voorgaan. In september 1979 nam een van de leken de plaats
van Ton in als raadslid van de BBN namens De Duif. De Duifgroep
kreeg meer contact met andere basisgroepen in Amsterdam, met de
Zaanstadecclesia, met 't Eikske in Landgraaf, en had bemoeienis
met de actie van de Syrisch-Orthodoxe christenen, die na een actie
in de kathedraal van Den Bosch hun actiecentrum in De Duif vestigden.
Helaas blijkt langzamerhand ook dat al deze ontwikkelingen
in activiteiten en ideeën binnen de klankbordgroep niet alleen
slecht aansloegen bij de rest van De Duif, maar daar ook irritatie
opriepen. Er werd steeds gezegd: 'wij zijn zover nog niet', maar
er bleek geen enkele animo te bestaan om ooit zover te komen.
De klankbordgroep bleek niet als klankbord van De Duif te kunnen
fungeren.
Naar buiten toe ging het echter prima. Op 1 april 1980 trad De
Duif op als gastvrouw voor een ontmoetingsdag voor Amsterdamse
en Zaanse basisgroepen.
Voor de interne problemen werd een oplossing gevonden door een besluit van de algemene vergadering om een bezinningsweekend te houden voor alle Duifleden. Dat besluit viel op 18 april 1980 en het weekend werd gehouden op 31 mei en 1 juni. De klankbordgroep werd na 27 vergaderingen ontbonden en voor De Duif werd een nieuwe organisatiestructuur bedacht: een aantal vaste werkgroepen waarvan de coördinatoren het bestuur vormen. Hiermee waren de tegenstellingen verleden tijd.
De uitvoering van de besluiten liet echter op zich wachten. Uit teleurstelling hierover en omdat hij het wekelijks voorgaan in de vieringen niet langer kon opbrengen trok Wiemers zich uit De Duif terug. Pas op het moment dat er voorgangers uit de gemeente werden gekozen keerde hij weer terug. Het zou nog tot 1986 duren voordat het proces van bewustwording en het vinden van passende procedures min of meer was voltooid.
'Nooddiensten'
Fred Vos - In 1978
zou Ton Wiemers voorgaan in de Kerstnachtviering, als gebruikelijk
om 0:00 uur 's nachts. Wiemers was tijdens een dineetje met vrienden
op kerstavond zo geboeid door de discussies dat hij de tijd uit
het oog had verloren en pas klokslag 0:00 uur in De Duif arriveerde,
exact het moment waarop de viering had moeten beginnen. Vanaf
23:30 uur was, na tal van telefoontjes en bij een steeds voller
rakend kerkgebouw, een zoekactie gestart door een aantal Duiven.
De tussenliggende tijd werd door het koor 'volgezongen' met kerstliederen,
carols en samenzang. Het koor en de met de organisatie belaste
Duiven reageerden nerveus. Wiemers daarentegen behield een stoïcijnse
kalmte.
Na die gelegenheid werd een aantal Duiven zich bewust van de kwetsbaarheid
van de Duifgroep, althans wat betreft de vieringen. Men was met
de neus op de feiten gedrukt. Er hoefde Wiemers maar iets te overkomen
en de viering kon geen doorgang vinden. Een zondag zonder viering
was iets ondenkbaars (is dat overigens nog steeds). Enkele mensen
hebben zich toen gebogen over de samenstelling van twee 'nooddiensten'.
Dit waren in feite de eerste lekenvieringen die gehouden konden
worden, mocht de vaste voorganger iets overkomen. Ze zijn later
ook geregeld gebruikt.
Frustraties en observaties:
spanningen rond de identiteit
In de zomer van 1980
trok Wiemers zich uit frustratie over de trage besluitvorming
terug uit De Duif. In die tijd onderhield Mimi het contact tussen
De Duif en Wiemers. Op 21 augustus 1980 schreef zij aan de Duifgroep
een brief over haar bevindingen en stuurde daarmee als bijlage
een artikel van Ton Wiemers uit het tijdschrift Geestelijk Leven.
In dit artikel schets Ton Wiemers zeer boeiende verschijnselen
die zich voordeden bij het ontstaan van de Duif als katholieke
basisgemeente.
Kenmerkend voor de Duif is dat ze geen gewone basisgemeente is,
ontstaan vanuit een gedeelde basisfilosofie, maar dat het ontstaan
gelegen is in het protest tegen een autoritair kerkelijk besluit.
Dat protest loopt voor sommigen parallel met de kerkelijke autoriteit
van de r.k. kerk in het algemeen en de stagnatie van de invoering
van het Tweede Vaticaans concilie in het bijzonder. In zijn protest
tegen de autoritaire katholieke kerk groeide De Duif uit tot een
kerk die protesteert en betrokken is bij wat er fout gaat in de
maatschappij. Daarmee ging ze mee met de golf van maatschappelijke
betrokkenheid eind jaren 70 en begin jaren 80. Voor sommigen ging
dat weer te ver. Een kerk is geen actiegroep of politieke partij!
Ten slotte signaleert Wiemers nog iets als het vrijelijk ontstaan
van religie. Hij associeert religie vooral met dogmatisme, een
stelsel van kerkelijke regels en gebruiken. Hij waarschuwt tegen
het vervreemdend effect ervan en doet een appèl om de oorspronkelijke
boodschap van Jezus levend te houden. Daarmee rechtvaardigt Wiemers
ook het feit dat er zoveel kritiek wordt geuit, met name op de
traditionele katholieke kerk.
Mimi Christiaans - "
Mijn
gesprek met Ton Wiemers was erg ontmoedigend, zowel voor De Duif
als voor mij privé.
Ton heeft zo ongelofelijk veel wantrouwen in veel mensen van De
Duif, met name het koor, dat meefunctioneren voor hem niet mogelijk
is op een manier die wij voor ogen hebben.
Hij wil alleen weer functioneren in De Duif als er aan verschillende
voorwaarden wordt voldaan, o.a.
Absolute ondergeschiktheid van het koor aan de liturgie. Dat wil
zeggen slechts af en toe Latijn of Engels zingen, maar merendeels
4-stemmige ondersteuning van Nederlandse volkszang.
Een duidelijk beleid dat geen concessies doet aan oude parochianen
en aan alle mensen (jong of oud) die zich niet willen verdiepen
in geloofszaken vertaald naar de huidige maatschappij. In andere
woorden: de mensen van zijn Duif moeten allemaal minstens Hervormd
Nederland en De Bazuin lezen.
Ton is op het ogenblik de mening toegedaan dat De Duif zoals het
nu gaat, een zekere dood tegemoet gaat. Niet het gebouw, maar
de kerkgemeenschap, wel te verstaan.
Ton vindt het niet nodig zijn wensen op papier te zetten, maar
gaf een artikel (uit Geestelijk Leven, red.) van zijn hand mee
voor ieder van jullie. Daaruit blijkt zijn visie. Het spreekt
voor zichzelf, zei hij
"
Uit het tijdschrift 'Geestelijk
Leven', begin 1980
Ton Wiemers - Dat
een tijdschrift voor geestelijk leven een speciale aandacht wil
wijden aan de basisbeweging ligt voor de hand. Dat men daarbij
als voorbeeld 'De Duif' kiest doet dat minder. Deze gemeenschap
in de Amsterdamse binnenstad is maar ten dele een echte basisgemeente
te noemen en het is als zodanig nu ook niet bepaald zo'n daverend
succes. Er is daar bij tijd en wijle wel veel leven gemaakt maar
is dat nu wel allemaal geestelijk leven? Een zekere faam die deze
kerk de laatste jaren heeft verworven is meer te danken aan wat
er door verschillende actiegroepen in dit kerkgebouw is verricht
dan doordat er zich opmerkelijke ontwikkelingen hebben voorgedaan
binnen deze gemeenschap.
Maar misschien is juist daarom
de keuze toch wel goed. Want menige kritische basisgroep in Nederland
geniet terecht een grote faam door de grote uitstraling die ervan
uitgaat, een uitstraling die veelal terug te voeren is op bijzondere
charismatische gaven van voorgangers en grote kunstzinnige kwaliteiten
van hen of van andere leden van de groep. Hoezeer men daar ook
in bewondering naar opziet en in dankbaarheid ervan gebruik maakt,
het kan een verkeerd beeld geven van wat een basisgemeente of
een zogenaamd kritische gemeente nu eigenlijk is. Want in wezen
zegt deze naam alleen maar iets over het ontstaan ervan. Volgens
de traditie immers bestaat de Kerk uit bisdommen en parochies
en zij ontstaan formeel door de oprichting respectievelijk door
de paus en bisschop. In de reformatorische kerken gebruikt men
andere namen maar in wezen is er geen verschil. Een kerkelijke
gemeente dankt zijn ontstaan aan een bestuurshandeling van de
kerkelijke overheid. Een basisgemeente nu is er een, waarbij dat
niet het geval is, die is dus ontstaan niet van bovenaf maar vanuit
de basis, spontaan van onderop. De aanleiding tot dat ontstaan
is dikwijls reeds lang bestaande of plotseling oplaaiende kritiek
op een bepaalde ontwikkeling of gebeurtenis in de Kerk, vandaar
de naam kritische gemeente.
Die aanleiding was bij De Duif het besluit van de bisschop in
1973 om de parochie op te heffen en het kerkgebouw te sluiten
en voor sloop te verkopen. Toen op de eerste zondag van 1974 de
sluiting een feit was geworden, besloot een groep de kerk te 'kraken'
en de eredienst voort te zetten. Met enige goede wil kan gezegd
worden dat De Duif op dat moment een basisgemeente was geworden.
Geen glorieus begin maar een daad van verzet tegen en ongehoorzaamheid
aan de bisschop, geboren uit boosheid en oprechte verontwaardiging.
De meeste basisgroepen en kritische gemeenten zijn ontstaan op basis van een heel duidelijk program, dat ervaren werd als praktische beleving van de evangelische boodschap. De aanleiding is dikwijls het protest tegen een toevallig gebeuren. Bij De Duif was het alleen het laatste en daarom gaf ik al aan, dat De Duif eigenlijk maar een zwak voorbeeld is van een basisgemeente. De parochianen van De Duif vormden op dat moment bepaald geen hechte groep met een eigen signatuur, laat staan dat ze links zouden zijn. Er was niets van politiek in het spel, alleen maar het gezamenlijk verzet tegen een maatregel die allen in hun ziel raakte. Men wilde dan ook niet meer, dan dat alles op de oude voet zou verder gaan en toen een priester zich bereid verklaarde in de actie mee te gaan, verwachtte men ook niet anders dan dat alles zou blijven bij het oude.
Echter, er was iets gebeurd. Men had zich met zijn allen verzet tegen de bisschop, iets wat in het hart van een katholiek niet opkwam. Gelovigen zijn gezagsgetrouwe lieden, zij zijn tegen opstand en noemen zich dan ook graag anti-revolutionair. Maar nu bemerkten de trouwe parochianen van De Duif tot hun eigen schrik dat ze best tot opstand in staat waren en dat nog wel uit liefde voor hun kerk. En de beste leermeester is toch altijd de eigen ervaring. Van nu af aan werd er met andere oren geluisterd naar de prediking. Verhalen over verzet tegen onderdrukking kregen ineens een andere achtergrond want ze resoneerden nu tegen een klankbord van eigen ervaring. Men had aan den lijve ondervonden, dat een kerk en een bisschop die men tot voor kort tegen iedere aanval vurig zou hebben verdedigd, zelf dingen deden die hun grote woede en verzet hadden opgewekt. Er groeide begrip en meegevoel voor' slachtoffers van regimes waar men wel sympathie voor had. De eigen kerk bleek onderdrukkend bezig te kunnen zijn en verzet tegen je bisschop bleek te kunnen opborrelen uit je eigen heiligste gevoelens. Een heel vreemde ervaring voor een trouw kerklid!
Het was deze ervaring die in De
Duif de weg baande voor een meer maatschappij-betrokken prediking.
Weliswaar met moeite, want een deel van de parochianen vergat
al gauw hun revolutionaire houding van 1973 en verviel weer in
het droomleven van het rijke roomse verleden.
Maar bij een deel bleef het appèl op hun 'opstanding' mogelijk
en dat deel evolueerde verder. Zij kregen oog voor de rechtvaardige
strijd van anderen voor een menselijke wereld als eis van het
evangelie. Men vond het goed dat de kerk werd opengesteld voor
politieke acties en voor manifestaties van politieke vluchtelingen.
En ook binnenkerkelijk kwam er een verzet op gang tegen de hinderpalen
die een verdere oecumenisering in de weg staan. Want het eenmaal
gepleegde verzet tegen de bisschoppelijke maatregelen had zijn
consequenties voor een nieuw kerkelijk denken. De Duif had nu
een democratisch gekozen bestuur. De priester werd een gewoon
lid van de actiegroep zonder speciale rechtsmacht of bestuursbevoegdheid.
Er kwam een reflectie op gang over het ambt in de kerk. Was die
priester nou nodig voor het uitspreken van die instellingswoorden
of vanwege zijn theologische vorming? Als gewijd priester ontleende
hij zijn gezag weliswaar aan een wijding door de bisschop, maar
zijn optreden en prediking verrichtte hij toch eigenlijk op gezag
van het bestuur. De Duif wilde een oecumenische kerk zijn waar
ook een reformatorisch theoloog kon voorgaan. Waarom dan ook niet
in de eucharistie? Als we onze reformatorische broeders erkennen
als medechristenen, zijn we dan eerlijk als wij hun doopsel wel,
maar hun avondmaal niet erkennen? En is het eigenlijk wel de moeite
waard ons daarover zo het hoofd te breken? Zijn er geen belangrijker
dingen aan de gang in de wereld dan deze binnenkerkelijke vragen?
Het proces dat eenmaal op gang was gekomen bleek onomkeerbaar.
Gevormd in een eeuwenoude onaantastbaar geachte traditie had De
Duif een keer gekozen voor haar eigen gevoel van boosheid. Deze
keuze voor de emotie bleek onverwachte gevolgen te hebben. Weliswaar
verwachtte men nog wel dat het geloof een bron van troost en opbeuring
zou zijn, maar dat het tevens een opdracht inhield werd steeds
overheersender. Weliswaar was het geloof een hoogst individuele
aangelegenheid, maar de sociale kant werd steeds duidelijker.
Weliswaar was het een zaak van kerk-zijn, maar dat het veel had
te maken met je staan in de wereld werd steeds meer onontkoombaar.
Uit het bovenstaande zal hopelijk
voor elke lezer duidelijk worden dat De Duif bepaald niet mag
figureren als toonbeeld van een basisgroep. Daarvoor is haar ontstaan
te toevallig en haar samenstelling te heterogeen. Wel is de ontwikkeling
binnen De Duif een goede afspiegeling van wat er in ons land op
kerkelijk gebied gaande is. Het is moeilijk en eigenlijk ook niet
juist, dit onder één noemer te vangen. Voor mij
persoonlijk is er echter één ding heel duidelijk
geworden, namelijk dat het evangelie niet tot taak heeft de behoefte
aan religie te bevredigen. Het is daar eerder een kritiek op.
Vroeger was de keuze voor of tegen de kerk een religieuze keuze.
De religieuze naturen kozen voor de kerk en wie niet naar de kerk
ging was niet religieus. Een keuze dus op grond van karakter en
aanleg. De keuze voor katholiek of protestant werd helemaal niet
gemaakt. Dat was door geboorte bepaald. Men werd geboren in een
protestants of katholiek gezin en dat maakte voor het leven uit
wat men 'van huis uit' was. Of men zich daar veel of weinig aan
gelegen liet liggen, hing af van de persoonlijke behoefte aan
religie, een vrij willekeurige, aangeboren factor. Want wat is
religie? Gevoeligheid voor de schoonheid van riten en symbolen,
van mooie kerkgebouwen en gewijde muziek, erkenning van het belang
van ingetogenheid en bezinning, ascese en gebed. Ik geloof dat
religie een natuurlijk gegeven is dat onuitroeibaar is, maar op
zich ook geen morele waarde in zich bergt. Religie is een soort
'natuurlijke aanleg' die de een meer heeft dan de ander. Het is
zoiets als sexualiteit, het kan van grote waarde zijn en een bron
zijn van veel geluk en veel energie, maar ook misbruikt worden
en tot ondergang voeren. Religie kan ook gevaarlijk zijn. Het
kan leiden tot verafgoding en fanatisme. Het fascisme heeft religieuze
wortels en er is oneindig veel leed veroorzaakt in naam van een
religie.
De tragedie van het christendom is, dat het een religie is geworden, een van de vele. Terwijl het in feite een religiekritiek is. Jezus, zelf een religieus mens, heeft het gevaar doorzien. Hij heeft de religie gerelativeerd en de mens centraal geplaatst. 'De sabbath is er voor de mens en niet de mens voor de sabbath'. De kerk, als instrument van de evangelische boodschap, zou dus alle mensen moeten verenigen die deze boodschap verstaan, de boodschap van kritiek op de religie. Helaas recruteert de kerk al eeuwen lang juist haar aanhangers uit de religieus meest begaafden, de typisch religieuze naturen. Geen wonder dat men de kerk 'rechts' vindt; zij moet dat zijn, want religieuze naturen neigen tot eerbied voor gezag, tot eerbied voor eerbiedwaardige overleveringen, tot oude tradities en feodale stijl. Daar is niets op tegen en het kan van goede smaak getuigen en wellicht van een zorgvuldige opvoeding, maar met christendom heeft het helemaal niets te maken. Wat ook weer niet wil zeggen, dat religieuze naturen geen goede christenen kunnen zijn, dat kunnen ze natuurlijk uitstekend als ze maar niet in de verleiding komen hun religieuze natuur als het resultaat van de Geest Gods te verkopen.
De Duif als kerkgebouw is een sympathieke aanfluiting van de geest van Jezus. Het is de oudste RK kerk van Amsterdam, een pompeus barok monument van rooms triomfalisme maar tevens het geestelijk tehuis van een groep die er zijn oorsprong in erkent en deze niet wenst te verloochenen. Daarom is in De Duif alles mogelijk, ook openlijke kritiek op een mentaliteit die een dergelijk monument baarde. Daarom ook gebeurt er van alles in De Duif. Er heerst in die kerk soms erg veel leven. Veel geschreeuw soms en veel kritiek, een leven als een oordeel. Geestelijk leven dus.
De Duiven zijn een pragmatisch volkje. Het streven om ook leken volledig geaccepteerd in het ambt te laten voorgaan bleek een zaak die veel geduld zou eisen. De status quo die in de jaren zeventig was gevormd voldeed immers prima. Extra inspanningen en je verdiepen in een onzekere en vooral ook uit geloofsoogpunt moeilijke kwestie die zeker zou leiden tot commotie ga je liever uit de weg. Overigens een zeer menselijke instelling
Eerder werd in deze uitgave al beschreven hoe eind '79, begin
'80 voorgangerschap en eucharistieviering onderwerp waren van
heftige discussie. Na het vertrek van Wiemers werd een van de
Duiven, Guus Ackema bereid gevonden als leek in de vieringen voor
te gaan. Tot januari 1981 was Ackema de enige lekenvoorganger.
In diezelfde maand sprak Ans Visser haar eerste overweging uit.
Kort daarop volgde de eerste voorgangersverkiezing. Kandidaten
kwamen naar voren uit de eigen Duifkring. Criteria waren voor
die eerste lekenvoorgangers nog nauwelijks vastgesteld. Men kende
elkaar en wist wie te goeder naam en faam bekend stond. Overwegingen,
toespraken, preken in die vieringen werden aarzelend, maar met
toenemend zelfvertrouwen door leden uit de geloofsgemeenschap
zelf uitgesproken. De meesten van hen hadden sterke belangstelling
voor de bijbelse verhalen maar waren niet theologisch onderlegd.
Er volgde een spannende zoek- en ontdekkingstocht door de Schriften.
Steeds weer leidde die tot nieuwe gezichtspunten en inzichten.
Vaak ook werden gastvoorgangers uitgenodigd. Aanvankelijk leidden
die de gehele viering. Gaandeweg ontstond het inzicht, vooral
ingegeven door de praktijk van de afwijkende en aangepaste vorm
en volgorde van de dienst, dat de gekozen Duif-voorganger de viering
diende te leiden. De gastvoorganger ging dan mee voor en nam tevens
de overweging voor zijn rekening. Gastvoorganger en gekozen voorganger
werden als gelijkwaardig aan elkaar gezien. Op 11 maart en 15
april 1984 voerde men binnen De Duif in breder verband gesprekken
over ambt en eucharistie. Gekozen voorgangers in die vroege periode
waren onder meer Guus Ackema, Harris Brautgam, Jos Brink, Ton
van Hal, Henk Kemper, Ton Wiemers, Ans Visser, Ton Visser, Joop
Wijngaarden, Igna Zeef en Gerard Zondervan. De voorgangersverkiezing
vindt sinds de allereerste keer jaarlijks plaats op de laatste
zondag in januari.
Het duurde tot juni 1986 voordat Wiemers voor zichzelf en voor De Duif helderheid schiep en inging op de aard van de wekelijkse vieringen. Tot dan toe bleef de Duifgroep voor zijn zondagsviering nog steeds, in zekere zin, vasthouden aan de eucharistieviering. In die vieringen werden na het uitspreken van een tafelgebed, ook door lekenvoorgangers, nog altijd geconsacreerde hosties uitgedeeld. De Duifgemeenschap wrong zich in tal van bochten om daaraan te komen. Hoe nu dient dit geïnterpreteerd te worden? Je zou kunnen zeggen dat er nog steeds waarde werd gehecht aan de consacrering van het brood. Waarom? Was de Geest onder de toenmalige Duiven nog onvoldoende aanwezig? Was er een groep meer conservatieve Duiven bijzonder gesteld op een traditionele vorm? Was men bang voor enorme kerkelijke rellen? Opmerkelijk blijft, dat het lang geduurd heeft voordat men het eens was over het niet langer consacreren van het brood. Talloze basisgroepen hadden dit probleem al jaren eerder opgelost.
Gewijd brood
Om als 'afvallige parochie'
aan hosties te komen was een moeilijke kwestie. De Duif werd door
het klooster dat de hosties produceert niet als klant geaccepteerd.
Dit werd omzeild door een lid van de Duifgroep die in het dagelijks
leven congiërge was bij een r.k.school. Een van zijn taken
als congiërge was tijdig hosties te bestellen voor de schoolkapel.
Telkens wanneer hij een bestelling deed, verhoogde hij die met
een bepaald aantal, waardoor de Duifgroep weer voor een zekere
tijd voorzien was van dit speciale brood.
Christien Wartena - Een
ander probleem was de wijding zelf, het consacreren van de hosties.
De lekenvoorgangers waren immers niet bij machte het brood officieel
te wijden. Om toch ook tijdens vieringen waarbij een leek voorging
gewijde hosties te kunnen uitdelen was bedacht om telkens wanneer
een priester in De Duif voorging een extra groot aantal hosties
op de altaartafel neer te zetten tijdens de eucharistie en deze
te laten wijden. Op een gegeven moment was de voorraad geconsacreerde
hosties verdwenen. De viering van de komende zondag liep daardoor
gevaar. Tijdens de liturgievergadering op maandagavond werd de
kwestie besproken. Christien bood aan een oplossing te zoeken
en toog met een bus nog niet gewijde hosties onder de arm naar
de naburige Papegaaikerk. Zij zou een van de priesters vragen
de zegenbede over het brood uit te spreken. De uitkomst was erg
onzeker, want zo er al sprake was van onderling contact tussen
de twee gemeenschappen, dan was dit zeer oppervlakkig. Op meegaandheid
van de geestelijken en begrip voor de situatie kon nauwelijks
worden gerekend.
Christien was net op weg toen zij een andere Duif, Pierre Mensing,
tegen het lijf liep. "Wat doe jij hier op dit tijdstip?"
vroeg hij, waarop Christien hem uit de doeken deed wat ze van
plan was. "Geen sprake van", zei Pierre, "ik weet
iets beters," en nam de bus van Christien over. Pierre beschikte
over goede contacten binnen het studentenpastoraat. Hij wandelde
met de Duif-hosties naar pater Van Kilsdonk. Van Kilsdonk had
een zwak voor de Duifgemeenschap. In een speciale viering die
week waarbij drie Duiven aanwezig waren sprak Van Kilsdonk de
zegenbede over de hosties uit. Voor die komende zondag was de
dienst gered.
Pas later kwam de reden van de verdwijning boven tafel. In een
liturgievergadering was besloten om in plaats van hosties voortaan
matzes uit te delen. Dit was bedoeld om nog duidelijker onderscheid
te maken tussen eucharistie en viering van woord en tafel. Het
voorstel moest eerst nog door de Algemene Vergadering worden goedgekeurd.
Maar Wiemers was met de van hem bekende voortvarendheid te werk
gegaan en had, vooruitlopend op de beslissing van de AV, alvast
alle resterende gewijde hosties uit De Duif meegenomen.
-------------
Op zondag 22 juni vertelt Wiemers in zijn overweging dat er
twee zaken waren die hem aanleiding gaven in te gaan op de wekelijkse
vieringen. De eerste was een discussie in de algemene vergadering
van anderhalve week daarvoor, op 11 juni. De andere het krantenbericht
over de sancties van kardinaal Simonis tegen Ton Baeten, abt van
het klooster Berne in Heeswijk. Baeten was samen met een pastoraal
werkster voorgegaan in de slotviering van de grote 8 mei-manifestatie
in Den Bosch en had daarbij een tafelgebed gebruikt dat niet officieel
door de Kerk was goedgekeurd. Bij deze viering waren een aantal
Duiven aanwezig en het tafelgebed werd in De Duif ook geregeld
in de viering gebruikt. Wiemers conclusie hierover: wat door tienduizend
aanwezigen werd beleefd als een inspirerend gelovig samenzijn
wordt door de kardinaal beloond met een strafmaatregel.
In de AV van 11 juni was diepgaand gediscussieerd over de vorm
van de vieringen in De Duif. Wiemers stelde vast dat steeds duidelijker
een verschuiving is opgetreden in datgene wat katholieken geloven
ten aanzien van hun zondagsvieringen. 'Waar we het allemaal over
eens zijn is,' aldus Wiemers, 'dat er in onze vieringen een eenheid
wordt beleefd met onze Heer Jezus Christus en met elkaar als christenen.
Wij geloven allemaal dat Jezus is verrezen en voortleeft in zijn
Kerk. Wij geloven ook, dat Hij op speciale wijze onder ons aanwezig
is in onze vieringen. Dat hebben wij gemeen met alle christenen
van alle tijden. Maar over de wijze van deze aanwezigheid van
de Heer zijn de meningen blijkbaar wel eens verschillend.
Echt en mystiek lichaam
Wiemers memoreert Jezus' woorden bij het laatste avondmaal: 'Dit
brood is mijn lichaam en deze wijn is mijn bloed, hierdoor geef
ik mij aan jullie', en stelt vast: een aanwezigheid via brood
en wijn. Wiemers vervolgt: 'Hij heeft óók gezegd:
waar twee of drie in mijn naam bij elkaar zijn ben ik in hun midden'
en concludeert: een aanwezigheid dus via de broederlijke en zusterlijke
eenheid.
'Hij heeft óók gezegd: wie u hoort, hoort mij'.
Wiemers trekt de conclusie: een luisterende aanwezigheid dus.
'Oók heeft Hij gezegd: wat gij aan een van deze minsten
der mijnen hebt gedaan, hebt gij aan mij gedaan'. Conclusie van
Wiemers: een aanwezigheid via de praktijk van menselijke solidariteit.
'Er zijn dus veel manieren', zo betoogt Wiemers die zondag,
'waarop de Heer onder ons aanwezig is en de ene manier kan niet
zonder de andere. In de loop der eeuwen is dat op verschillende
wijzen beleefd en theologisch doordacht. Oorspronkelijk sprak
men over de Kerk als het echte lichaam van de Heer, want daarin
leefde Hij voort en over de eucharistie als het mystieke lichaam
van de Heer, want in het eucharistisch brood was Hij op een geheimzinnige,
wonderbaarlijke wijze aanwezig. Langzamerhand werd dit woordgebruik
omgedraaid en werd gesproken over de Heilige Hostie als het ware
lichaam van de Heer en werd de Kerk het mystieke lichaam des Heren
genoemd. Daardoor werd alle aandacht getrokken naar de eucharistie,
alsof dat de enige plek was waar wij echt contact hadden met Jezus.
De Heilige Hostie werd een apart voorwerp van devotie, werd uitgestald
ter aanbidding en in processie rondgedragen.
Wiemers stelt in zijn overweging vast dat wij nu in onze tijd
beleven, dat een terugkeer heeft plaatsgevonden naar het oorspronkelijke
denken. Wij zijn de aanwezigheid van de Heer in de kerkgemeenschap
weer belangrijker gaan vinden dan het vinden van de Heer in het
persoonlijk individueel contact met het eucharistisch brood. 'Een
verandering die we alleen maar kunnen toejuichen,' aldus Wiemers,
'want christelijk geloof is geen individuele aangelegenheid, maar
een gemeenschappelijke beleving van onze eenheid en liefde in
de Heer.'
Boodschap van ontvoogding,
bevrijding, gelijkheid
en trouw aan jezelf
Maar Wiemers heeft meer pijlen op zijn boog: 'Er is ook nog iets
anders aan de hand. Als gelovige christenen zijn wij er ons de
laatste tijd steeds meer van bewust geworden, dat het evangelie
een boodschap is van ontvoogding en bevrijding, dat Jezus een
Kerk wil van gelijkheid van alle mensen, dat alleen God onze Vader
is en dat er geen onderscheid mag bestaan tussen vrouw en man,
zwarte en blanke, arm en rijk, leek en priester. Wat er in onze
gemeenschap de laatste jaren is gegroeid aan eenheid, ervaren
wij als een eis van het evangelie en al willen wij graag trouw
blijven aan de kerkelijke traditie, wij wensen ook trouw te blijven
aan onszelf en aan wat wij als eerlijke consequentie van ons democratisch
denken hebben leren ervaren, als een verworvenheid die past in
ons gelovig en christelijk bewustzijn. De vrijheid die wij hier
in De Duif beleven om onze eigen voorgangers te kiezen en zelf
onze dienst uit te maken willen wij niet kwijt, want die past
helemaal in onze keus om op onze eigen manier in deze tijd en
in deze stad christen en katholiek te zijn.
Wiemers maakt in zijn overweging een aantal praktische gevolgtrekkingen.
'Wij zijn hier in De Duif de laatste tijd bezig met het experimenteren
met verschillende vormen van vieringen. Op onze laatste algemene
vergadering bleek zonneklaar, dat wonderlijk genoeg bijna niemand
meer tilt aan de sacramentele consecratie van het brood, eertijds
zo belangrijk in het katholieke denken. Het al of niet gebruiken
van geconsacreerde hosties zegt bijna niemand meer iets. Vroeger
zou dat wijzen op gebrek aan geloof, nu is het een bewijs dat
onder de gelovigen, die toch prijs stellen op de aanwezigheid
van de Heer, de emotionele beleving van deze eenheid met Christus
zich verlegd heeft. De Duifgemeenschap zoekt de aanwezigheid van
de Heer niet meer zozeer in de sacramentele aanwezigheid van het
eucharistisch brood, maar meer in de levende aanwezigheid in zijn
gemeenschap (waar twee of drie in mijn naam verenigd zijn) of
de actieve aanwezigheid in de menselijke solidariteit. De levende
aanwezigheid van onze Heer in zijn levende Kerk. Wij gaan dus
als het ware terug naar de beleving van de eerste christenen en
maken ons er niet zo druk over hoe Hij aanwezig is onder ons,
als Hij er maar is. Alle theologische bespiegelingen uit de loop
van de eeuwen wijzen wij niet af, maar wij hebben er in onze tijd
die zo anders is niet meer zoveel behoefte aan.
Geen officiële eucharistie-vieringen
meer
'Uit het conflict met abt Baeten kunnen wij leren', zo vervolgt
Wiemers, 'dat de officiële eucharistieviering van de Kerk
geen afwijkingen toelaat. De bisschoppen hebben het recht de regels
hiervan te bepalen. In De Duif hebben wij gekozen voor zogenaamde
lekendiensten en moeten daar dan ook de consequent in zijn. Daarom
stel ik dan ook voor om hier in het vervolg, priester of niet,
geen officiële eucharistieviering meer te doen, maar gewoon
een Duifdienst van woord en tafel. Ik zal vandaag dan ook niet
consacreren, zoals dat heet, maar net als de andere voorgangers
doen wat we in het evangelie lezen. We handelen dan als in de
eerste eeuwen, toen al die bespiegelingen over het misoffer ook
nog niet bestonden. Gezamenlijk vieren wij onze geloofsgemeenschap
en hoe ieder dat voor zich wil invullen wordt aan ieders vrijheid
overgelaten. Misschien vindt iemand dat een verarming, maar uit
die verarming groeit wellicht een nieuwe verrijking. Mijn bedoeling
hiermee is te komen tot een meer heldere eenheid in het gezamenlijk
bouwen aan een hechte geloofsgemeenschap, waarin iedereen van
De Duif zich kan vinden en zich naar hartelust en overtuiging
kan ontplooien.
Er waren destijds nog altijd mensen die een onderscheid maakten
tussen voorgaan door een priester of een leek. Omdat zulks in
strijd was met het duidelijk ingenomen standpunt van de Algemene
Vergadering, stelde Wiemers in deze preek twee dingen voor:
- Al ben ik priester en kàn ik consacreren, ik doe dat
niet meer, neem er afstand van en ga voor als de andere gekozen
voorgangers.
- Ik stel voor om niet meer te spreken over eucharistieviering,
maar over 'dienst van woord en tafel'. Dat als erkenning van het
recht van de r.k. kerk om aan de officiële viering van de
eucharistie voorwaarden te verbinden.
Het hoeft geen betoog dat over Wiemers ideeën uitgebreid gesproken werd. Feit is wel dat ze in relatief korte tijd ingang vonden in De Duif. De tijd was aangebroken voor de leken om de taak van het ambt in de eigen gemeenschap in volle omvang over te nemen.