Bijdrage Cees Blaauw, viering 18 juli 2004
 
 

Voorganger: Cees Blaauw (foto)

Lector: roel Hamming
Tweede viering in de zomerserie met als thema: Mensen, die grenzen verleggen.

 
         
 

Lezingen:

Job 1, 1-5; Job 30, 16-23

Lohannes 9; 1-3

         
         
 

Overweging

Het boek Job zou je kunnen lezen als een sprookje.
Het zou kunnen beginnen met: Er was eens een man die leefde in de plaats Us en hij heette Job. En als je dan in plaats van de satan, de boze heks in het verhaal laat spelen, dan is het sprookje compleet en het sprookje zou kunnen eindigen met: En Job leefde nog lang en gelukkig.

Raar eigenlijk dat je door een paar woorden te veranderen, van een bijbel boek een sprookje kunt maken. U en ik weten dat sprookjes niet bestaan en dus moeten wij het boek Job met andere ogen gaan lezen.

Ik neem direct aan, dat er in de dagen dat Job leefde, dat is circa 200 jaar voor Christus, er best een paar rechtvaardige en gelovige mensen hebben geleefd, net zo goed als zij heden ten dage leven, maar je zult ze moeten zoeken met een lantaarntje.

Maar waarom nu juist Job, of wat je ook wel hoort waarom ik? Job klaagt niet en vraagt zich niet af waarom ik? Hij aanvaart zijn tegenslagen en rampspoeden met de woorden: De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de Naam des Heren zij geprezen.

Kunnen wij op deze wijze tegenslagen opvangen? Menigeen van ons zou in opstand komen bij deze rampen en God ter verantwoording roepen. Wat houdt Job dan op de been?
Het is zijn onvoorwaardelijk geloof in de Eeuwige. Natuurlijk vindt Job het geen pretje om zo bezocht te worden, maar hij is er van overtuigd dat God niet straft om de zonden die hij zou hebben begaan, nog om de zonden van zijn ouders of voorouders. God is wel streng en rechtvaardig, maar niet wraakzuchtig. De weinige vrienden die Job over heeft gehouden proberen Job het aan zijn verstand te brengen, dat het zijn eigen schuld is, of de schuld van zijn ouders of van zijn voorouders.

Job blijft volhouden dat God niet straft voor iets dat hij niet heeft gedaan, of wat zijn ouders of voorouders fout hebben gedaan. Maar tenslotte bezwijkt Job in zoverre, dat hij bij de Eeuwige zijn beklag in dient, want waarom hij, die toch altijd Gods geboden heeft onderhouden, waarom wordt hij zo bezocht? Dan spreekt de Eeuwige tot Job en zegt: Wie ben je wel, dat je Mij aanklaagt? Waar was je toen ik de hemel en aarde schiep?

Maar tenslotte krijgt God medelijden met Job, te meer om dat Job niet bezwijkt onder de plagen, maar de Eeuwige trouw blijft. De satan krijgt bevel Job verder met rust te laten en te verdwijnen met al zijn pesterijen. Job wordt dan hersteld en wordt weer een man van aanzien.

En daar is nog de evangelie lezing van vandaag. Eigenlijk wordt daar het zelfde thema behandeld. Is de blind geborende nu blind geboren voor de zonden die hij toen nog niet had begaan of waren zijn ouders of voorouders hier debet aan? Jezus veegt deze vooroordelen van tafel. Niks eigen schuld of van de familie; het is God die verheerlijkt moet worden. En daarom geneest Jezus deze mens, maar legt hem tevens een zwijgplicht op om het door te vertellen.

Het is verbazend dat de leerlingen van Jezus nog in vooroordelen geloven, zij moesten toch beter weten, want zij gaan al zolang met Jezus om, dat zij kunnen, ja moeten weten, dat de Eeuwige zo niet oordeelt.

En wij, hebben wij nog vooroordelen? Staan wij niet gauw klaar met een oordeel?
Die man of die vrouw die verslaafd is aan drugs, dat is eigen schuld, hadden zij daar maar niet aan moeten beginnen. Die zwerver die daar gaat dat is ook eigen schuld, had hij maar van de drank moeten afblijven. Hoe weten wij dat; zijn wij er bij geweest toen men aan drank of drugs begon? Weten wij de reden van dit, voor ons, afwijkende gedrag? Nee dat weten wij niet, maar staan wel gauw met ons oordeel klaar. Denkt u nu echt dat de Eeuwige zich met dit soort zaken bemoeit? Nee, het is de samenleving die dit soort wantoestanden doet ontstaan, dus is het aan de samenleving dit soort misstanden te doen oplossen.

In deze zomermaanden hebben wij voorgangers gekozen voor het thema grenzen verleggen.
In het verhaal van Job zien wij aan zijn vrienden hoe het niet moet. Deze z.g. vrienden stonden erbij, keken ernaar en probeerden Job nog eens fijn onder de neus te wrijven, dat het zijn eigen schuld wel zou zijn. Deze mensen hadden beter de wonden en zweren van Job kunnen reinigen en verbinden en Job een menswaardiger onderdak kunnen bezorgen en Job niet op de mestvaalt laten zitten.

Nu behoeven wij straks na de dienst niet hard hollend de straat op te gaan om te kijken of er ergens iemand is die geholpen moet worden. Maar als er zo een iemand onze weg kruist, steun deze mens dan zover dat in je vermogen ligt; ga er niet achteloos aan voorbij, want wie weet is deze mens ook een soort Job.

Grenzen verleggen is verantwoording durven nemen voor wat je doet. Grenzen verleggen is over je eigen schutting te durven kijken of er ergens hulp nodig is. En als je het dan niet alleen afkan, zoek dan hulp, of sluit je aan bij diegenen die hetzelfde zoeken. Je hoeft niet bang te zijn dat je zult vallen, want je doet dingen die de Eeuwige welgevallig zijn en dus laat Hij jou niet in de steek.

In het begin zei ik dat het boek Job gelezen zou kunnen worden als een sprookje, vandaar het thema: fantasie of werkelijkheid. Nu aan het eind van deze overweging kunnen wij zeggen: het klinkt als een sprookje, maar het is werkelijkheid.

Job wordt hier als voorbeeld gesteld als iemand die ondanks alle tegenslagen trouw blijft aan zijn God. Dat is een les waarvan wij wat kunnen leren. Als wij deze levensles tot de onze kunnen maken, dan geldt ook voor ons de zin waarmee elk sprookje eindigt: en zij leefden nog lang en gelukkig.

       
       
 

| Archief/Bijdragen | Archief 2003 | Cees' "Hoofdpagina" | Gastvoorgangers |

 
 

RG 2004-07-25 | © copyright 'De Duif', Amsterdam | deduif@xs4all.nl